Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g76 22/11 blz. 25-28
  • Ik was de voorganger van een pinkstergemeente

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ik was de voorganger van een pinkstergemeente
  • Ontwaakt! 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Religieuze achtergrond
  • Mijn leven als lid van de pinksterbeweging
  • Het ontvangen van de gave van tongen
  • Het blijvende zoeken beloond
  • Een ander soort prediker
  • Is „spreken in talen” voor hedendaagse christenen?
    Ontwaakt! 1978
  • Vindt het spreken in tongen in deze tijd zijn oorsprong bij God?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
Ontwaakt! 1976
g76 22/11 blz. 25-28

Ik was de voorganger van een pinkstergemeente

IN 1932 werd ik op Sicilië (Italië) geboren. Kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog, bezocht ik in een particulier huis een religieuze bijeenkomst van de pinksterbeweging. De voorganger was van middelbare leeftijd en begon zijn preek met een op luide toon uitgesproken gebed. Dit verbaasde me, maar ik bleef.

Tijdens zijn preek onderbrak ik hem verschillende keren om hem bewijzen te vragen naar het bestaan van God. Hij verwees naar de bijbel als bewijs van Gods bestaan en gaf me een exemplaar ten geschenke. Ik begon met ongeveer zeven hoofdstukken per dag uit de bijbel te lezen. Al spoedig kwam ik echter tot het besef dat ik er weinig of niets van begreep. Dus besloot ik de hulp van de pinksterkerk in te roepen.

Religieuze achtergrond

Vanaf mijn vroegste jeugd had ik evenals mijn ouders een grote belangstelling voor religie. Net als zoveel Sicilianen, waren zij rooms-katholiek en dat met hart en ziel.

Naarmate ik ouder werd, besefte ik echter dat de katholieke Kerk mijn geestelijke behoeften niet kon bevredigen. Ik kon bijvoorbeeld niet begrijpen waarom de geestelijkheid aparte kleding droeg, waarom zij zich in de biechtstoel voor de persoonlijke aangelegenheden van anderen interesseerden, of waarom er in de Kerken net zoveel afgoden stonden als in de heidense tempels. Omdat ik niet in staat was bevredigende antwoorden op zulke vragen te krijgen, taande mijn belangstelling voor de katholieke Kerk.

In die vooroorlogse dagen werd mijn huis vaak door een priester bezocht voor wie de vruchten uit onze wijngaard waren voorbehouden. Hij beweerde dat het fascisme voor Italië de beste vorm van regering was, omdat het de belangen van de katholieke Kerk verdedigde. Maar toen de oorlog voorbij was, trokken veel mensen zich uit de Kerk terug, omdat ze wel inzagen dat de Kerk met het fascisme had samengewerkt. En zij walgden van de manier waarop de Kerk de rijken ten koste van de armen steunde.

Het gevolg was dat velen na de oorlog atheïst werden en ook ik tot die manier van denken neigde. Vandaar dat ik religieuze diensten slechts als een middel bezag om in contact met vrienden te komen. Toch voelde ik ook een geestelijke leegte.

Mijn leven als lid van de pinksterbeweging

Het besef van die geestelijke nood wakkerde mijn interesse voor de bijbel aan. Dus begon ik de pinksterkerk te bezoeken.

De religieuze diensten waren nogal opzienbarend. De voorganger begon gewoonlijk met het uitspreken van een gebed — met gesloten ogen en zijn armen naar de hemel geheven. Daarna nodigde hij de aanwezigen uit met hem een lied te zingen, waarna diverse personen de gelegenheid kregen om te „getuigen”, door te vertellen aan welke moeilijkheden zij het hoofd hadden moeten bieden voordat zij in contact met de pinksterbeweging kwamen en wat hun huidige gedrag was.

Gewoonlijk werd dit door een op een bijbeltekst gebaseerde preek gevolgd. Ik was niet in staat om de dingen die de voorganger vertelde, te begrijpen, maar dacht dat dat misschien kwam door mijn beperkte kennis van de bijbel. Na zijn preek bewoog de voorganger zich tussen de aanwezigen door en legde zijn handen op hen, terwijl hij schreeuwde: „Schreeuw, schreeuw harder! De Heer is nabij!” Dan riepen de mensen meestal: „Halleluja! Heer, luister naar ons!” of soortgelijke uitdrukkingen.

