Hij verkreeg iets van veel grotere waarde
VEEL mensen hechten in deze tijd grote waarde aan onderwijs, en vooral universitair onderwijs, dit onderwijs ziend als de sleutel waarmee de mens zijn problemen kan oplossen en zijn economische positie veilig kan stellen. En natuurlijk heeft dit wereldse onderwijs zijn waarde, maar is het de weg naar een werkelijk zinvol bestaan? Of is daarvoor iets anders nodig? Dat er inderdaad iets anders nodig is, iets van grotere waarde, moge blijken uit de volgende woorden van iemand die eens een hogere opleiding als het voornaamste doel in zijn leven nastreefde.
Op een districtsvergadering van Jehovah’s getuigen in Laurel, in de Amerikaanse staat Maryland, erkende hij: „Het grootste deel van de nu eenendertig jaar dat ik heb geleefd, is verloren gegaan aan een vergeefs streven naar kennis in de wereldse psychologie. Het was echter door bemiddeling van een betrekkelijk onontwikkeld man en uit een eenvoudig geschreven boekje van 192 bladzijden dat ik in slechts zes maanden tijds ware wijsheid en een begrip van de zin van het bestaan verwierf.”
Over zijn opleiding vertelde hij: „Toen ik mij inschreef op de (jezuïtische) Fairfield Universiteit in Connecticut, was ik al ziek van het zakenleven, met zijn hebzucht en een tactiek van elkaar ’de nek afbijten’, en ik had derhalve besloten een academische loopbaan te volgen, met als hoofdvak psychologie. Het was op die universiteit dat het kleine restje katholiek geloof dat ik nog had, tijdens de theologielessen volledig werd weggeknabbeld. Deze colleges stonden onder leiding van een jezuïetenpriester die geen enkele vraag over de bijbel toestond en ons een eindexamen voorlegde van ’multiple-choice’-vragen, handelend over onbenulligheden als: ’Hoeveel woog het kruis? Hoe ver was het van de muren van Jeruzalem naar Golgotha?’ Tijdens het examen werd druk gespiekt, daar de docent al jaren achtereen dezelfde vragen had gesteld, zodat ze voor het examen reeds hun ronde onder de studenten hadden gedaan.
Na mijn kandidaatsstudie te Fairfield, bezocht ik de universiteit van Florida in Gainesville, waar ik mijn doctoraal examen deed en later mijn doctorsgraad in de psychologie behaalde en betrokken raakte bij het hersenonderzoek. Tegen die tijd kwam ik tot de ontdekking dat mijn tienjarige opleiding in de psychologie min of meer nutteloos bleek om een boterham mee te verdienen. Voor elke openstaande betrekking waren wel tien psychologen van mijn specialiteit beschikbaar. Ik raakte wat verbitterd en liet uit protest mijn haar onverzorgd en lang groeien. Mijn vrouw en ik spraken over verhuizen naar een of ander afgelegen eiland, weg van de ’establishment’. Maar vanwege mijn werk aan de universiteit van Florida werd mij als beloning een assistentschap aangeboden aan het Nationale Instituut voor de Gezondheid, om mijn studie voort te zetten met een van ’s werelds topgeleerden op het gebied van hersenonderzoek.
Bij onze proeven vernietigden we bij apen een bepaald hersengebied en vergeleken dan het gedrag van de ’behandelde’ dieren met niet-aangetaste apen. Door die experimenten was betrekkelijk gemakkelijk vast te stellen welke hersencellen verantwoordelijk waren voor elementaire functies als gezicht, gehoor of spieractiviteit. Dit was trouwens ook al door andere onderzoekers vastgesteld. Mijn werk lag echter op het terrein van de denkprocessen, een moeilijk specialisme waarbij ik trachtte iets definitiefs vast te stellen omtrent de werking van geheugen, geweten, oordeelvorming of denkvermogen.
Toen op een dag gebeurde er iets heel onverwachts, een gebeurtenis die een totale verandering in mijn leven teweeg zou brengen. Toevallig was ik in de afdeling waar de proefdieren werden verzorgd toen ik een gesprek over de bijbel hoorde tussen een van de dierenoppassers en zijn assistent. Ik kon me er niet van weerhouden aan het gesprek mee te doen en probeerde de bijbel op alle mogelijke manieren in diskrediet te brengen. Maar ik ontdekte dat de op de bijbel gebaseerde redenatie van de dierenoppasser helder, duidelijk en logisch was. Ik vernam dat hij sinds kort een van Jehovah’s getuigen geworden was. Hoewel ik wel vaag iets van Jehovah’s getuigen af wist, had ik daarvoor nog nooit met een van hen gesproken. Maar op dat moment had ik graag net zo geloofd als die man geloofde.”
Over het slotresultaat vertelde hij: „Nu hebben mijn vrouw en ik een vreugdevol aandeel aan het predikingswerk met andere getuigen van Jehovah. Na al die vruchteloze jaren van zoeken naar kennis en wijsheid, kan ik met de apostel Paulus zeggen wat in Romeinen 11:33 staat: ’O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want „wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, of wie is zijn raadgever geworden?”’”
Ja, werkelijk, een nauwkeurige kennis van Gods Woord en een leven dat in overeenstemming daarmee wordt geleid, zijn van veel grotere waarde dan de beste opleiding die de wereld ooit kan bieden.