Aan de vereisten voldoen om zendeling te worden
„GEDURENDE de afgelopen vijf schoolmaanden hebben jullie allen kunnen ervaren op welk een grootse wijze Jehovah, de grote Pottenbakker, menselijke vaten kan vormen zoals een pottenbakker het leem vormt.” Met deze woorden begon T. Galfas, de eerste in een symposium van zeven sprekers, zeventig christelijke bedienaren toe te spreken die van de Wachttoren Bijbelschool Gilead waren afgestudeerd. — Jes. 64:8.
Behalve de afgestudeerden kwamen op zondag, 13 september 1970, bijna tweeduizend van hun vrienden en familieleden in een vergaderzaal in New York bijeen voor de diploma-uitreiking van de negenenveertigste klas van Gilead. En wat een vreugdevolle en leerzame tijd was het. De dag ging veel te vlug voorbij!
Zoals door de naam te kennen wordt gegeven, is de school die deze afgestudeerden bezochten niet bedoeld om een algemene wereldse opleiding te verschaffen, maar ze is er veeleer in gespecialiseerd christelijke bedienaren tot zendelingen op te leiden. Daarom voegde de spreker, een van de leraren van de school, eraan toe: „Toen je de uitnodiging om naar de Gileadschool te komen aanvaardde, zei je in feite tot Jehovah: ’Ik wil tot een soort van vat worden gevormd dat u voor een speciaal doel, voor het zendingswerk, kunt gebruiken.’”
De studenten werden eraan herinnerd dat zij gedurende de vijfmaandse cursus flink waren „gevormd” en dat zij, net als alle christenen, verder door God „gevormd” zouden worden door middel van „leren, raad, correctie en zegen”. Maar ook de afgestudeerden konden op hun leven terugkijken en zien dat zij zelfs voordat zij naar deze school waren gekomen, talrijke nuttige verbeteringen hadden aangebracht, waarvan vele hen rechtstreeks geholpen hadden aan de vereisten voor het bezoeken van deze bijbelschool te voldoen.
Enkele vereisten voor Gilead
Degenen die voor Gilead worden uitgenodigd, zijn geen jongeren die bedienaren van het evangelie willen worden, maar zijn mannen en vrouwen tussen de eenentwintig en veertig jaar die reeds bedienaren zijn en al enkele jaren ervaring hebben als volle-tijdpredikers. Eén Zweedse studente in de klas was een jong meisje toen zij zich de Gileadschool ten doel stelde. Zij werd hiertoe aangespoord door haar nicht, die zendelinge werd. In 1962 begon deze jonge vrouw in Zweden met de volle-tijdprediking. Zes jaar later werd zij als een speciale vertegenwoordigster van het Wachttorengenootschap aangesteld. Hoewel zendingswerk in het buitenland dus haar doel was, bleek zij een ijverige werkster in haar eigen land te zijn. En zij wist dat deze speciale activiteit, zoals zij zei, „het gemakkelijker zou maken zich aan het schema van een zendelinge in een buitenlandse toewijzing aan te passen”. Ruim vijftien jaar nadat zij zich de zendingsdienst ten doel had gesteld, was zij uitermate verheugd naar Bolivia gezonden te worden.
De afgestudeerde klas bevatte tweeëntwintig echtparen, die overeenkomstig het vereiste van Gilead ten minste twee jaar getrouwd waren. Aldus had elk team van man en vrouw de tijd gehad om zich aan het huwelijksleven aan te passen en ook om te beslissen of zij een gezin wilden stichten of zonder gezinsverplichtingen zendelingen in een ander land konden zijn. Na bijna twee jaar getrouwd te zijn en terwijl zij bijna vijfduizend kilometer van hun familie vandaan als speciale pioniers werkzaam waren, diende één Canadees echtpaar een aanvraag voor Gilead in. Tegen die tijd wisten zij dat zij geen „heimwee” zouden krijgen als zij naar een verre plaats gestuurd zouden worden. Bovendien zagen zij dat hun gezondheid goed was en zij niet van de een of andere gespecialiseerde medische behandeling afhankelijk waren. Zij wisten zeker dat zij de uitdaging van een nieuw klimaat, ander voedsel en een buitenlandse levenswijze het hoofd zouden kunnen bieden. Zij straalden van geluk toen zij de republiek Congo als hun toewijzing ontvingen!
Een belangrijk vereiste voor iemand die belangstelling heeft voor een Gileadopleiding, is een goede praktische kennis van de Engelse taal. Op deze school studeren de meeste studenten de nieuwe taal die zij in hun toewijzing zullen gebruiken. Maar afgezien van de taallessen, worden alle andere schoollessen en lezingen in het Engels gehouden.
