Religie in de politieke arena
RELIGIEUS nieuws, eens gereserveerd voor de achterpagina’s van de plaatselijke nieuwsbladen, trekt nu vaak op de eerste bladzijden met vette koppen de aandacht van de krantelezer. De daden van de geestelijkheid zijn voorpagina-nieuws. Waarom?
Omdat nu meer dan ooit religie is betrokken bij politiek. En politiek is vanzelfsprekend voorpagina-nieuws. Op elk politiek niveau, van plaatselijke voorverkiezingen tot internationale conferenties hebben geestelijke leiders een belangrijk aandeel aan het gebeuren.
Natuurlijk is dit in bepaalde opzichten niet nieuw. De kerken van de christenheid hebben zich altijd gemoeid in staatsaangelegenheden. Maar de laatste jaren is de geestelijkheid een agressievere rol in de politiek gaan spelen. De weg voor deze verandering van houding werd gebaand door het Tweede Vaticaans Concilie, dat in het begin van de jaren ’60 werd gehouden. Van dat concilie is de aansporing naar alle katholieken uitgegaan om zichzelf meer in sociale en economische kwesties te mengen. De Protestanten zijn hen daarna op de voet gevolgd. Natuurlijk is de wens om andere mensen te helpen, lofwaardig. Maar de vraag waar het hier om draait, is toch: Hoe moet die hulp gegeven worden?
Jezus Christus verklaarde: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Joh. 18:36). Waarschijnlijk kent elke kerkleider deze woorden uit zijn hoofd; een ware christen gelooft ze. De laatste weet dat het tot niets goeds zal leiden wanneer iemand in strijd met deze woorden van Jezus handelt. Maar waarom willen de religieuze leiders van de christenheid dan toch nog steeds met alle geweld meedoen aan politiek en zodoende Gods koninkrijk tot een „deel van deze wereld” maken?
Omdat zij, duidelijk gezegd, geloven dat politieke organisaties in deze tijd meer ’in de melk te brokken hebben’, meer macht bezitten, dan religieuze. Vandaar dan ook dat de „Eerwaarde” Carl McCall uit de stad New York redeneert: „Politiek is de enige basis op grond waarvan mensen in deze tijd nog respect voor een geestelijke hebben.” En in 1971 verklaarde de Synode van (katholieke) Bisschoppen dat politiek het terrein is waarop „actie ten behoeve van de gerechtigheid” wordt gevoerd.
Weet men dit, dan wekt het geen verbazing meer een pastoor van de rooms-katholieke St.-Athanasiuskerk in New York, tevens raadslid van diezelfde stad, te horen zeggen dat er voor hem maar één manier is om de dingen gedaan te krijgen: „Door macht. Het is macht wat de klok slaat.” Ja, zo verklaart deze pastoor, de heer L. R. Gigante: „Een van de redenen waarom ik in de politiek ben, is om een politiek leider te worden. En ik wil een politiek leider worden omdat ik dan de macht heb.”
Wat zijn echter de gevolgen van een dergelijke redenatie? Zijn ze goed of slecht? Laten we, alvorens deze vraag te beantwoorden, eerst onze blik eens richten op Zuid-Amerika.
Zuidamerikaanse revolutionairen
„De katholieke Kerk in Latijns-Amerika uit de partisanen-politiek te houden, is gemakkelijker gezegd dan gedaan”, zo stond onlangs te lezen in het jezuïtische weekblad America. Waarom is dat zo moeilijk? Onder meer omdat de Kerk zich al van oudsher in de Latijns-Amerikaanse politiek heeft gemengd. Maar ook hier is de houding van de geestelijkheid de laatste jaren radicaal veranderd.
Er is een tijd geweest dat de Kerk de „lieveling” was van het rijke publiek, de rijke bevolking. Dit werd in feite zelfs toegegeven in een kerkelijk schrijven van twee jaar terug, afkomstig van de bisschoppen in Noordoost-Brazilië. „De Kerk”, zo schreven zij, „is vaak gelijkgesteld met personen die een cultureel, sociaal en politiek belangrijke positie bekleedden. Talloos zijn de keren geweest dat ze zich meer met de heersers dan met de onderdanen identificeerde. . . . De Kerk werd een handlangster van deze overheers-cultuur.”
