HANDELINGEN
Aantekeningen — Hoofdstuk 18
Korinthe: Een van de oudste en belangrijkste steden van het oude Griekenland. De oude stad lag zo’n 5 km ten ZW van de huidige stad. Dat Korinthe zo rijk en belangrijk was, kwam voornamelijk door de strategische ligging ervan op de landengte (istmus) die het vasteland van Griekenland verbindt met het zuidelijke schiereiland, de Peloponnesos. Korinthe beheerste niet alleen de noord-zuidhandelsroute over land maar ook de oost-westhandelsroute over de Middellandse Zee, aangezien het veiliger was om over de istmus te reizen dan rond Griekenland te varen. Achaje, zoals de Romeinen het deel van Griekenland noemden dat buiten Macedonië lag, werd tijdens de regering van Caesar Augustus een Romeinse senaatsprovincie en Korinthe werd de hoofdstad. (Zie aantekening bij Han 18:12.) Een groot aantal Joden had zich in Korinthe gevestigd en er een synagoge gesticht, die ook een aantal Griekse volgelingen had getrokken (Han 18:4). Dat er in het oude Korinthe Joden woonden, wordt bevestigd door de eerste-eeuwse schrijver Philo en door een Oudgriekse inscriptie op een marmeren bovendorpel die in de buurt van de poort naar de haven Lechaeum is gevonden. De inscriptie luidt ‘[Suna]goge Hebr[aion]’ en betekent ‘Synagoge van de Hebreeën’. Sommigen denken dat de dorpel uit de tijd van Paulus is, maar de meesten zijn van mening dat de dorpel later gedateerd moet worden. (Zie App. B13.)
Aquila: Deze getrouwe christen en zijn loyale vrouw Priskilla (ook Priska genoemd) worden ‘medewerkers’ van Paulus genoemd (Ro 16:3). Ze worden in totaal zes keer in de Griekse Geschriften genoemd (Han 18:18, 26; 1Kor 16:19; 2Ti 4:19) en ze worden elke keer samen vermeld. Priskilla is de verkleinvorm van de naam Priska. De kortere vorm van de naam komt voor in de geschriften van Paulus en de langere vorm in die van Lukas. Zo’n variatie was gebruikelijk bij Romeinse namen. Aquila en Priskilla waren in Korinthe gaan wonen nadat ze ergens in 49 of begin 50 uit Rome waren verbannen na het decreet van keizer Claudius tegen de Joden. Toen Paulus daar in de herfst van 50 aankwam, ging hij samen met dit echtpaar tenten maken, een ambacht dat ze alle drie beheersten. Aquila en Priskilla hebben Paulus ongetwijfeld geholpen de nieuwe gemeente daar op te bouwen. Aquila kwam uit Pontus, een regio in het noorden van Klein-Azië aan de Zwarte Zee. (Zie App. B13.)
tentenmaker: Het Griekse skenopoios wordt hier gebruikt voor het ambacht van Paulus, Aquila en Priskilla. Er bestaan verschillende ideeën over wat voor ambachtsman er precies mee wordt aangeduid (tentenmaker, tapijtwever of touwslager), maar meerdere geleerden zijn van mening dat het waarschijnlijk ‘tentenmaker’ betekent. Paulus kwam uit Tarsus in Cilicië, een omgeving die bekendstond om cilicium, een geitenharen stof waarvan tenten werden gemaakt (Han 21:39). In de eerste eeuw vonden de Joden het eervol als een jonge man een vak leerde, zelfs als hij ook hoger onderwijs zou krijgen. Waarschijnlijk heeft Paulus het vak dus in zijn jeugd geleerd. Het was geen makkelijk werk, want cilicium was stug en ruw en daarom was het snijden en naaien ervan zwaar werk.