Een van de afgestudeerde studenten uit Duitsland had enkele jaren voordien zijn vooruitzichten om zendeling te worden geanalyseerd. Hij scheen in fysiek en emotioneel opzicht gereed te zijn om de grote veranderingen aan te brengen die noodzakelijk zouden zijn. Hij was ruim drie jaar gedoopt, was een ijverige volle-tijdprediker en was bereid en in staat om naar elk land te gaan dat het Wachttorengenootschap zou aanwijzen. Hij besefte echter dat zijn kennis van het Engels beperkt was. Om dit te verbeteren, luisterde hij elke dag naar een Engelse nieuwsuitzending op de radio. Tevens begon hij een van de grote door het Genootschap uitgegeven Engelse hulpmiddelen voor bijbelstudie te bestuderen. Het ging langzaam en hij moest constant een woordenboek raadplegen, maar hij maakte vorderingen. Nu spreekt hij heel goed Engels en had er geen moeite mee alle klasbesprekingen en het huiswerk te begrijpen. Tijdens de cursus kreeg hij een basiskennis van nog een andere taal, Spaans, en hij was er zeer mee in zijn schik naar Honduras uitgezonden te worden, ten einde daar bij de prediking te helpen.
Diploma-uitreiking
Zij die de diploma-uitreiking bijwoonden, konden uit hetgeen de sprekers zeiden opmaken dat de leraren werkelijke belangstelling voor de afgestudeerden hadden. Het hoofd van de school wees erop dat er veel dingen ’in hun toewijzing zouden gebeuren die zij als de terechtwijzing des levens dienden te bezien die hen zou helpen hart te verwerven, hetgeen zelfs nog waardevoller is dan kennis’ (Spr. 15:31, 32). Een andere leraar beklemtoonde dat zij niet alleen moesten blijven liefhebben wat goed is, maar ook moesten blijven haten wat slecht is (Ps. 45:7). Twee opzieners van het hoofdbureau van het Genootschap spraken de studenten eveneens toe. Eén spoorde hen aan „weer-en-wind-herders” te zijn, die de schapen niet wegens moeilijkheden zoals het probleem gewend te raken aan een nieuwe taal of een ander klimaat, nieuwe voedselsoorten of levensgewoonten — in de steek zouden laten (Ezech. 34:1-14). De tweede moedigde hen ertoe aan de mensen in hun toewijzing niet naar hun uiterlijke verschijning — economische toestanden of wereldse opleiding — te beoordelen, maar naar mensen te zoeken die een goed hart hebben, want zulke personen zoekt God. — 2 Kor. 10:7.
Het symposium bereikte zijn hoogtepunt met de toespraken door de vice-president en de president van het Wachttorengenootschap. De eerste legde er de nadruk op dat, net zoals in het geval van de discipel Timótheüs, God en Jezus over de zendelingen zullen waken om erop toe te zien dat zij hun plichten vervullen en om hen te helpen (2 Tim. 4:1). En de president, N.H. Knorr, trok een mooie vergelijking tussen de expansie van het evangelisatiewerk in de eerste eeuw G.T. en de expansie ervan in deze eeuw.
’s Middags voerden de studenten een aangrijpend bijbels drama op. Hierin werd een hedendaags gezin getoond waar een jongeman wiens ouders Jehovah’s getuigen waren, een trage geest aan de dag legde. Hoewel hij naar christelijke vergaderingen ging en geen kwaad deed, was niet zijn hele leven erbij betrokken om Gods wil te doen. Toen ging het drama over naar het bijbelse verslag van Ruth, Naomi en Boaz en toonde aan hoe zij intense belangstelling hadden voor Jehovah’s voornemens. De boodschap van het drama was duidelijk — dat het van levensbelang is zijn levenswijze door Jehovah’s voornemens te laten leiden. Hoe passend was het dat de studenten er een aandeel aan hadden zo’n belangrijke gedachte over te brengen, want alle aanwezigen wisten dat de afgestudeerden hun levenswijze door Gods voornemens hadden laten leiden.
[Illustratie op blz. 24]
Afgestudeerden van de negenenveertigste klas van de Wachttoren Bijbelschool Gilead
49th Class September 1970
In onderstaande lijst zijn de rijen genummerd van voren naar achteren, en de namen in elke rij verwijzen naar de studenten in volgorde van links naar rechts
(1) L. Norton; E. Schwarzrock; D. Major; D. McNutt; C. MacDonald; S. Janzen; S. Gustavsson; A. Böde; M. Barnes; (2) J. Barnes; N. Palmer; L. Gravedoni; G. Sanderson; A. Bleckmann; E. Klauer; E. Hamrén; R. Rohatynsky; G. Dultz; M. Maldonado; (3) K. Klapschi; D. Gravedoni; T. Mitchell; G. Abke: E. Christiansen; G. Davis; V. Hansson; E. Jensen; G. Lomker; (4) P. Davis; G. Norton; D. Deadmond; R. Carpenter; A. Carlsson; B. Carlsson; Ö. Gustavsson; K. Jakobsen; P. Lomker; M. Nielsen; (5) J. Wallace; G. Schoenhardt; J. Millman; A. Kirschmann; L. Hermann; P. Hummel; S. Clauss; M. McNutt; J. Nielsen; O. Christiansen; (6) J. Leydig; P. Byron; D. Millman; H. Janzen; V. Raju; J. Griffin; S. Hummel; C. Jones; B. Peyton; D. Poburski; L. Major; (7) T. Hamrén; G. Böde; W. Zinke; A. Schwarzrock; G. Deadmond; N. Clauss; R. Jones; V. Rohatynsky; J. Peyton; J. Carlson; T. Olson.