De houding van de Kerk bracht, aldus de bisschoppen, een groot lijden teweeg voor het gewone volk. Wat deze bisschoppen dus nu willen, is een algehele ommezwaai van de Kerk achter „de bevrijdingsmars van het volk” aan. Maar zijn de resultaten van deze gedragslijn enigszins beter?
De Braziliaanse bisschoppen stellen politieke bevrijding gelijk aan redding en geloven dat deze bevrijding moet komen door een gewelddadige revolutie. Braziliaanse priesters heeft men reeds veroordeeld wegens deelname aan stadsguerrilla-activiteiten. En in Columbia is een organisatie, „Priesters voor Latijns-Amerika” genaamd, beschuldigd van opruiende, revolutionaire activiteiten.
Het is dan ook niet vreemd dat de Braziliaanse regering nu al minstens één katholiek onderwijsprogramma heeft gelaakt als zijnde communistische propaganda onder een religieuze dekmantel. Ja, zo verklaarde deze regering, „in het verleden beschouwden Marxisten het christendom als een onderdeel van het kapitalistische systeem, maar thans wijzen zij op het christendom als een bolwerk van het communisme en hiermee winnen zij de steun van het religieuze volk”.
Aan de andere kant echter, hebben Venezolaanse bisschoppen bij de jongste Venezolaanse presidentsverkiezing met krachtige woorden de ’dubbelzinnigheid’, zoals zij dat noemden, van het socialisme en het communisme veroordeeld. Ondertussen hebben de bisschoppen in Chili openlijk kritiek geleverd op de politiek van de rechtse junta die nu in dat land regeert. In Argentinië kwam de katholieke priester Carlos Mugica vorig jaar mei door een sluipmoord om het leven, naar aanleiding van zijn politieke activiteiten.
Enerzijds wordt er dus van de Kerk gezegd dat ze het communisme ondersteunt — anderzijds veroordeelt ze het. Tussen die twee uiterste polen bevindt zich een rijk geschakeerd veld van politieke meningen die men allemaal binnen de rijen van de Zuidamerikaanse geestelijkheid kan terugvinden. En daartussenin bevindt zich dan het gewone volk — verward en nauwelijks ’bevrijd’ door gebrek aan eenheid in de kerkelijke leiding. Begrijpelijkerwijs zouden dan ook velen wensen dat de Kerk buiten de politiek bleef. Maar, zoals het blad America opmerkte, dat is „gemakkelijker gezegd dan gedaan”!
Andere religieuze opstandelingen
De revolutionaire priesters van Latijns-Amerika hebben het voorbeeld gesteld, en zijn gevolgd door priesters en nonnen op de Filippijnen. De resultaten waren gelijk.
Een communistische ondergrondse beweging, het „Nieuwe Volksleger”, werd twee jaar geleden door de Filippijnse regering opgerold. Wie was de rebellenleider? De „Eerwaarde” Luis Jalandoni, een buitengewoon gewaardeerd Filippijns geestelijke. Bij hem waren zijn vrouw, een voormalige non, alsmede een revolver en geschriften van Mao Tse-tung.
In Afrika heeft de inmenging van de geestelijkheid op politiek terrein nog een ander slecht gevolg aan het licht gebracht: de Kerk raakt innerlijk verdeeld. Zo krijgen zwarte Afrikaanse kerkleden te horen dat zij moeten streven naar heerschappij over hun blanke mede-lidmaten van de Kerk. Burgess Carr, kanunnik van de Episcopale Drieëenheids-kathedraal in Monrovia, Liberia, een zwarte geestelijke, verklaarde:
„Volledige verwerping van geweld is een onhoudbare mogelijkheid voor Afrikaanse christenen.
Alleen hierom al moeten wij onze onverdeelde ondersteuning aan de bevrijdingsbewegingen geven, aangezien zij de kerk hebben geholpen een nieuw en radicaal besef van de betekenis van het Kruis te herontdekken.
