Heeft de genetica het geheim van het leven ontsluierd?
„WE HEBBEN het geheim van het leven ontdekt!” verklaarde in 1953 de geleerde F. Crick aan een groep collega’s op de Cambridge Universiteit. Hij en zijn medewerker J. Watson hadden een werk verricht waarmee zij in de wetenschappelijke wereld grote waardering oogstten. Hadden zij werkelijk het geheim van het leven ontdekt? Waar waren zij in werkelijkheid zo opgewonden over?
Zij hadden een model opgesteld om te verklaren hoe een DNZ-molecule (desoxyribonucleïnezuur) de opbouw van het lichaam dirigeert. Hun model was een „trap” of een laddervormige structuur in de vorm van een dubbele schroeflijn of spiraal. Schematisch werd de functie van de DNZ-molecule weergegeven als een basisstof die de wisselwerking van andere chemische stoffen in de cellen van levende organismen dirigeert. Men veronderstelt dat deze DNZ-molecule de belangrijkste rol speelt bij het overbrengen van de erfelijke eigenschappen van de ouder op het nageslacht.
Het DNZ is voornamelijk in de kern van de cel gelokaliseerd. Langs de laddervormige structuur van het DNZ bevinden zich de „genen”. Een gen is een deel of stuk van de DNZ-molecule dat gebruikt wordt om de opbouw te dirigeren van een bepaald erfelijk kenmerk, zoals de kleur van de huid of de ogen, de vorm van een gelaatstrek, een karaktertrek, enzovoort.
In het door Watson en Crick opgestelde model wordt de DNZ-molecule weergegeven als zijnde opgebouwd uit twee chemische ketens die spiraalsgewijs om elkaar heen zijn gewikkeld. Tussen de twee ketens of „stijlen” van de „trap” of „ladder” bevinden zich de „treden” of „sporten”. Iedere „sport” is opgebouwd uit twee chemische stoffen die elkaar aanvullen. Deze chemische stoffen worden in het midden van de „sporten” samengevoegd door een zwakke waterstofbrug. De ene keten is daarom het spiegelbeeld van de andere.
Hoe het DNZ de opbouw van het lichaam dirigeert
Laten wij aannemen dat het in het lichaam van een levend organisme noodzakelijk wordt dat er een proteïne-molecule (een essentiële bouwsteen) wordt gevormd. Wat gebeurt er dan? Ten eerste wordt er in het lichaam (van plant of dier) aan een van de lichaamscellen doorgegeven dat er een bepaalde proteïne nodig is. In antwoord op de oproep wordt het juiste stuk van de DNZ-„ladder” „losgeritst” of in het midden van zijn „sporten” gescheiden. De ene helft van het laddervormige stuk maakt zich nu net als een ritssluiting die wordt opengetrokken, van de andere helft los, zodat dit deel (en alleen dit deel) van de lange DNZ-molecule nu lijkt op een van boven naar beneden doorgezaagde ladder.
Deze toestand is slechts tijdelijk, want onmiddellijk beginnen de „halve sporten” van één keten hun bijpassende chemische stoffen, afkomstig uit het omringende kernmateriaal, aan te trekken. Hierdoor „bouwen” ze de andere helft van de „sporten” weer op, waardoor er een nieuwe keten wordt gevormd die „boodschapper-RNZ” (ribonucleïnezuur) wordt genoemd. Deze wordt zo genoemd omdat hij de celkern moet verlaten om het patroon van het DNZ voor het maken van de juiste proteïne over te brengen.
Dus het „boodschapper-RNZ” gaat erop af, en de twee oorspronkelijke DNZ-ketens in de celkern verenigen zich weer zoals tevoren, klaar om als het later nodig is, meer „boodschapper-RNZ” uit te zenden. De RNZ-keten treedt buiten de celkern, waar een lichaampje of deel in de cel, ’ribosoom’ genaamd, zich aan de keten hecht en deze schijnt te „lezen”, vergelijkbaar met een bandrecorder die de woorden afspeelt die op een band staan. Er wordt dan in de juiste chemische stoffen voorzien om zich samen te voegen met de „halve-sporten” van het „boodschapper-RNZ”.
