Ons bezoek aan een actieve vulkaan
Door Ontwaakt!-correspondent in Zaïre
„FANTASTISCH, wat een gezicht!” Dat was alles wat we konden uitbrengen na een eerste blik in de keel van deze reusachtige krater te hebben geworpen en tongen van vuur uit de ingewanden te hebben zien komen. De doordringende geur van zwavel, het gegrom als van een groot monster en de reusachtige grootte van de krater vervulden ons met diep ontzag. Persoonlijk dit vertoon van natuurgeweld te mogen beleven — dat was iets wat we niet snel zullen vergeten.
Er zijn niet zoveel plaatsen op aarde waar men een levende, ademende vulkaan kan zien, en nog veel minder waar men zijn constante werking van nabij kan gadeslaan. Op enkele kilometers ten noorden van de stad Goma, aan de uiterste oostgrens van de republiek Zaïre, treft men een van de weinige plekken aan waar dat wel kan; daar kan men de vulkaan de Nyiragongo aan het werk zien. In tegenstelling tot andere vulkanen overal ter wereld, vormt de Nyiragongo nooit een korst of lavaprop in zijn pijp, zodat men op elk moment zijn vuur kan zien. Om die reden lijkt de Nyiragongo ook lang niet zo gevaarlijk als zijn broer de Nyamulagira, die vlak naast hem is gelegen en zich maar al te vaak met geweld van zijn lavaprop ontdoet, met alle spectaculaire gevolgen van dien.
Klimmend naar de rand
Mijn vrouw en ik besloten dat we dit fenomeen moesten gaan bekijken. Met slechts één verschoning en voldoende voedsel voor een aantal dagen reden we de kronkelende bergweg af, die van ons huis in Bukavu, aan de rand van het Kivu-meer, naar Goma loopt, ruim negentig kilometer noordelijker. Daar brachten wij de nacht bij vrienden door en gingen vandaar de volgende morgen naar de voet van de Nyiragongo. Daar moest het grote avontuur beginnen.
Na het verschuldigde bedrag te hebben betaald en te zamen met een aanzienlijke groep buitenlandse toeristen ons kaartje te hebben ontvangen, huurden we, naar de beste „safari”-traditie, een Zaïrese man als drager en gingen aan de wandel. Wandel? Ja, maar naarmate we verder kwamen, kreeg die wandeling wel een steeds steiler verloop. De hellingen van de Nyiragongo zijn niet heet en na korte tijd begon het zelfs te regenen — niet hevig, maar wel gestaag — drie uur achtereen.
Toen we ons op de lagere hellingen een weg baanden door de tropische ondergroei, bleek de zwarte lavagrond erg glibberig. Van tijd tot tijd zagen we reuzegrote aardwormen, wel meer dan dertig centimeter lang, alsook prachtige, tere bloemen in het wild. Voor onze groep uit liep een plaatselijke bewoner als gids, gewapend met geweer en losse munitie — om eventueel stropende olifanten weg te jagen.
Hoe hoger we kwamen, hoe slechter het pad werd — we liepen nu op knerpende vulkaansplinters in plaats van in de modder — en hier en daar moesten we omgevallen bomen of andere obstakels ontwijken. We waren heel blij een drager gehuurd te hebben om onze etenswaren en extra kleding mee te torsen. Na ongeveer drie uur geklommen te hebben, arriveerden we bij een houten hut waar we een poosje rustten en iets aten en dronken.
Al heel gauw nadat we weer op pad waren gegaan, ontwaarden we een eerste glimp van de kraterrand — nog ver boven ons. De vegetatie werd struikachtiger en er kwamen minder bomen. Het werd bovendien kouder, zodat we onze truien te voorschijn haalden. De drager bleef ons nog steeds, ondanks zijn last, moeiteloos voor, hoewel we ondertussen toch al enkele toeristen hadden ingehaald die reeds eerder dan wij op pad waren gegaan, maar geen drager hadden gehuurd. Een ouder persoon moest terugkeren, omdat de moeilijke klim te zwaar voor hem werd.
Om ongeveer half drie ’s middags bereikten we de plek waar we uiteindelijk de nacht zouden doorbrengen — twee ronde aluminiumhutten met kegelvormige daken, gemeubileerd met ruw houten bedden, voorzien van een schuimrubber matras. Omdat iedereen moe was en tot op zijn huid toe nat, besloten we halt te houden en ons te drogen. Na wat meer te hebben gegeten en nadat de regen was opgehouden, hadden we weer lust om verder te klimmen; de laatste etappe lag nu voor de boeg, naar de krater zelf, nog altijd zo’n vierhonderd meter boven ons. Het was een klim over het ruwste terrein dat we tot nog toe hadden gezien. Boven de hutten liep geen pad meer, maar onze gids wist hoe we moesten lopen. Dat nam niet weg dat we over scherp gerande vulkaanrotsen moesten klauteren en menigeen van ons uitgleed en oncomfortabel op zijn zitvlak terecht kwam. We klommen bijna op handen en voeten tegen een helling van 45° op.
