„Getuigen . . . tot de verst verwijderde streek der aarde”
„HIERTOE ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid” (Joh. 18:37). Met deze woorden wees Jezus op zijn belangrijkste activiteit toen hij op aarde was.
Hij leidde zijn volgelingen op om hetzelfde werk te doen. Na zijn dood en opstanding gaf Jezus zijn discipelen te kennen welke omvang dit getuigeniswerk zou aannemen, door te zeggen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u komt, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.” — Hand. 1:8.
Met betrekking tot de vervulling van deze voorzegging, was zondag, 7 september 1975 een belangrijke datum. Dit was de dag waarop de zesentwintig studenten van de 59ste klas van Gilead, de opleidingsschool voor zendelingen van Jehovah’s getuigen, afstudeerden. Sinds zijn begin in 1943 heeft de Gileadschool duizenden zendelingen opgeleid en naar ver verwijderde streken der aarde gezonden. Als gevolg daarvan zijn de Getuigen thans in 210 landen en eilanden der wereldzeeën werkzaam.
Dit was een internationale klas met studenten uit acht verschillende landen en eilanden. Voordat zij naar de school kwamen, hadden zij gemiddeld tien jaar aan predikingsactiviteiten besteed. Op de dag waarop de studenten afstudeerden, ontvingen zij toewijzingen voor twaalf verschillende landen.
Wat beweegt mensen ertoe zich vrijwillig aan te bieden voor een opleiding als zendeling? Een Deense student merkte op: „De Schrift zegt in 1 Korinthiërs 6:19, 20: ’Gij [behoort] uzelf niet toe, want gij werdt met een prijs gekocht.’ We hebben niet een gedeelte, maar ons hele leven aan Jehovah opgedragen. Ik heb altijd het standpunt gehuldigd dat als Jehovah wilde dat ik iets deed, ik dit zou doen als niets me in de weg stond.”
Een student uit de Verenigde Staten noemde een andere reden waarom hij zendeling wilde worden: „Ik houd van mensen en vind het fijn met mensen te werken. Het zendingswerk geeft grootse gelegenheden om liefde voor Jehovah te tonen en ons ’te verruimen’, zoals de apostel Paulus het stelt, in het ten toon spreiden van liefde voor onze medemensen” (2 Kor. 6:13). Een student uit Puerto Rico merkte eveneens op: „Als je weggaat uit een gemeente in een gebied waar veel getuigen van Jehovah zijn, is er altijd wel iemand die het van je overneemt. Maar in vele buitenlandse gebieden is dit niet het geval. Als je de grote behoefte aan hulp daar ziet, maakt dit alle opoffering in de wereld de moeite waard.”
De Gileadcursus duurt slechts vijf maanden. Maar wat een periode van intensieve activiteit! De hele bijbel wordt gelezen en boek voor boek bestudeerd. De wereldgeschiedenis wordt in het licht van bijbelse profetieën nagevorst, terwijl de aandacht zich in het bijzonder concentreert op Gods belofte om de gehele mensheid door middel van Abrahams „zaad” te zegenen (Gen. 12:1-3; 22:18). Bovendien omvat de cursus een gedetailleerd onderzoek van profetieën betreffende de „parousia” (tegenwoordigheid) van Christus.
Hadden de studenten waardering voor het onderwijs dat zij ontvingen? Een jonge vrouw uit Griekenland merkte op: „Geen andere school ter wereld kan je de kennis bijbrengen die je van Gods standpunt uit bezien werkelijk nodig hebt. Deze cursus is het belangrijkste, ja, het ’beginpunt’ in mijn leven geweest.” Een andere student zei: „De vriendelijkheid en tact van onze leraren deden mijn vrouw en ik vast besluiten deze hoedanigheden zelf te ontwikkelen. Daar ik onderwijzer ben geweest, waardeerde ik het dat wij nooit op een pijnlijke manier ’in het nauw’ werden gedreven. Als we in onze toewijzing in Zaïre komen, willen wij jegens de mensen aan wie wij het goede nieuws brengen, hetzelfde geduld en dezelfde vriendelijkheid aan de dag leggen.”
Veel studenten lieten zich waarderend uit over de gelegenheid samen te wonen met de ongeveer 1700 medechristenen van de Bethelfamilie in Brooklyn. Eén merkte op: „Hier te zijn, heeft mij werkelijk geholpen christelijke hoedanigheden te ontwikkelen. Wanneer je met zoveel medechristenen samenwoont, biedt elke dag de gelegenheid te tonen dat je de belangen van anderen beoogt, in plaats van jezelf op de eerste plaats te stellen. Dit is voor mij een ’stoomcursus’ in voorkomendheid geweest.”