Wat is er dan tot zover tot stand gebracht? Het „boodschapper-RNZ” heeft in werkelijkheid de boodschap of code van de DNZ-molecule meegenomen zodat het door het ribosoom kon worden „gelezen” en er in de juiste chemische stoffen kon worden voorzien, die op precies dezelfde wijze zijn gerangschikt als in het originele DNZ. Zo verzamelt het „boodschapper-RNZ” met behulp van een ander soort RNZ, „transport-RNZ” genaamd, de chemische stoffen, die „aminozuren” genoemd worden, ten einde de speciaal vereiste proteïne te vervaardigen. De proteïne wordt dan van het ribosoom vrijgemaakt en gaat zijn werk doen als bouwsteen van het lichaam.
Op deze ingewikkelde manier wordt er een proteïne-molecule gevormd met de samenstelling van het DNZ, dat deze operatie heeft geleid, om in een deel van het lichaam van het schepsel te worden gebruikt. Men kan het proces ook vergelijken met een dokter (DNZ) in zijn kantoor (de celkern), die een recept uit schrijft dat hij aan een loopjongen („boodschapper-RNZ”) meegeeft. Als de apotheker (de ribosoom) het leest, neemt hij de voorgeschreven chemicaliën van de plank en doet ze bij elkaar op de wijze die op het recept staat aangegeven. Het aldus gevormde medicijn wordt nu (net als de proteïne) voor bepaalde doeleinden in het lichaam van de patiënt gebruikt.
Dergelijke dingen hebben de geleerden ontdekt over deze minutieuze processen, waarvan sommige zelfs niet eens onder de microscoop kunnen worden gezien. De ontdekkingen die men op dit gebied gedaan heeft, zijn een blijk van het verbazingwekkende vermogen en kunnen van de menselijke geest. Maar gelooft u dat deze wetenschapsmensen inderdaad „het geheim van het leven” hebben ontdekt?
Enkele onbeantwoorde vragen
Laten wij voordat wij ons door de intelligentie en het onderzoek van dergelijke mensen laten overweldigen, eerst eens enkele vragen stellen om te zien of de geheimen van het leven volledig ontsluierd zijn:
Hoe maakt het lichaam precies zijn behoefte aan de cel kenbaar, en hoe wordt een deel van de DNZ-molecule ertoe aangezet precies op de juiste plaats „open te ritsen” en zich later weer te sluiten? Wat weerhoudt de rest van de DNZ-spiraal ervan ook „open te ritsen”? Het antwoord op deze laatste vraag zal misschien tevens de oplossing bevatten van het onopgeloste probleem waarom, hoewel iedere lichaamscel dezelfde chromosomen bezit, in de verschillende cellen slechts bepaalde delen van deze chromosomen schijnen te werken.
Ook kunnen wij ons afvragen hoe niet alleen de juiste chemische stoffen maar ook alle juiste onderdelen voor het maken van een nieuwe keten RNZ, zoals de ribosomen, in de cel zijn gekomen. Hoe „leest” de ribosoom het RNZ en hoe precies wordt er op de juiste plaats in de juiste chemische stoffen voorzien, ten einde het DNZ-patroon te dupliceren en de juiste proteïne te vormen?
Hoe worden de gecodeerde inlichtingen van het DNZ overgebracht naar de enzymen van de cel, die vervolgens de groei van nieuwe cellen regelen? Dit, zo zegt Dr. H. Pattee van de Stanford Universiteit, vormt het terrein dat voor de biologen nog de moeilijkste problemen biedt. Hij zegt dat de eenvoudige modellen (zoals Watson en Crick die ontwierpen) niet de snelheid en de betrouwbaarheid van de informatie-overdracht kunnen verklaren. Er moet nog een veel diepere studie van de materie op het submoleculaire niveau worden gemaakt.
En ten slotte stuiten wij op het grootste probleem: Hoe zijn in het begin dergelijke ingewikkelde stoffen ontstaan? Ja, hoe is het leven zelf ontstaan? Op deze vragen hebben geleerden geen antwoord, alleen maar theorieën.
