18 Daarom, dit zegt Jehovah over koning Jo̱jakim+ van Juda, de zoon van Josi̱a:
“Ze zullen niet over hem rouwen en zeggen:
‘Ach, mijn broeder! Ach, mijn zuster!’
Ze zullen niet over hem rouwen en zeggen:
‘Ach, meester! Ach, zijn majesteit!’
19 Met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden,+
weggesleept en weggegooid,
buiten de poorten van Jeruzalem.”+