Gemaakt om eeuwig te leven
INDIEN de mens werd geschapen om eeuwig te leven, dienen wij te verwachten in zijn lichaam en hersenen het bewijs hiervoor aan te treffen. Beschikt hij over de mentale en fysieke toerusting waaruit blijkt dat hij gemaakt is om, met Gods hulp, niet slechts honderden of zelfs duizenden jaren, maar voor eeuwig te leven?
Wil eeuwig leven de moeite waard en wenselijk zijn, dan zou de mens een brein moeten hebben dat hem voor eeuwig ten dienste zou kunnen staan. Het zou een brein moeten zijn dat vrijwel onbeperkte hoeveelheden inlichtingen in zich zou kunnen opnemen. Het zou hem in staat moeten stellen voortdurend op vroegere kennis voort te bouwen zodat hij constant vorderingen zou kunnen maken.
Heeft de mens zo’n brein? Ja, en hij is het enige aardse schepsel dat met een dergelijk brein is toegerust. Onder de aardse schepping is zijn brein uniek. In The World Book Encyclopedia van 1970 (Deel 2, blz. 459) staat hierover: „De menselijke hersenen zijn in hogere mate ontwikkeld dan de hersenen van enig dier.”
Er bestaat in feite een gigantische kloof tussen de menselijke hersenen en die van enig dier, waaruit blijkt dat mens en dier met een verschillend doel werden gemaakt. Geen enkel dier is in staat voortdurend op vroegere kennis voort te bouwen. Hoewel ze tot op zekere hoogte getraind kunnen worden, kunnen ze deze speciale training niet op hun jongeren overdragen; elke generatie van herdershonden of van geleidehonden moet door de mens getraind worden zoals voorgaande generaties werden getraind. Dieren worden hoofdzakelijk geleid door het instinct dat ze van de Schepper hebben meegekregen. Dat is de reden waarom eeuw in, eeuw uit, vogels nesten blijven bouwen, bevers dammen bouwen en bijen raten bouwen. Ze brengen het nooit verder dan dat.
Alleen de mens beschikt over een brein dat hem in staat stelt voort te bouwen op de kennis van het verleden. Daarom kan alleen hij vuur, elektriciteit en atoomenergie temmen. Daarom kan alleen hij machines en computers bouwen en gebruiken, ja, zich zelfs in een raket naar de maan schieten. Hij wordt niet hoofdzakelijk door instinct, maar door een denkvermogen geleid.
Ja, alleen de mens heeft een brein dat hem in staat zou stellen voor eeuwig te blijven leren en vorderingen te blijven maken. Dit komt doordat het Gods voornemen was dat de mens eeuwig zou leven, maar de dieren niet. De Schepper rustte ieder toe met de soort van hersenen die hij nodig had: de mens met hersenen die hem voor eeuwig en de dieren met hersenen die hun gedurende een korte levensduur van dienst konden zijn.
Een verbazingwekkende capaciteit
De capaciteit van het menselijk brein is beslist ontzagwekkend. Het artikel in The World Book Encyclopedia vermeldt dat als geleerden een elektronische computer zouden kunnen ontwerpen die met één menselijk brein overeenkwam, de computer zo groot als het Empire State Building in de stad New York zou moeten zijn!
Het voornaamste onderdeel van de hersenen is de zenuwcel. De menselijke hersenen bevatten volgens schatting ongeveer 10 miljard zenuwcellen. Hierover stond in het tijdschrift Life van 28 juni 1963:
„Zenuwcellen in de hersenen maken duizenden verbindingen met elkaar. Maar de talloze extra verbindingen die de grotere menselijke hersenschors verschaft, vermenigvuldigt de capaciteit van de hersenen wanneer het op het ontvangen en analyseren van gegevens aankomt, vrijwel tot het oneindige. En het is louter deze massieve kracht voor het verwerken van gegevens die de mens in een klasse plaatst welke onvergelijkelijk superieur is aan die van enig ander levend wezen.”
De capaciteit van elk van deze zenuwcellen is verbazingwekkend. De biochemicus I. Asimov verklaarde:
„Een gezond, rijp menselijk schepsel met een normale intelligentie kan in elke zenuwcel wel meer dan 20 miljoen RNZ-moleculen [waarvan men denkt dat ze als ’opbergsysteem’ van het geheugen dienst doen] hebben. . . . Een RNZ-molecule die uit slechts 25 verbindingen bestaat, zou elk van de duizend biljoen verschillende combinaties kunnen hebben, . . . In feite bevat elke RNZ-molecule vele honderden eenheden — niet slechts 25.” — New York Times Magazine, 9 oktober 1966.
Welke mogelijkheid geeft deze constructie van de zenuwcel het menselijk brein eigenlijk? Asimov voegt eraan toe:
„Er bestaat derhalve geen twijfel over dat het RNZ in een opbergsysteem voorziet dat perfect in staat is elke hoeveelheid opgedane kennis en herinnering die het menselijk schepsel er wellicht aan zou toevertrouwen, te verwerken — en nog wel een miljard maal meer dan die hoeveelheid ook.”
