Japanse tuinen zijn werkelijk anders
Door Ontwaakt!-correspondent in Japan
BESTAAT uw tuin uit een border van lentebloemen of zomerse rozen rondom een keurig gemaaid gazon? Als dit het geval is, woont u waarschijnlijk in een westers land, waar een tuin dikwijls uit bloembedden bestaat die ieder jaargetijde van samenstelling veranderen. In Japan zijn veel tuinen echter totaal anders.
Wat zou u denken van een tuin, helemaal opgebouwd uit stenen en zand? Een beroemde „plantloze” tuin in landschapstijl bevindt zich in Kioto, in Japan. Het is de steentuin van de Rioandji, een tuintype dat bekendstaat als kare-san-sui. Deze uitdrukking betekent „droog berg water”. De bergen worden voorgesteld door 15 stenen van verschillende vormen en afmetingen. Deze zijn zorgvuldig gerangschikt in het „water”, afgebeeld door geharkt wit grint. In deze tuin ziet men geen enkele soort bloem of plant. Het is een creatie die is beïnvloed door het zen-boeddhisme, dat nadruk legt op abstract denken en „leegheid”.
Dit soort steentuin is nog maar één vorm van Japanse tuinaanleg in landschapstijl. Nog een vorm is de mostuin bij Saihodji in Kioto, waar 50 verschillende mosvariëteiten een fluwelen tapijt vormen onder de oude bomen. Vele andere prachtige tuinen zijn zo groot dat ze vijvers en riviertjes, stenen bruggen en lantarens, pijnbomen en bloeiende heesters bevatten.
Hoe de landschapstijl ontstond
Het vroegste verslag over Japanse tuinen treft men aan in de Nihon sjoki (Kronieken van Japan), die in de achtste eeuw G.T. zijn geschreven. Daar wordt ons verteld over een brug en de voorstelling van een berg waarmee in het jaar 612 de zuidelijke hof van het paleis van keizerin Suiko werd verfraaid. Dit schijnt een van de eerste schreden geweest te zijn in de richting van de ontwikkeling van de landschapstijl zoals wij die nu in de tuinaanleg kennen.
Later, van 1185 tot het jaar 1868, waarin keizer Méidji weer in waardigheid werd hersteld, werd het land geregeerd door elkaar opvolgende sjôgoens of opperbevelhebbers. Hoewel dit mannen waren die een verbitterde strijd tegen elkaar voerden, hadden zij grote belangstelling voor het aanleggen van tuinen in landschapstijl. In sommige tuinen werden de vijvers en de rivieren zo sterk vergroot dat de gasten van een boottocht konden genieten en het landschap vanuit verschillende gunstig gelegen gezichtspunten konden bewonderen. Sommige van deze schitterende tuinen bestaan heden ten dage nog steeds.
Eén frappant voorbeeld is de tuin van het beroemde Kinkakoedji, of Gouden Paviljoen, in Kioto. Deze werd in 1397 aangelegd door Josjimitsoe, de derde sjôgoen van de Asjikaga-familie. Hoewel het paviljoen in 1950 door vuur verwoest werd, is het naderhand gerestaureerd. De vijver en de omringende tuin herinneren aan de pracht en praal waarmee de toenmalige heersende klasse zich kon omringen.
Eén reden voor de duurzaamheid van deze oude Japanse tuinen is het gebruik van rotsen, zand en stenen ornamenten. Bomen worden oud, bamboe omheiningen en rieten daken geraken in verval, maar de rotssteen die aanwezig is in de vorm van stenen bruggen, lantarens, waterbassins en platte stenen in de paden die naar het theehuis leiden, blijft bestaan.
Tuinen op kleine schaal binnenshuis
Hoewel er weinig bekend is omtrent de tuinen van het gewone volk in vroeger tijden, weten wij dat in de harten van het Japanse volk de liefde voor de „natuur” een belangrijke plaats is blijven innemen. Hun voorvaders aanbaden, in navolging van de sjintô-religie, bergen, bomen, rivieren en meren, en ook de zonnegodin. Zelfs in deze tijd is het mogelijk dat men een zeer oude boom ziet met een touw van gedraaid stro om de stam gebonden, als teken dat hij als een heilige boom werd beschouwd.
In meer recente tijden hebben de Japanners de kleinste oppervlakten nog weten te benutten om een tuin aan te leggen. Het zijn misschien maar een paar zorgvuldig gerangschikte stenen, een overhangende pijnboom en een kleine struik. Maar hoe staat het met mensen die in enorme flatgebouwen wonen? Hoe kunnen zij het genoegen smaken van het bezit van een eigen tuin? Hier verschijnt de kunst van het verkleinen in het beeld.
