Pas op voor de invloed van verkeerde suggesties
HOE gemakkelijk een mens door suggestie kan worden beïnvloed, wordt in het algemeen niet beseft. Het extreemste geval van suggestie is natuurlijk hypnose, waarvan de macht aan het bovennatuurlijke grenst. Toch is het afgezien van hypnose opmerkenswaardig wat men nog meer over de vatbaarheid van de mens voor suggestie heeft geleerd.
Bij wijze van experiment werd een groep volwassenen gevraagd de ogen te sluiten, waarna zij steeds weer opnieuw te horen kregen dat zij vielen. Het gevolg? Bijna allemaal begonnen zij op zijn minst enige centimeters heen en weer te zwaaien en sommigen verloren hun evenwichtsgevoel zelfs helemaal, zodat zij op de grond vielen. Uit andere onderzoekingen is gebleken dat mensen die onder verdoving op een operatietafel liggen, nadelige reacties ondervinden van onoordeelkundige opmerkingen die door het medische personeel worden gemaakt.
Deze menselijke eigenschap van vatbaarheid voor suggestie kan ook ten goede worden aangewend. Ze is een waardevolle hulp om mensen ertoe te brengen te doen wat juist is. De waarde van dit feit blijkt zelfs nergens zo sterk erkend te worden als op de bladzijden van de bijbel. Van begin tot eind bevat dit boek suggestieve aansporingen als: „Weest moedig en sterk” en: „Laten wij” dit of dat doen. Zo lezen we: „Laten wij het derhalve niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te rechter tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden. Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen.” — Deut. 31:6; Gal. 6:9, 10.
Terzelfder tijd waarschuwt de bijbel ons voor het opvolgen van slechte suggesties van anderen: „Mijn zoon, indien zondaars u trachten te verleiden, stem niet toe. Indien zij blijven zeggen: ’Ga toch met ons mee. Laten wij toch op de loer gaan liggen voor bloed,’” enzovoort, „ga niet met hen op weg.” Dezelfde bijbelschrijver, koning Salomo, waarschuwt ook voor de vleierijen van een goddeloze vrouw (Spr. 1:10-19; 5:3-14). Het is daarom niet zonder reden dat vrienden van de bijbel, die het beste met u voorhebben, u de raad geven ’Gods Woord de bijbel dagelijks te lezen’. Dit zal hoogstwaarschijnlijk een invloed ten goede op u hebben wegens de voorbeelden en suggestieve aansporingen die dit boek bevat, nog afgezien van de specifieke geboden die erin staan.
Het is onbetwistbaar zeker dat het lezen van een interessant verslag over de verrichting van een edele daad op zich reeds een aansporing bevat om ’heen te gaan en evenzo te doen’. Ongetwijfeld hebben de vele voortreffelijke voorbeelden of illustraties van Jezus — zoals die van de barmhartige Samaritaan en de verloren zoon — ontelbare grage bijbellezers beïnvloed om meer begrip en mededogen te tonen en barmhartiger en behulpzamer met anderen om te gaan. — Luk. 10:29-37; 15:11-32.
Als voortreffelijke suggesties tot goede dingen kunnen en ook inderdaad blijken te leiden, hoe kunnen verkeerde suggesties dan iets anders dan slechte gevolgen hebben? Dat is ook de reden waarom zoveel Amerikanen zich hebben geërgerd aan het rapport van een presidentiële commissie die was aangesteld om een onderzoek in te stellen naar pornografie. Na drie jaar aan het onderzoek te hebben besteed en $2.000.000 te hebben uitgegeven, verklaarde de meerderheid van de commissie dat ze pornografie niet als een bedreiging voor het welzijn van de natie zag (Reader’s Digest, januari 1971). De diep verontwaardigde minderheid van de commissie waarschuwde echter voor de schade die een dergelijke uitspraak zou kunnen aanrichten, terwijl ze eveneens de onwetenschappelijke methoden blootlegde waarmee men tot bovenvermelde conclusie was gekomen. — U. S. News & World Report, 22 februari 1971.
Terecht kan men zich afvragen: Wat maakt pornografie zo aantrekkelijk en waarom dient men ervoor op zijn hoede te zijn? Het is te wijten aan de zonde van onze eerste ouders dat „de neiging van ’s mensen hart . . . slecht [is] van zijn jeugd af” (Gen. 8:21). Onze slechte neigingen worden gevoed en gesterkt door datgene wat door middel van de zintuigen onze geest en ons hart bereikt. Wanneer wij toelaten dat kranten, tijdschriften, radio, televisie en films onze geest vullen met seksuele immoraliteit, voeden wij deze overgeërfde slechte neigingen; wij maken ze voortdurend sterker en moeilijker te beheersen. Door dit te doen verzwakken wij eveneens onze loyaliteit jegens God, jegens datgene wat waar en rechtvaardig is en jegens onze naaste.
Zo bevatte de New York Times van 27 december 1972 een verslag waarin de mening werd weergegeven van een vooraanstaand Newyorks psychiater over een „harde” pornografische film. Deze psychiater verklaarde onder andere: „Deze film zal voor de kijker niet verhelderend werken, maar hem veeleer blind maken voor de ware aard van de vrouwelijke seksualiteit.” Hij merkte ook op dat hoewel sommigen door een dergelijke film misschien niet geschaad zullen worden, de film voor de meerderheid hoogstwaarschijnlijk „verwarrend zal werken en ongezonde seksuele fantasieën zal oproepen”.
Medici als de Californische internist C. A. Domz zijn zich terdege bewust van de grote schade die pornografie kan aanrichten en ook inderdaad aanricht. In een gezaghebbend medisch tijdschrift verscheen een artikel van hem waarvoor hij de titel had gekozen: „Doktoren tegen pornografie: Wie doet er met me mee?” Afgaand op zijn eigen ervaringen, waarschuwde hij voor de schade die jonge vrouwen hun lichaam toebrengen ten gevolge van hun „enthousiasme over de huidige seksuele revolutie”. Zo schreef hij o.a.: „Toen ik met de behandeling [ter genezing van een uit de baarmoederhals afkomstige afscheiding] begon, vroeg ik mij af hoe ik Nancy moest beschouwen: als een geëmancipeerde vrouw of slechts als een slachtoffer [van haar ’vrienden’]. Artsen krijgen voortdurend meer gevallen als van haar te behandelen; zij verrichten meer abortussen en staan voor een pandemie van geslachtsziekten. Al deze vrije seks is niet vrij van gevolgen.” Hij onderstreepte dat wil de beoefening van seks geluk brengen, dit binnen het huwelijk dient te geschieden en gepaard moet gaan met geven, zorgen, helpen en liefhebben. Als alleen kennis de sleutel van alles zou zijn, zo vervolgde hij, zou geen enkele ontwikkelde man aan de drank verslaafd raken of te dik worden. „De sleutel is zelfbedwang, zelfbeheersing of, om dat vervelende oude woord te gebruiken, discipline.”
Daarom ook dat de apostel Paulus, die zich volledig van de invloed van ongezonde suggesties bewust was, het volgende schreef: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, . . . ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts.” En aangezien, zoals een Chinees spreekwoord luidt, ’een lege geest openstaat voor allerlei suggesties’, getuigt het van wijsheid de geest te vullen met „al wat waar is, . . . al wat eerbaar is, al wat liefelijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken”. — Ef. 5:3, 4; Fil. 4:8.