hield hij een toespraak: Of ‘redeneerde hij met mensen’. Het Griekse werkwoord dialegomai is wel gedefinieerd als ‘debatteren’, ‘een gesprek voeren’. Het kan duiden op het houden van een educatieve lezing en ook op een interactie tussen mensen waarbij ideeën worden uitgewisseld. (Andere verzen waar hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt: Han 17:2, 17; 18:19; 19:8, 9; 20:7, 9.)
ging Paulus zich helemaal op het woord richten: Of ‘ging Paulus helemaal op in de prediking van het woord’. Deze uitdrukking wijst erop dat Paulus vanaf dit punt al zijn tijd besteedde aan de prediking.
schudde hij zijn kleren uit: Met dit gebaar gaf Paulus aan dat hij de verantwoordelijkheid afwees voor de Joden in Korinthe die weigerden de levensreddende boodschap over de Christus te aanvaarden. Paulus had zijn plicht gedaan en zou niet meer ter verantwoording worden geroepen voor hun leven. (Zie aantekening Laat jullie bloed op je eigen hoofd neerkomen bij dit vers.) Dit gebaar komt vaker in de Bijbel voor. Toen Nehemia de Joden toesprak die naar Jeruzalem waren teruggegaan, schudde hij de plooi van zijn gewaad uit om aan te geven dat iemand die zich niet aan een bepaalde belofte hield door God zou worden afgewezen (Ne 5:13). Paulus maakte in Pisidisch Antiochië een soortgelijk gebaar toen hij ‘het stof van zijn voeten afschudde’ tegen de inwoners van die stad die hem tegenstand boden. (Zie aantekeningen bij Han 13:51 en Lu 9:5.)
Laat jullie bloed op je eigen hoofd neerkomen: Paulus gebruikt deze uitdrukking om aan te geven dat hij niet verantwoordelijk is voor de gevolgen die de Joden zouden ondervinden als ze de boodschap over Jezus, de Messias, niet wilden aanvaarden. Vergelijkbare uitspraken in de Hebreeuwse Geschriften brengen de gedachte over dat iemand die een handelwijze volgt die de dood verdient, zelf verantwoordelijk is voor het verlies van zijn leven (Joz 2:19; 2Sa 1:16; 1Kon 2:37; Ez 33:2-4; zie aantekening bij Mt 27:25). Paulus voegt eraan toe: Ik ben rein, dat wil zeggen: ‘Ik ben onschuldig [mij treft geen blaam].’ (Zie aantekening bij Han 20:26.)
vertrok daarvandaan: Dat wil zeggen van de synagoge naar het huis van Titius Justus, waar Paulus verderging met prediken. Paulus bleef in het huis van Aquila en Priskilla wonen terwijl hij in Korinthe was, maar het huis van Justus werd blijkbaar het centrum vanwaaruit de apostel predikte (Han 18:3).
Titius Justus: Een gelovige in Korinthe die een aanbidder van God wordt genoemd, wat erop duidt dat hij een Joodse proseliet was. (Zie aantekeningen bij Han 13:43 en 16:14.)
proconsul: Een provinciebestuurder voor de Romeinse senaat. Hier wordt van Gallio gezegd dat hij proconsul was van de provincie Achaje. Lukas gebruikt hier terecht de term proconsul, want Achaje was van 27 v.Chr. tot 15 n.Chr. en opnieuw vanaf 44 n.Chr. een senaatsprovincie. (Zie aantekening bij Han 13:7.) Een inscriptie in Delphi waarin naar de proconsul Gallio wordt verwezen, laat zien dat Lukas’ verslag nauwkeurig is en helpt om vast te stellen in welke periode Gallio’s ambtstermijn was.