Door zijn aanvaarding van het geweld van het Kruis, heeft God, in Jezus Christus, geweld geheiligd tot een verlossingsmiddel om de mens tot een voller menselijk bestaan te brengen.”
Met zulke argumenten gaat men echter volledig voorbij aan de uitspraak van Jezus dat een ieder die door geweld zou leven, door geweld zou vergaan (Matth. 26:52). Toch keren nu zwarte leden van de christelijke kerken zich met geweld tegen blanke „christenen”, ook al zijn dat leden van hun eigen kerk. Verdeeldheid is daarvan het gevolg. En mensen van ver buiten Afrika werken rechtstreeks mee aan de vergroting van deze haat en verdeeldheid. Op welke wijze?
Wel, wist u dat de Wereldraad van Kerken geld heeft geschonken aan Afrikaanse terroristenorganisaties? In het verleden gebruikte de Raad, om haar eigen woorden aan te halen, „rustige methoden . . . door instituten op te richten” om in Afrika te trachten haar doeleinden te bereiken. Maar nu, zo stelt de Raad, „neemt een belangrijk aantal van degenen die zich hebben opgedragen aan de dienst voor Christus en hun naaste, een revolutionairder standpunt in”.
Denk echter eens in: rond de 400 miljoen mensen over de gehele aardbol behoren tot een kerk die is aangesloten bij de Wereldraad van Kerken — dat is bijna vier op elke tien mensen die beweren christelijk te zijn. Misschien behoort ook de kerk die u bezoekt tot de Wereldraad. Wist u dan waarvoor uw geschonken geld werd gebruikt? Ter bevordering van eenheid?
Vergeet ook niet dat deze politieke activiteit van de geestelijkheid heel velen de dood heeft ingejaagd. In Ierland hebben zowel Protestanten als Katholieken zich schuldig gemaakt aan gewelddaden die reeds aan meer dan duizend mensen het leven hebben gekost, onder wie tal van onschuldige kinderen. Het radiostation WBBM van Chicago vertolkte de mening van velen toen het in een radiocommentaar opmerkte: „Religieuze handen in Ierland zijn rood van het bloed, net als ze dat waren in de dagen van de Kruistochten, lang geleden, en in de wereldoorlogen van recentere jaren. . . . de meest laakbare groep is die van de geestelijkheid, en laat niemand iets anders beweren.”
Ja, waar u ook kijkt — in de beide Amerika’s, in Azië, Europa, of Afrika — overal is hetzelfde verhaal te vertellen: de geestelijke leiders van bijna elke religieuze groepering zijn in de politieke arena te vinden. Wie durft echter te spreken over goede resultaten?
Wat zijn de resultaten?
Beschouw nog eens wat wij tot dusver hebben besproken. Religie in de politiek heeft priesters, predikanten, nonnen en leken verdeeld, zowel in hun opvattingen als hun daden; sommigen zijn radicaal links geworden, terwijl anderen de rijken van rechts steunen; door religie in de politiek hebben velen de dood gevonden en zijn nog velen meer onderdrukt in plaats van bevrijd; mensen over de hele wereld zijn indirect bij revolutionaire acties betrokken geraakt; kerken zijn verdeeld geworden, zowel binnen de rijen van de geestelijkheid als binnen de kudden. Dit zijn nauwelijks goede en wenselijke vruchten. Maar dat is nog niet alles.
De geestelijken hebben het respect verloren van juist diegenen wier gunst zij zo vaak hebben gezocht. Zo schreef Anthony Lejeune onomwonden in de Londense Daily Telegraph:
„Toen Christus zei: ’Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’, deed hij, zoals onlangs een geestelijke opmerkte, een ’politieke en aardse’ verklaring waarmee hij zichzelf distantieerde van ’het imperialisme, de uitbuiting en de onderdrukking’ zoals die door de regering van zijn dagen werd vertegenwoordigd. Het Evangelie is . . . in de denktrant van die geestelijke . . . een oproep tot politieke actie. . . .