Kunt u zich een tafereel van een berg en een zee voorstellen op een klein plateau van ongeveer 50 bij 30 centimeter? Dit wordt bonkei genoemd, hetgeen „miniatuurlandschap op een plateau” betekent. Hier hebben we een kleine steen, ongeveer 10 centimeter hoog, die de vorm van een berg heeft en naar beneden uitloopt in ruwe kliffen en een met eilandjes bezaaide zee, compleet met witschuimende golven. Er zijn zelfs boten en vissers met haardunne vislijnen. Of het tafereel kan de Foedji-berg voorstellen, de top met sneeuw overdekt, en onder aan de berg een miniatuurhuisje met een rieten dak en kleine schuifdeurtjes. Een ander model bestaat uit een tuin, compleet met lantaren, struiken en bomen, van niet meer dan drie centimeter hoog. In deze plateautuinen zijn de zeeën, rivieren en vijvers van zand gemaakt. Toch zijn ze zo echt dat de flatbewoner zelfs in de kleine ruimte bij zijn voordeur van een zeegezicht of een landelijk tafereel kan genieten.
Bonsai is nog een kunst waarin de Japanners uitblinken. Dit zijn levende bomen en planten die op miniatuurformaat worden gehouden door zorgvuldig snoeien van de stam en de wortels. Een esdoornstruik groeit dan wellicht in een ondiepe pot die klein genoeg is om in de handpalm te houden. Of een knoestige pijnboom van 50 centimeter hoog kan 150 jaar oud blijken te zijn. Deze miniatuurbomen en -planten worden vaak van generatie op generatie overgedragen en worden als familieschatten beschouwd.
Een bezoek aan de Gioen-tuin
Maar waarom gaat u in november niet met ons mee naar de veel grotere Gioen-tuin in Sjinjoekoe? Dit is een groot park dat meer dan 57 hectare beslaat in een van de drukste gedeelten van Tokio, 15 minuten lopen vanaf het station van Sjinjoekoe. In de buurt bevinden zich enkele van Tokio’s hoogste wolkenkrabbers, met grote warenhuizen en ondergrondse winkelcentra. Wat een verrassing wanneer wij het Gioen-park binnengaan en uitgestrekte groene gazons, honderden hoge bomen, struiken en rozetuinen zien! Dit gedeelte van de tuin is in westerse stijl aangelegd naar een ontwerp van de Franse tuinarchitect Henri Martinet. Wij zien tulpebomen, platanen, magnolia’s en prachtige Himalajaceders. Sommige van deze ceders hebben nu een hoogte van 50 of 60 meter bereikt en hun takken spreiden zich uit om schaduw te geven aan de vele bezoekers die deze tuin komen bezichtigen of enkel met familieleden en vrienden wat ontspanning komen genieten op het uitgestrekte groene gras.
Zetten wij onze wandeling voort, dan komen wij bij een kleine vijver met een brug die naar een eiland leidt. De stenen lantaren in het midden van het eiland doet ons beseffen dat wij de tuin in westerse stijl verlaten en dingen zien die typisch Japans zijn.
Dichtbij staat een open hut met muren en een dak van dunne samengevlochten bamboestengels. Met zijn ornamenten in koninklijk purper is deze hut waarlijk een geschikte plaats om chrysanten goed te laten uitkomen. Kijk eens naar die plant! De takken zijn geleid om de plant koepelvormig te maken, en er komen meer dan 350 lieflijke gele bloemen van de ene oorspronkelijke stam. Verder langs de route zien wij nog meer pracht ten toon gespreid — sommige zuiver wit en andere roze of donkerrood. Het is een wonder dat één plant zoveel bloemen kan voortbrengen. Wanneer wij een bocht in het pad volgen, komen wij bij andere hutten, die ieder afzonderlijk huisvesting verlenen aan een andere soort chrysant. Sommige planten bezitten honderden kleine bloemen die als een waterval zo’n twee meter van de top naar beneden vallen, terwijl andere maar zo’n 30 of 40 centimeter hoog zijn en er met hun lichtroze, gele en witte bloemen zeer sierlijk uitzien. En hier is iets geheel anders — slechts één prachtige bloem die één enkele stengel bekroont. Iedere bloem heeft ongeveer de grootte van een schotel, sommige met grove gekrulde bloemblaadjes, andere met fijne spichtige bloemblaadjes. Bloemperken in de openlucht bevatten middelgrote planten met bloemen in verschillende kleuren. Op een bepaald moment bedroeg het aantal variëteiten dat hier groeide meer dan 800 — waarlijk een blijk van bekwaamheid van de Japanse tuinier.
Wanneer wij nu een gebogen brug overgaan, begint het water in de vijver onder ons te rimpelen. Kijk eens naar die vissen — rood-, goud-, zwart- en zilvergespikkelde karpers. Sommige zijn 50 centimeter lang. Wanneer de karpers mensen horen praten, komen ze naar de oppervlakte, in gezelschap van een nieuwsgierige schildpad, en de bezoekers vinden het leuk hen te voeren met restjes van hun lunchpakket. Geen wonder dat de vissen een behoorlijk hoge leeftijd bereiken! Sommige van deze vissen zouden meer dan 16 jaar oud zijn.
Wij hebben genoten van ons bezoek aan de Gioen-tuin, vooral omdat wij de schoonheid van de westerse en de Japanse tuinsoorten met elkaar konden vergelijken. Beide zijn mogelijk gemaakt door wat onze Maker voor ons heeft gedaan. Hij heeft ons met een gevoel voor schoonheid begiftigd en heeft, om één aspect hiervan te bevredigen, in een overvloedige verscheidenheid van planteleven voorzien.