14 Jehovah zei toen tegen me: ‘De profeten profeteren leugens in mijn naam.+ Ik heb ze niet gestuurd, ik heb ze niets opgedragen en ik heb niet tegen ze gesproken.+ Ze profeteren tot jullie een leugenvisioen, een zinloze voorspelling en bedrog uit hun eigen hart.+
15 De profeet Jeremia zei toen tegen de profeet Hana̱nja:+ ‘Luister alsjeblieft, Hana̱nja! Jehovah heeft je niet gestuurd, maar jij hebt dit volk in een leugen laten geloven.+
8 Want dit zegt Jehovah van de legermachten, de God van Israël: ‘Laat je niet misleiden door de profeten en de waarzeggers bij jullie+ en luister niet naar de dromen die ze dromen. 9 Want “ze profeteren leugens tot jullie in mijn naam. Ik heb ze niet gestuurd”,+ verklaart Jehovah.’”’
6 ‘Ze hebben bedrieglijke visioenen gezien en leugens voorspeld. Ze zeggen: “Het woord van Jehovah is”, terwijl Jehovah zelf hen niet heeft gestuurd. En toch verwachten ze dat hun woord uitkomt.+