In 1950 werd ik een gedoopt lid van de pinkstergemeente. Ik dacht dat God me geroepen had, en daarom bracht ik vele veranderingen in mijn leven aan. Ik rookte niet langer, bezocht geen bioscopen meer en ging niet meer uit dansen. Ik besloot ook niet langer naar de radio te luisteren, omdat de kerk waartoe ik behoorde dat als iets onwenselijks voor een christen beschouwde.

De mensen van het stadje St.-Cataldo in de Siciliaanse provincie Caltanissetta waar ik woonde, waren verbaasd over de veranderingen die ik in mijn leven aanbracht. Met iedereen sprak ik over mijn nieuwe geloof en vertelde dat men moest komen voor redding, omdat anders een pijniging in het hellevuur wachtte. Velen luisterden en werden leden van de pinksterbeweging.

Ter gelegenheid van het bezoek van een vooraanstaand evangelist uit Amerika, werd ik tot hoofd van de zondagsschool benoemd. Deze toewijzing bestond in het voorgaan bij de vergaderingen van de pinkstergemeente, waar een blad „De Zondagsschool” genoemd, werd bestudeerd. Mede door mijn buitengewone ijver bij het leiden van de zondagsschool, werd ik in juni 1952 tot voorganger aangesteld, ofschoon ik geen opleiding aan een theologische school had ontvangen. Gedurende de daaropvolgende vier jaar diende ik in de pinksterkerken van de provincie Caltanissetta, met inbegrip van die in de stad Caltanissetta.

Het ontvangen van de gave van tongen

Ofschoon ik verheugd was over de vooruitgang die ik had gemaakt, was ik toch teleurgesteld dat ik geen van de speciale gaven bezat die de pinksterkerk als een manifestatie van Gods geest beschouwt, zoals de gave van tongen.

Maar terwijl ik bij een religieuze dienst in gebed voorging, vertelde een stem mij dat ik mijn handen op een bepaalde vrouw in de gemeente moest leggen. Met mijn ogen nog steeds gesloten, vond ik de vrouw tussen de aanwezigen en legde haar mijn handen op. Onmiddellijk volgde een luide schreeuw en begon ze, te zamen met mij, in talen te spreken. Onafhankelijk van mijn wil begon ik woorden te uiten. Die ervaring maakte mij zeer gelukkig.

Nog steeds was ik echter niet in staat de bijbel te begrijpen, en daardoor raakte ik erg van streek. Er werd mij verteld dat de bijbel alleen begrepen kon worden door degenen die de speciale gave van uitlegging hadden en die verklaring bevredigde me enigszins. Uiteindelijk was ik dankbaar dat ik de gave van tongen had ontvangen.

Het duurde echter niet lang, nauwelijks enkele maanden, of ik begon ervan overtuigd te raken dat er iets mis was met mijn zogenaamde „gave”. Ik kreeg namelijk verschrikkelijke nachtmerries. Het was dan alsof ik verlamd was en tegelijkertijd donkere vormen zag die me aan alle kanten vasthielden. Ik begon me af te vragen of deze aanvallen, die duidelijk afkomstig waren van goddeloze geesten, iets te maken hadden met de „gave” die ik had ontvangen. Mijn achterdocht nam nog toe toen een voorganger, die de gave van uitlegging bezat, een persoon die de gave van tongen had, beval op te houden met spreken, omdat de dingen die hij zei schandelijk en niet voor herhaling vatbaar waren.

Het blijvende zoeken beloond

Ik was vastbesloten een verklaring voor deze dingen te vinden en zocht bij andere religieuze organisaties, zoals het Apostolisch Genootschap en de Baptisten, maar zonder resultaat. Toen hoorde ik dat er in de nabijgelegen stad Caltanissetta een paar volle-tijdpredikers van Jehovah’s Getuigen waren; ik ging naar hen toe.