Het graduatieprogramma in de congreszaal van Jehovah’s getuigen in Queens, in de stad New York, werd bijgewoond door de studenten, hun verwanten en vrienden en door leden van de Bethelfamilie. Het eerste gedeelte van de graduatieplechtigheid bestond uit verschillende korte toespraken tot de klas.
Het hoofd van Gilead, E. A. Dunlap, wees er in een daarvan op dat de sprekers tijdens de meeste graduatieplechtigheden in de wereld in gebreke blijven de studenten een werkelijk doel in het leven te geven. Vaak begrijpen de afgestudeerden hoe moeilijk het in deze wereld is alleen maar het hoofd boven water te houden. „Maar hoe is het met jullie studenten van deze 59ste klas van Gilead gesteld?” vroeg Dunlap. Hij spoorde hen aan niet het doel van hun speciale opleiding te missen, namelijk „om naar een vreemd land te gaan en de inwoners de boodschap van de bijbelse waarheid te brengen”.
Een andere spreker, G. M. Couch, opziener van het Wachttoren-Bethelhuis, stelde de vraag: „Zullen jullie toekomstige dagen in jullie zendingstoewijzing net zo prettig zijn als de gemiddeld tien jaar waarin jullie hiervóór Jehovah hebben gediend? Hebben jullie er ooit over nagedacht dat het zendingswerk nog wel eens fijner kan zijn? In enkele van jullie zendingsgebieden zullen de mensen jullie in bijna elk huis binnenvragen en je toestaan met hen over Gods koninkrijk te spreken.”
Een van de anderen die de studenten toespraken, was F. W. Franz, vice-president van het Wachttorengenootschap. Hij wees erop dat het christelijke zendingswerk in de eerste eeuw door goddelijke toewijzing werd verricht. Zo hebben Jehovah God en Jezus Christus ook thans zendelingen van Jehovah’s getuigen naar ver verwijderde streken der aarde gezonden. Tot besluit van het eerste deel van het programma, beklemtoonde N. H. Knorr, president van het Wachttorengenootschap en van de School, dat bijbelse beginselen een heilzame uitwerking op het persoonlijke leven van de studenten dienen te hebben. „Ons dagelijkse gedrag, de wijze waarop wij met anderen handelen en de spraak die wij gebruiken”, zo merkte hij op, „spreken luid over de waarheid die God ons heeft gegeven. Ons hele leven zet kracht bij aan het Woord van God.”
Na een korte pauze verzorgde de klas een amusementsprogramma met onder andere Franse, Deense en Duitse liedjes, instrumentale muziek en enkele originele intermezzo’s. Daarna voerden de studenten twee bijbelse drama’s op. In het eerste werden gebeurtenissen uit de dagen van de Israëlitische koning Josía uitgebeeld. Net zoals Josía in het Israël uit de oudheid alles uitroeide wat nog tot de valse aanbidding behoorde, werden de toehoorders aangespoord zich te ontdoen van elke nog sluimerende bekoring die de onchristelijke denk- en levenswijze van dit huidige, stervende samenstel van dingen op hen uitoefent. Het tweede drama legde er de nadruk op dat alle christenen, speciaal de ouderlingen, ’de leiding moeten nemen in het betonen van eer aan elkaar’. — Rom. 12:10.
Na enkele slotopmerkingen door N. H. Knorr, eindigde het programma met lied en gebed. Door de evenementen van deze dag waren de studenten meer dan ooit besloten hun plaats in te nemen onder de duizenden zendelingen die als „getuigen” van Jehovah God en Jezus Christus tot de verst verwijderde streken der aarde dienen. — Jes. 43:10, 12; Hand. 1:8.
[Illustratie op blz. 25]
Afgestudeerden van de negenenvijftigste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead
59th Class September 1975
In onderstaande lijst zijn de rijen genummerd van voren naar achteren, en de namen in elke rij verwijzen naar de studenten in volgorde van links naar rechts
(1) Dohn, E.; Monnett, G.; Karathanassis, M.; Lundquist, J.; Fosset, P. (2) Horton, M.; Lucas, J.; Boulais, D.; Angerhuber, E.; Grøndrup, A. (3) Sanchez, P.; Pedersen, R.; Ayrault, Y.; Karathanassis, C.; Angerhuber, H.; (4) Fosset, M.; Smoot, M.; Sanchez, M.; Grøndrup, M.; Dohn, T. (5) Fourcault, J.; Horton, W.; Monnett, J.; Lundquist, B.; Devito, J.; Lucas, L.