Denkt u zich eens in! De hersenen zijn in staat niet alleen elke hoeveelheid die men er in een levensduur van zeventig tot tachtig jaar aan zou toevertrouwen te verwerken, maar ook nog een miljard maal meer! Ze zouden dus gedurende een miljard mensenlevens dienst kunnen doen, hetgeen in werkelijkheid betekent dat ze, met Gods hulp, voor eeuwig dienst zouden kunnen doen.
Is het redelijk te denken dat God de mens met zo’n fantastisch brein zou scheppen als het nooit ten volle gebruikt zou worden? Waarom zou hij een brein scheppen waarvan de mens gedurende slechts zeventig tot tachtig jaar alleen maar een gedeelte zou kunnen gebruiken? Het is veel redelijker, en dit wordt ook door de bijbel aangetoond, te geloven dat Jehovah God de mens heeft gemaakt om eeuwig op aarde te leven en hem een brein heeft gegeven dat prachtig met dat voornemen zou overeenkomen.
Een brein dat werd gemaakt om eeuwig te functioneren, heeft echter een lichaam nodig dat ook voor eeuwig kan functioneren. Biedt het menselijk lichaam de mogelijkheid tot eeuwig leven?
Celvernieuwing
Het menselijk lichaam ondergaat voortdurend veranderingen. Zoals wij al eerder hebben vernomen, sterven oudere cellen af en worden verwijderd. Er worden nieuwe cellen gevormd om hun plaats in te nemen. Hierdoor wordt het lichaam in stand gehouden.
U kunt dit proces bij uw haar of vingernagels waarnemen. U kunt ze vandaag knippen, maar spoedig zullen ze weer geknipt moeten worden omdat ze voortdurend groeien. Andere lichaamscellen doen iets dergelijks. W. Sullivan, wetenschappelijk redacteur van de New York Times, merkte op:
„De cellen van ons lichaam (op enkele uitzonderingen na, zoals de hersencellen) vernieuwen zich voortdurend. Naar het schijnt zou dit, behoudens ongevallen of ziekte, oneindig moeten doorgaan, maar wegens de een of andere onnaspeurlijke invloed is het vervangingsproces onvolmaakt.” — We Are Not Alone, 1964, blz. 282.
De levensduur van diverse cellen varieert. Witte bloedcellen bijvoorbeeld leven ongeveer 13 dagen, rode bloedcellen ongeveer 120 dagen.
In het boek The Human Brain (1955, blz. 3) zegt J. Pfeiffer: „Zelfs in de beenderen, die de meest inactieve weefsels van allemaal schijnen te zijn, doen zich gestadig veranderingen voor. Volgens schatting speelt het lichaam het klaar om ongeveer elke zeven jaar zijn hele substantie te veranderen. Met andere woorden, uw lichaam bevat niet één van de moleculen die zeven jaar geleden deel van ’u’ uitmaakten.”
Het proces om het lichaam voor eeuwig in leven te houden, is dus in de mens aanwezig: celvernieuwing. Over dit proces zei T. M. Sonneborn, die verbonden is aan de zoölogische faculteit van de universiteit in Indiana: „Het is duidelijk dat cellen in het lichaam die normaal groeien en zich normaal vermenigvuldigen, tot een schijnbaar onbeperkte groei en reproduktie in staat zijn. . . . Aldus bestaat er potentiële onsterfelijkheid op het cellulaire niveau.” Het proces is dus aanwezig. Er is echter nog meer nodig: de verwijdering van onvolmaaktheid ten gevolge van zonde, zodat de cellen van de mens niet in gebreke blijven zich na een bepaald aantal jaren op juiste wijze te reproduceren. God kan de vloek van zonde en de dood die wij nu ondervinden opheffen en hij heeft, zoals wij zullen zien, reeds voorzieningen getroffen om dat te doen.
Hersenvernieuwing
De meeste geleerden zijn van mening geweest dat de zenuwcellen, de voornaamste hersencellen, zich niet vernieuwden. Men dacht dat iemand er zijn hele leven mee moest doen en dat een cel die werd beschadigd, niet vervangen kon worden. In het boek Your Brain — Master Computer (1962, blz. 52) lezen wij echter:
„Gedurende vele jaren was men van mening dat zenuwcellen, in tegenstelling tot andere soorten van cellen in het lichaam, zich niet konden delen. Men dacht dat een vernietigde zenuwcel voor altijd verloren was en dat schade aan de hersenen nooit hersteld kon worden. Onlangs werden er bij een zeker onderzoek naar de hersenen van ratten enkele nieuwe zenuwcellen in beschadigde delen aangetroffen. . . .
Dit oppert het denkbeeld dat er kans bestaat dat de menselijke hersenen wellicht in staat zijn iets van het hersenletsel dat ze hebben opgelopen te herstellen.”
