32 Jezus riep zijn discipelen bij zich en zei: ‘Ik heb medelijden met de menigte,+ want ze zijn nu al drie dagen bij me en ze hebben niets te eten. Ik wil ze niet met een lege maag* laten weggaan, anders houden ze het onderweg misschien niet vol.’+
34 Toen Jezus uitstapte, zag hij dus een grote menigte. Hij kreeg medelijden met ze,+ omdat ze als schapen zonder herder waren.+ En hij ging hun veel dingen leren.+
17 Daarom moest hij in elk opzicht aan zijn ‘broeders’ gelijk worden.+ Zo kon hij een barmhartige en trouwe hogepriester worden in de dienst voor God om een zoenoffer te brengen*+ voor de zonden van het volk.+