Maar het weer was ons vriendelijk gezind, want alle mist die tot dusver de hellingen had omhuld, was opgetrokken, zodat we een magnifiek uitzicht hadden over de vlakten die we zeven uur geleden hadden verlaten. We hadden ook een kijkje van boven op de Shahera, een kleine uitgedoofde vulkaan, die we tijdens onze klim waren gepasseerd. Ver beneden en uiterst links konden we nog net de rand zien van het prachtige Kivu-meer en rechts van ons, iets hoger, hadden we een uitzicht op de majestueuze met sneeuw bedekte Karisimbi, een nu uitgedoofde vulkaan, waarvan de bijna volmaakt kegelvormige spits scherp tegen de avondlucht stond afgetekend.
We voelden onze opwinding stijgen naarmate we de rand van de krater naderden. Toen, plotseling, waren we er! Alsof we ons op het topje van de wereld bevonden, zo leek het (3470 meter is de officiële hoogte van deze berg). En wat een aanblik! Recht voor ons lag de wijd gapende mond van de Nyiragongo — een immens gat, 800 meter breed, met steile, bijna loodrecht afdalende wanden — ja, we stonden werkelijk op de rand. Op de plaats waar wij stonden, konden we de hitte van het vuur niet voelen, maar beslist wel zien en horen. Dikke rookwolken golfden naar boven, en de doordringende geur van zwavel vulde onze neusgaten.
Een ontzaginboezemend schouwspel
De rand van de krater bood een niet te overtreffen uitzicht. Geen hekwerk, noch touwen, noch andere beveiligingen behoedden de overnieuwsgierigen voor een val van meer dan dertig meter naar de bodem van de krater. De bodem van de krater was vlak met uitzondering van een verhoging of „tafel” in het midden — een concentrische cirkel van donkergrijs materiaal dat soms wel twaalf meter of meer op en neer beweegt. Het was in het midden van die cirkel dat we de gesmolten lava uit het inwendige van de aarde konden zien stromen en opborrelen.
De gids toonde ons een richel, net aan de binnenzijde, onder de rand van de krater, vanwaar we mooie foto’s konden nemen en ook enige beschutting hadden tegen de koude wind die zich nu steeds meer deed gevoelen. Behoedzaam stapten we op die veruitstekende richel, er wel voor zorgend niet te dicht bij de rand te komen. Zittend op een houten plank, net binnen de rand van een levende vulkaan, met enkelen van de andere toeristen, bemerkten we dat naarmate de nacht viel, het vuur een vreemd hypnotisch effect kreeg.
Terwijl de wereld buiten zich verloor in het duister, werden wij vergast op het meest ontzagwekkende schouwspel uit ons leven. Het vulkaanvuur leek in intensiteit toe te nemen, en de vlammen sprongen en dansten voor onze ogen — in werkelijkheid honderden meters weg, maar ogenschijnlijk heel dichtbij. We konden nu zien hoe de withete lava langzaam in de kern van het vuur stroomde. Automatisch gingen onze gedachten naar onze Grootse Schepper, de Almachtige God Jehovah, en de verbazingwekkende krachten die hij tot zijn beschikking heeft. Werkelijk een nederig stemmende ervaring.
We waren zo’n acht kilometer naar boven geklommen. Daarna, om half acht ’s avonds, gingen we ons gereedmaken voor onze afdaling naar de metalen hutten. In de pikzwarte duisternis was dat een hachelijke onderneming. Maar allemaal waren we het erover eens dat het de moeite dubbel en dwars waard was geweest. Na een goede nachtrust en na ’s morgens nog een vlugge laatste blik op de kraterrand te hebben geworpen, gingen we weer naar beneden, langs de hellingen van de „mulima ya moto” („de berg van vuur”), zoals de plaatselijke bevolking deze vulkaan in het Swahili noemt.
Er zijn hier nog mensen die de Nyiragongo als een god beschouwen en offers brengen aan deze berg. Maar wij danken Jehovah, de ware God, voor een onthullende blik op een van zijn ontzaginboezemende scheppingswerken.