De levende cel niet tot stand gebracht door onintelligente krachten
Er is nog een andere kwestie die de opmerkzame persoon zal willen beschouwen voordat hij gelooft dat de wetenschap van de genetica het geheim van de schepping in haar greep heeft, of zelfs, zoals sommigen ons willen doen geloven, het vermogen bezit leven te scheppen. Er wordt verondersteld dat iedere „gen” (een deel van de DNZ-molecule) is opgebouwd uit een keten van een 1000 „nucleotiden” (iedere nucleotide, bestaande uit vele atomen, vormt de helft van een „sport” van de DNZ-„ladder”). Als slechts één gen defect is geraakt, kan het vermogen van de cel om zichzelf te dupliceren, verdwenen zijn. Of, als de cel zich deelt, zal de nieuw gevormde cel defect zijn. Hoe zou er ooit celgroei of -deling hebben plaatsgevonden als de duizenden delen waaruit slechts één gen bestaat per ongeluk, bij toeval of door „blinde kracht” bij elkaar hadden moeten komen, zoals de evolutietheorie zou vereisen? Hoeveel minder wordt de kans dan wel niet als er zich, naar wordt gezegd, tienduizenden genen in het DNZ van iedere chromosoom van een menselijke cel bevinden!
Zelfs bij de eenvoudigste levensvormen is de DNZ-keten nog buitengewoon ingewikkeld. Zo hebben bijvoorbeeld biologen, na twintig jaar onderzoek, nog slechts ongeveer één derde deel in kaart gebracht van de genen die zich langs de DNZ-spiraal bevinden in de „primitieve” darmbacterie die bekend staat als Escherichia coli.
Als de mens met zijn verstand twintig jaar nodig heeft om de samenstelling van een paar genen in kaart te brengen, hoe zouden dan blinde krachten ooit het noodzakelijke materiaal bij elkaar hebben kunnen brengen, het bijeen hebben kunnen voegen en het op deze ingewikkelde wijze hebben kunnen laten functioneren? Als zijn DNZ-keten slechts, zeg maar, voor drie vierde of negen tiende volledig was, zou er zelfs geen eencellig dier tot leven hebben kunnen komen. Neen, het schepsel moest in zijn geheel verschijnen, volledig in één keer, of helemaal níet. Dit vereist schepping en een Superieure Geest.
Geef eer wie eer toekomt
Door dit alles wordt wel geïllustreerd dat wij niet te snel mensen moeten eren voor dingen waartoe zij niet in staat zijn. Wij dienen gezond verstand te gebruiken en een juist evenwicht te bewaren. Als wij de geweldig ingewikkelde, zelfs prachtige bouw en werking van levende cellen gadeslaan, zien wij dan „blinde krachten” aan het werk? Of nemen wij de intelligentie van een onzichtbare, bovenmenselijke Architect waar? — Rom. 1:20.
De bijbel vertelt ons dat er één Schepper is. Dat is Jehovah God. Over hem zeggen degenen die in de bijbel „ouderlingen” in de hemel worden genoemd, en die een veel grotere macht bezitten en een dieper inzicht in de aardse schepping hebben dan de mens: „Gij Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen.” — Openb. 4:11.
Koning Salomo, die door God werd begiftigd met geïnspireerde wijsheid, gaf het juiste standpunt te kennen omtrent het gebluf en de voorspellingen van mensen die overdreven beweringen doen en aanspraak maken op dingen die absoluut niet met de feiten stroken. Hij schreef: „En ik zag al het werk van de ware God, hoe de mensheid niet in staat is het werk dat onder de zon is gedaan, te doorgronden; hoezeer de mens ook hard blijft werken om te zoeken, toch doorgrondt hij het niet. En ook al zou hij zeggen dat hij wijs genoeg is om het te weten, hij zou niet in staat zijn het te doorgronden.” — Pred. 8:17.
[Diagram op blz. 5]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
„Gen” of stuk van DNZ-molecule
DNZ-ketens maken zich los DNZ-ketens verenigen zich weer
Boodschapper-RNZ scheidt zich af