Allerlei vragen vuurde ik op hen af. Maar die werden allemaal door de Getuigen uit de bijbel beantwoord. Hun schriftuurlijke kennis bracht me in verbazing. Ik aanvaardde hun aanbod van een gratis huisbijbelstudie. Na verloop van tijd leerde ik uiteindelijk de waarheid over de gave van tongen.

De bijbel maakt duidelijk dat de Almachtige God de vroege christenen de gave schonk van het spreken in vreemde talen, talen die zij nooit voordien hadden geleerd. Toen de christelijke gemeente nog in haar kinderschoenen stond, werden de discipelen, die slechts een klein aantal vormden, door deze gave geholpen de vreemdelingen te onderwijzen over „de grote daden van God” (Hand. 2:5-11). De gave van tongen diende ook als een zichtbaar bewijs dat Gods gunst op zijn nieuwe christelijke organisatie rustte (1 Kor. 14:22). Maar is het spreken in talen een gave die ook bij de volwassen christelijke organisatie zou blijven bestaan?

Neen, ik leerde dat deze gave tijdelijk was geweest, evenals de gave van het profeteren en van speciale kennis. De bijbel zegt: „De liefde faalt nimmer. Maar hetzij er gaven van profeteren zijn, ze zullen worden weggedaan; hetzij er talen zijn, ze zullen ophouden; hetzij er kennis is, ze zal worden weggedaan.” Deze speciale gaven van God waren een identificerend kenmerk van het nog in zijn kinderschoenen verkerende christendom; maar zoals een volwassene de trekken van een klein kind wegdoet, zo laat de bijbel ook zien dat die speciale gaven zouden verdwijnen. — 1 Kor. 13:8-11.

Ik kwam daardoor tot het besef dat de ogenschijnlijke gave van God welke ik als lid van de pinksterbeweging had ontvangen, in werkelijkheid een werking van Satan en zijn goddeloze geestenkrachten was. De bijbel waarschuwt dat Satan zelf zich „in een engel des lichts” blijft veranderen en velen zal misleiden met „leugenachtige tekenen en wonderen en met elk onrechtvaardig bedrog”. — 2 Kor. 11:14; 2 Thess. 2:9, 10.

Wat ben ik gelukkig dat ik tot een begrip van deze dingen ben gekomen! Het heeft me vooral vrede en voldoening geschonken Gods voornemen te begrijpen, zijn voornemen om een rechtvaardige Koninkrijksregering over de aarde op te richten, wat een zegen zal betekenen voor allen die Hem met geest en waarheid willen dienen. Volgens de bijbelse belofte zal nu spoedig onder dat Koninkrijksbestuur, God zelf bij de mensen zijn. „En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn.” — Openb. 21:3, 4.

Een ander soort prediker

Het is nu vijftien jaar geleden dat ik mijn leven aan de ware God Jehovah heb opgedragen om hem te dienen en dat ik dat heb gesymboliseerd door de waterdoop. Sinds die tijd is mijn hoofddoel in het leven geweest, een aandeel te hebben aan de vervulling van de profetie van Gods Zoon, Jezus Christus, die verklaarde: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde [van dit samenstel van dingen] komen.” — Matth. 24:14.

Wat mij vooral vreugde gaf, was de mensen in mijn geboorteplaats St.-Cataldo, waar ik vroeger als een voorganger van de pinkstergemeente had gediend, te helpen de waarheid over Gods koninkrijk te leren en ook aan het Koninkrijksbekendmakingswerk mee te doen. Ik woon nu met mijn gezin in de Noorditaliaanse stad Torino. En mijn vreugde is nog toegenomen nu ook de drie oudsten van mijn zeven zonen met mij de boodschap prediken dat Gods koninkrijk de enige ware hoop op vrede en geluk is.

Daarom zien wij, te zamen met Gods dienstknechten overal elders, met vurige verwachting uit naar de volledige vervulling van de bijbelse profetie dat „in de dagen van die koningen . . . de God des hemels een koninkrijk [zal] oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (Dan. 2:44). — Ingezonden.

    Nederlandse publicaties (1950-2020)
    Afmelden
    Aanmelden
    • Nederlands
    • Instellingen
    • Copyright © 2019 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Aanmelden