Achaje: In de Griekse Geschriften wordt met Achaje verwezen naar de Romeinse provincie in het zuiden van Griekenland waarvan de hoofdstad Korinthe was. Nadat Caesar Augustus in 27 v.Chr. de twee Griekse provincies Macedonië en Achaje had gereorganiseerd, sloeg de naam Achaje op de hele Peloponnesos en een deel van het vasteland van Griekenland. De provincie Achaje stond onder het bestuur van de Romeinse senaat en werd vanuit de hoofdstad Korinthe door een proconsul geregeerd (2Kor 1:1). Andere steden van de provincie Achaje die in de Griekse Geschriften worden vermeld, waren Athene en Kenchrea (Han 18:1, 18; Ro 16:1). Achaje en de aangrenzende provincie in het N, Macedonië, werden vaak samen genoemd (Han 19:21; Ro 15:26; 1Th 1:7, 8; zie App. B13).
Kenchrea: Kenchrea was een zeehaven van Korinthe en lag op de smalle istmus (landengte) aan de kant van de Saronische Golf, zo’n 11 km ten O van Korinthe. Het was de haven van Korinthe voor plaatsen ten O van Griekenland, terwijl Lechaeum, aan de andere kant van de istmus, als haven voor Italië en het W fungeerde. In de buurt van het dorp Kechries (Kechriais) zijn nog ruïnes van onder meer gebouwen en havendammen. Volgens Ro 16:1 was er in Kenchrea een christelijke gemeente. (Zie App. B13.)
als Jehovah het wil: Een uitdrukking die laat uitkomen dat we rekening moeten houden met Gods wil als we plannen maken of iets doen. Paulus hield dat principe goed in gedachte (1Kor 4:19; 16:7; Heb 6:3). De discipel Jakobus moedigde zijn lezers aan om te zeggen: ‘Als Jehovah het wil, zullen we in leven zijn en dit of dat doen’ (Jak 4:15). Zo’n uitspraak moet geen loze kreet zijn. Iemand die oprecht zegt ‘als Jehovah het wil’, moet proberen in overeenstemming met Jehovah’s wil te handelen. Dat hoeft niet altijd hardop gezegd te worden, maar wordt vaak alleen in het hart geuit. (Zie aantekeningen bij Han 21:14, 1Kor 4:19, Jak 4:15 en App. C3 inleiding en Han 18:21.)
Hij reisde verder: Of ‘hij ging op’. Hoewel Jeruzalem niet specifiek in de Griekse tekst wordt vermeld, ging Paulus blijkbaar naar die stad. Jeruzalem ligt zo’n 750 m boven zeeniveau, en in de Bijbel wordt vaak gezegd dat aanbidders ‘naar Jeruzalem opgingen’. Het Griekse werkwoord anabaino (opgaan, stijgen) wordt vaak gebruikt wanneer Jeruzalem als bestemming wordt vermeld (Mt 20:17; Mr 10:32; Lu 18:31; 19:28; Jo 2:13; 5:1; 11:55; Han 11:2; 21:12; 24:11; 25:1, 9; Ga 2:1). Bovendien wordt in dit vers ook een werkwoord gebruikt dat ‘afdalen’ betekent (katabaino), en dat werkwoord wordt soms gebruikt in verband met een vertrek uit Jeruzalem (Mr 3:22; Lu 10:30, 31; Han 24:1, 22; 25:7).
Apollos: Een Joodse christen die blijkbaar in Alexandrië was grootgebracht, de hoofdstad van de Romeinse provincie Egypte. Alexandrië was een centrum van hoger onderwijs, beroemd om zijn grote bibliotheek. Na Rome was het de grootste stad van het Romeinse Rijk en er waren veel Joodse inwoners. Het was een van de belangrijkste centra van cultuur en onderwijs voor zowel Joden als Grieken. De Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften die bekendstaat als de Septuaginta werd daar gemaakt. Die achtergrond kan verklaren waarom van Apollos gezegd wordt dat hij veel wist van [lett.: ‘machtig in’] de Schrift, dat wil zeggen de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften.