En ook al zal er nu, in ’s mensen onvolmaakte toestand, misschien geen vernieuwing of herstel van hersencellen op grote schaal plaatsvinden, wie zal zeggen dat dit op Gods bestemde tijd niet zal geschieden?
Zelfs al moesten wij het als een feit aanvaarden dat hersencellen niet hetzelfde proces van deling en vernieuwing ondergaan als andere cellen en dit proces ook nooit zullen ondergaan, zou dit dan betekenen dat ze in het geheel niet worden vernieuwd? Niet volgens de uitgave van American Scientist van de herfst van 1969 (blz. 288), waarin de zenuwspecialist P. A. Weiss berichtte:
„Heel toevallig deed ik een waarneming waardoor dat [vroegere] vreedzame beeld van onze zenuwen volkomen werd omvergeworpen. Wat als iets statisch was beschouwd, deed zich plotseling aan mij voor als een structuur die voortdurend in beweging was, een onophoudelijke, levenslange groei doormaakte en zelfs groeide met een snelheid die de snelste proliferatie van cellen van het volwassen lichaam evenaarde.”
Hij verklaarde dat hersencellen worden vernieuwd, echter niet door deling en vermenigvuldiging, zoals bij andere lichaamscellen het geval is. In plaats daarvan produceren ze voortdurend nieuw materiaal om te vervangen wat de hersencellen afgeven wanneer ze functies voor de andere lichaamsdelen dirigeren. Dit zou men kunnen vergelijken met het bezitten van alle onderdelen om een volledige, nieuwe machine te maken, maar welke onderdelen men in plaats daarvan echter als reserveonderdelen voor een bestaande machine van dezelfde soort gebruikt.
Over dit ongewone proces dat zich volgens het denkbeeld van Weiss in de hersenen voltrekt, zegt hij: „Onze hersencellen zullen de volgende week niet dezelfde zijn als vandaag.” De hersencellen zouden hun substantie dus voortdurend kunnen vernieuwen, terwijl ze terzelfder tijd de ’banen’ die de eigenaar door zijn opvoeding en omgeving heeft gevormd, intact houden.
Wat het geval ook moge zijn met betrekking tot de hersencellen, wij kunnen er zeker van zijn dat de Schepper datgene kan verschaffen wat ze nodig hebben om zich voor eeuwig in stand te houden en te herstellen.
Herstel tot de oorspronkelijke toestand
Toen God de man en de vrouw schiep, gaf hij hun inderdaad de mogelijkheid en het vooruitzicht om eeuwig te leven. Hun geest en lichaam waren smetteloos en konden voor eeuwig functioneren. Zij moesten liefdevolle heerschappij over de aarde en al het leven daarop uitoefenen. Dat was hun oorspronkelijke toestand. Toen zij echter tegen God in opstand kwamen, begon het degeneratieproces in werking te treden.
Niettemin leefden de mensen destijds, dicht bij het begin van de menselijke geschiedenis, veel langer dan wij in deze tijd. Dit komt doordat zij zich dichter bij de volmaaktheid bevonden dan wij thans. Beschouw de leeftijd eens van sommigen van hen die vóór de wereldomvattende vloed van Noachs dagen leefden!
Naam Leeftijd bij dood
Adam 930
Seth 912
Enos 905
Kenan 910
Mahalaleël 895
Jered 962
Methusalah 969
Naarmate de eeuwen verstreken, werd de levensduur korter, vooral na de Vloed. Sem leefde 600 jaar. Abraham leefde later 175 jaar. Tegen Mozes’ tijd was de levensduur tot een gemiddelde van 70 of 80 jaar teruggelopen. — Ps. 90:10; Gen. 5:3-27; 11:10, 11; 25:7.
Aan de hand van deze geschiedenis kunnen wij dus zien dat sommige mensen in het verleden meer dan tienmaal zo lang leefden als de huidige 70 of 80 jaar. Aangezien ’s mensen geest en lichaam zelfs nadat de onvolmaaktheid was ingetreden, gedurende bijna 1000 jaar functioneerden, kunnen ze stellig voor eeuwig functioneren wanneer de mens van zonde bevrijd is en onder Gods zegen en heerschappij leeft.
De bijbelpsalmist zei tot God: „Ik zal u prijzen omdat ik op een vrees inboezemende wijze wonderbaar ben gemaakt” (Ps. 139:14). Ja, God heeft de mens met een wonderbaarlijk unieke combinatie van hersenen en een lichaam toegerust. Hij heeft de mens gemaakt om eeuwig hier op aarde te leven.
Sommigen zouden echter kunnen denken dat het saai en vermoeiend zou zijn voor eeuwig in volmaaktheid te leven. Is dit werkelijk zo?
[Illustratie op blz. 12]
De menselijke hersenen werden gemaakt om gedurende een miljard mensenlevens — ja, voor eeuwig — dienst te doen