Zullen islamitische wetten misdaad een halt toeroepen?
Wat er in Perzië gebeurt — de eerste resultaten hiervan
HET getij van revolutie en de bewegingen voor vrijheid in de hele wereld hebben de wetten van landen waar beroeringen zijn, in het brandpunt van de belangstelling gebracht. Het islamitische recht in het bijzonder is sinds de recente omverwerping van het regime van de sjah van Perzië breeduit in de pers besproken. Over dit onderwerp merkte de Wall Street Journal op:
„De islam wint terrein in de hele moslemwereld. Ze is van invloed op regeringen in Perzië, Pakistan, Algerije, Tunesië, Libië en elders. . . . De islamitische oog-om-oogwet, de ’Sjaria’, wordt in Pakistan en in Aboe Dhabi werkelijk uitgevoerd. . . . [Algerije’s] constitutie beklemtoont eveneens dat het ’een islamitische staat’ is.”
Toespraken van de Perzische leider Ayatollah Ruhalla Khomeini maken duidelijk dat de nieuwe revolutionaire regering niet slechts een „sociale revolutie” betekent of een politieke regering door volksvergaderingen of een parlementair systeem. In de eerste plaats is het een religieuze regering. In Khomeini’s „Islamic Government” (Islamitisch bestuur), een serie lezingen die hij in 1970 heeft gegeven, beschrijft hij het verschil:
„Een islamitisch bestuur is een bestuur onder goddelijke wetten. . . . Het verschil tussen een islamitisch bestuur en een constitutionele regering — hetzij monarchistisch of republikeins — ligt in het feit dat bij het laatstgenoemde systeem de wetgevende macht berust bij de vertegenwoordigers van het volk of van de koning, dat zij de wetten maken. Maar in werkelijkheid behoort de autoriteit om wetten te maken exclusief aan God toe. . . . Aangezien islamitisch bestuur een bestuur volgens wetten is, is het de religieuze expert (de fakih) en niemand anders die zich met bestuurlijke aangelegenheden dient bezig te houden. Hij is degene die werkzaam moet zijn op al die gebieden waarop de Profeet (Mohammed zelf) werkzaam was — zonder hieraan ook maar in de geringste graad iets toe te voegen of af te nemen. Hij dient de canonieke straffen door te voeren precies zoals de Profeet deed en hij dient te regeren volgens Gods openbaring.”
Vele personen (meest niet-moslems) stellen de volgende vragen: „Kan een zuiver islamitisch bestuur werkzaam zijn en standhouden in een moderne wereld? Kan het zich aanpassen aan de moderne technologie en een internationaal verkeer?” De moslems zeggen dat dat mogelijk is. Hoewel Perzië een materialistische staat was, die vele westerse methoden had overgenomen en de moderne ontwikkelingen van het westen wist te waarderen, is de moslem van mening dat hij deze kan missen wanneer ze de islamitische manier van leven verderven. Is dit zo? Is deze voorspelling correct?
Dit bleef niet louter een theoretische vraag toen Khomeini het islamitische recht vertolkte op het punt van vrouwenkleding. Met betrekking tot vrouwen „op islamitische ministeries” zei hij: „Vrouwen moeten niet naakt aan het werk zijn op deze ministeries. Er is niets verkeerd aan dat vrouwen een baan hebben. Maar zij dienen gekleed te gaan volgens de religieuze maatstaven.”
„In vele kringen”, meldde de New York Times in een bericht gedateerd 8 maart, „werden de verklaringen van de religieuze leider opgevat als een bevel voor islamitische vrouwen om van top tot teen gesluierd te gaan zoals de orthodoxe gewoonte voorschrijft. Vandaag, op de internationale vrouwendag, waren er verscheidene demonstraties in de hoofdstad waarbij werd geprotesteerd tegen de interpretatie van Ayatollah Khomeini. In een sneeuwjacht zetten meer dan 6000 vrouwen, van wie velen in jeans of westerse kleding en laarzen, een vier uur durende mars op touw van de universiteit van Teheran naar het ministerie van [premier] Bazargan. Sommigen riepen de leus: ’Tijdens de dageraad van de vrijheid is er een afwezigheid van vrijheid.’”
Zullen de Perzen zich vrijer, gelukkiger voelen als de islamitische wet in al haar striktheid wordt toegepast zoals Khomeini bepleit? „Er is geen ruimte”, zei hij, „voor meningen of gevoelens in het systeem van islamitisch bestuur; in plaats daarvan volgen de Profeet en de imams (de moslemleiders) en het volk allen de wens van God en zijn wetten . . . Wij willen een regeerder die de hand van zijn eigen zoon zou afhakken als deze zou stelen, en die zijn naaste verwant zou geselen en stenigen als deze overspel pleegt.”
Zullen er in een wereld waarin de meeste landen bij het ten uitvoer leggen van hun straffen voor misdaad toegeeflijker — hier en daar te toegeeflijk — zijn geworden, echt vriendschappelijke handelsbetrekkingen en uitwisselingen van toeristen met andere landen kunnen bestaan? Zal er onder de Perzen zelf nog meer onrust zijn? Khomeini nam dit in aanmerking toen hij zei:
„[De islamitische hervormers] roepen: ’Wee de islam’, wanneer hij 80 zweepslagen voorschrijft als straf voor een wijndrinker, of 100 slagen voor de overspeler met een slechte reputatie, of wanneer de islam eist dat de overspeler of overspeelster van voorheen kuise reputatie doodgestenigd wordt.”
Sinds het succes van de revolutie begint men de islamitische wet kennelijk door te voeren. Een nieuwsbericht gedateerd Teheran, Perzië, 25 februari 1979, verklaarde:
„Een dief die had ingebroken in het huis van een weduwe in Zenjan, ten noordwesten van Teheran, heeft men op het voornaamste plein 25 zweepslagen gegeven nadat plaatselijke islamleiders de straf hadden vastgesteld. Eerder deze week kregen in Kerman, in het zuidoosten van Perzië, twee mannen, 20 en 22 jaar oud, ieder 80 slagen toegediend voor het drinken van alcohol.”
In een verslag gedateerd 6 maart berichtte de New York Timesa: „Gisteravond laat hebben voor de eerste keer executies plaatsgevonden voor overtredingen van de islamitische wet. Zeven mannen werden hier doodgeschoten in twee gevallen van verkrachting van jonge mannen. Bij een van de gevallen heeft men het vermeende slachtoffer van de verkrachting, 16 jaar oud, 100 zweepslagen toegediend. De revolutionaire rechtbank heeft geen verklaring gegeven voor de straf van het vermeende slachtoffer.”
Andere regeringen die niet islamitisch zijn, dienen ook strengere straffen toe in een poging het tij van de misdaadgolf te keren. Deze straffen kunnen buitenstaanders wellicht extreem en misplaatst toeschijnen. Maar deze waarnemers zouden nota kunnen nemen van het feit dat anderzijds waar toegeeflijkheid jegens misdadigers de praktijk is geweest, hetzelfde of een nog erger misdaadprobleem bestaat. Wat valt er dan te zeggen over wetten als afschrikwekkend middel tegen misdaad, en bestaat er een manier om misdaad volledig uit te bannen?
[Voetnoten]
a 7 maart 1979, blz. A8.