onderwezen: Het Griekse werkwoord katecheo betekent letterlijk ‘weerklinken’ of ‘doorklinken’ en kan de gedachte van mondeling onderwijs omvatten. Als de waarheden uit Gods woord herhaaldelijk ‘weerklinken’ in het hart en de geest van een leerling, kan hij anderen gaan onderwijzen. (Vergelijk Ga 6:6, waar twee keer hetzelfde Griekse woord wordt gebruikt.)
de weg van Jehovah: In het volgende vers wordt de synonieme uitdrukking ‘de weg van God’ gebruikt. De christelijke leefwijze draait om de aanbidding van de enige ware God, Jehovah, en geloof in zijn Zoon, Jezus Christus. In Handelingen wordt deze manier van leven eenvoudig ‘De Weg’ of ‘deze Weg’ genoemd (Han 19:9, 23; 22:4; 24:22; zie aantekening bij Han 9:2). Bovendien komt de uitdrukking ‘de weg van Jehovah’ vier keer in de evangeliën voor als onderdeel van een citaat uit Jes 40:3. (Zie aantekeningen bij Mt 3:3, Mr 1:3, Lu 3:4 en Jo 1:23.) In Jes 40:3 staat in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst het Tetragrammaton. De uitdrukking ‘de weg van Jehovah’ (of ‘Jehovah’s weg’) komt ook voor in Re 2:22 en Jer 5:4, 5. (Zie aantekening bij Han 19:23 en App. C3 inleiding en Han 18:25.)
Vurig van geest: Lett.: ‘kokend aan de geest’. Het Griekse woord dat met ‘vurig’ is weergegeven betekent letterlijk ‘koken’, maar hier wordt het metaforisch gebruikt voor overvloeien van ijver en enthousiasme. In deze uitdrukking verwijst het Griekse woord voor geest (pneuma) blijkbaar naar Gods heilige geest, die als een aandrijvende kracht kan werken en iemand ertoe kan aanzetten en de kracht kan geven dingen te doen in overeenstemming met Jehovah’s wil. (Zie aantekening bij Mr 1:12.) Maar met ‘geest’ kan ook gedoeld worden op de aandrijvende kracht die van iemands figuurlijke hart uitgaat en hem ertoe aanzet dingen op een bepaalde manier te zeggen en te doen. Dit vers kan dus de gedachte bevatten dat iemand ijver en enthousiasme toont voor wat juist is doordat hij wordt geleid door Gods geest. Maar sommigen vinden dat de uitdrukking in deze context gewoon een idioom is voor grote vurigheid en enthousiasme. Als dat zo is, kan het verklaren hoe Apollos ‘vurig van geest’ kon zijn terwijl hij de doop in de naam van Jezus nog niet kende. In elk geval moest Apollos’ geest geleid worden door Gods geest om enthousiasme te tonen voor de juiste dingen en om bereid te zijn leringen te aanvaarden die nauwkeuriger waren. (Zie Woordenlijst ‘Geest’.)
de doop van Johannes: Door deze doop liet iemand in het openbaar zien dat hij berouw had van zijn zonden tegen de wet die Jehovah aan Mozes gegeven had, een wet waaraan de Joden hadden beloofd zich te houden (Ex 24:7, 8). Maar de doop van Johannes was niet meer geldig na Pinksteren 33, toen er een eind kwam aan het wetsverbond (Ro 10:4; Ga 3:13; Ef 2:13-15; Kol 2:13, 14). Vanaf die tijd was de enige doop die door Jehovah werd goedgekeurd de doop waartoe Jezus zijn discipelen opdracht had gegeven (Mt 28:19, 20). De gebeurtenissen waarbij Apollos betrokken was, vonden plaats rond het jaar 52.
Gods: Lett.: ‘de’. Hoewel hier in de Griekse tekst niet het woord voor ‘Gods’ staat, zijn veel geleerden het erover eens dat het geïmpliceerd wordt. In Handelingen wordt de uitdrukking ‘onverdiende goedheid’ meestal in verband gebracht met God (Han 11:23; 13:43; 14:26; 20:24, 32).