De geneigdheid van de moderne geestelijkheid naar het socialisme, gaat gepaard met een overdreven geloof in politieke oplossingen, kortom, met een geloof dat Christus’ koninkrijk van deze wereld is. Natuurlijk zei Christus dat dit niet zo was: maar die moeilijkheid kan met een kleine aangepaste heruitleg overwonnen worden. . . .
Mensen dorsten naar een koninkrijk dat niet van deze wereld is; en als de Christelijke Kerk dat niet langer biedt, zullen zij het elders gaan zoeken.”
Een zelfde eerlijke geest sprak uit het volgende, gedeeltelijk overgenomen, redactionele commentaar, zoals dat stond in To the Point, een Zuidafrikaans nieuwsblad, uitgegeven in Johannesburg:
„De kerken moeten beslissen wat hun belangrijkste taak is. Als het hun bedoeling is een wereldlijke macht of ’koninkrijk’ te stichten, dan zullen zij de gevaarlijke wapens dienen te gebruiken die daarvoor nodig zijn. Maar dan moeten ze ophouden met te doen alsof ze nog steeds handelen in de naam van degene die zei: ’Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’.” — 12 april 1974.
De huichelachtige en beginselloze daden van de geestelijkheid hebben haar weinig geliefd gemaakt.
Nog erger is echter dat de religie door haar meedoen aan politiek zichzelf tot „een vijand van God” heeft gemaakt (Jak. 4:4). Jezus wist dat zijn koninkrijk hemels was en te zijner tijd aan alle onderdrukking en verdorvenheid een eind zou maken. De feiten wijzen erop dat wij nabij de tijd leven dat die gebeurtenis zal plaatsvinden. — Dan. 2:44; Matth. 6:9, 10; de hoofdstukken 24 en 25.
In afwachting hiervan, zo zei Jezus, moesten zijn discipelen ’aan de keizer geven wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’. Ook de christelijke apostel Paulus zei: „Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die boven hem staan.” Als natuurlijk de gezagsdragers iets van christenen verlangen dat in strijd is met hetgeen God heeft geboden, dan zullen ware christenen „God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Matth. 22:21; Rom. 13:1, Sint-Willibrordvertaling; Hand. 5:29). Maar ’onderworpen zijn aan de gezagsdragers’ laat voor een christen stellig geen ruimte open om als revolutionair op te treden, of wel?
De zienswijze van de bijbel wordt ondersteund door een heldere verklaring in een Engels boek over de verhouding tussen Kerk en Staat (Church and State in Scripture History and Constitutional Law) door J. E. Wood, E. B. Thompson en R. T. Miller (1958): „Jezus was geen politieke revolutionair en weigerde standvastig bij politieke revolutie betrokken te raken, de dood verkiezend boven opstand . . . Paulus’ beschikbare brieven bevatten geen enkele rechtstreekse aanval op de imperialistische regering van Rome.”
Ja, de resultaten die de kerken met hun inmenging in politieke zaken hebben geoogst, zijn in de ogen van mensen betreurenswaardig. Maar hoe walgelijk moeten ze dan wel niet in Gods ogen zijn. De geestelijkheid beweert hem op aarde te vertegenwoordigen. Maar we kunnen blij zijn dat, zoals de bijbel ons vertelt, al zulke valse religie spoedig voor altijd door God vernietigd zal worden. De ware aanbidding daarentegen, zal blijven bestaan. — Matth. 7:15-20; Openbaring hoofdstuk 17 en 18.
Jehovah’s getuigen staan internationaal als neutraal bekend. Zij zijn neutraal met betrekking tot de aangelegenheden in de wereld. Zij stellen werkelijk geloof in Jezus’ woorden: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Joh. 18:36). Doet u dat ook?
Zou u graag de verdrukten in deze wereld willen helpen — maar dan op een manier waar God het mee eens is en die werkelijk helpt?
Bezoek dan eens een Koninkrijkszaal van Jehovah’s getuigen en kom meer te weten over deze christenen die werkelijk „geen deel van deze wereld” zijn.