De zienswijze van de bijbel
Wat zal een christen doen wanneer hij beroofd wordt van zijn rechten?
VELEN roepen thans luidkeels om hun rechten. Maar helaas is een groot deel van de mensheid totaal verstoken van veel rechten. Anderen zijn in een of ander opzicht verstoken van wat zij als hun rechten beschouwen. Naarmate het christendom zich verbreidt, gaan velen van deze personen tot de ware aanbidders van Jehovah God behoren. Hoe dient een christen derhalve te reageren wanneer hij beroofd wordt van zijn rechten?
Wanneer u met een misdadiger te maken krijgt
Een christen kan door een misdadiger van zijn rechten worden beroofd. Misschien wordt hij beroofd, geslagen of afgezet. Wat dient hij te doen? Natuurlijk zou men in de meeste landen allereerst de politie verwittigen. Maar veronderstel dat de politie geen hulp kan bieden. Of misschien zal ze niets zonder steekpenningen doen.
Neem bijvoorbeeld eens het geval van een christelijke vrouw. Haar echtgenoot werd zonder bekende reden door een groep mannen gedood. Zij meende dat zij wist wie het hadden gedaan, maar zelfs herhaalde verzoeken gericht aan de hoogste instanties mochten niet baten. Hoe dient een christen in zulke omstandigheden te handelen?
De apostel Paulus gaf voortreffelijke raad voor zo’n situatie: „Vergeldt niemand kwaad met kwaad. . . . Wreekt uzelf niet, geliefden, maar geeft plaats aan de gramschap; want er staat geschreven: ’Aan mij is de wraak; ik zal vergelden, zegt Jehovah’” (Rom. 12:17-19). Alhoewel wij zouden hopen dat de politie handelend zou optreden, weten wij dat wij in dit leven nooit volledige gerechtigheid zullen ontvangen. Zoals Paulus zei, zal een christen derhalve niet wraakzuchtig de zaak in eigen handen nemen, maar zal hij de kwestie aan Jehovah overlaten en erop vertrouwen dat hij voor een rechtvaardige afloop zal zorgen.
Maatschappelijke problemen
Ook kan het zijn dat wij in een van die landen wonen waar een grote kloof bestaat tussen rijk en arm. Misschien zien wij dat onze vrienden — of ook wijzelf — vertrapt en uitgebuit worden. Wij zijn verontwaardigd. Wat dienen wij te doen?
De christelijke apostel Paulus ondervond dit. Hij kreeg dikwijls met een bepaalde situatie te maken waarin dringend verandering moest komen, namelijk slavernij. Vele slaven werden christenen en verlangden ongetwijfeld naar vrijheid. Moedigde Paulus tot gewelddadige opstand of ontsnapping aan? Neen, hij zei: „Gij slaven, weest in alles gehoorzaam aan hen die uw meesters zijn in vleselijk opzicht, niet met daden van ogendienst, als mensenbehagers, maar met oprechtheid van hart, met vrees voor Jehovah. Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah als rechtmatige beloning de erfenis zult ontvangen.” — Kol. 3:22-24; zie ook 1 Petrus 2:18-20.
Als een christen de kans had om vrij te komen van slavernij, zou hij die gelegenheid natuurlijk aangrijpen. Maar dit moest niet zo’n obsessie worden dat hierdoor het voornaamste doel in zijn leven, namelijk het dienen van Jehovah, werd overschaduwd. Paulus zei: „Werdt gij als slaaf geroepen? Laat het u geen zorgen baren; maar indien gij ook vrij kunt worden, grijp dan liever de gelegenheid aan.” — 1 Kor. 7:21-24.
Hoewel men tegenwoordig maar weinig echte slaven zal aantreffen, zijn sommigen misschien van mening dat zij vanwege hun economische situatie niet veel beter af zijn. Als zij een mogelijkheid zien om hun situatie te verbeteren, zou dat natuurlijk heel fijn zijn. Maar dit vurige verlangen dient hen niet volledig in beslag te nemen. Denk aan Paulus’ woorden: „[Zij] die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten.” — 1 Tim. 6:9.
Jezus Christus kwam ook in contact met de problemen die door armoede worden veroorzaakt. Hij zei: „Weest dus nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of: ’Wat zullen wij drinken?’ of: ’Wat zullen wij aandoen?’ Want al deze dingen streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” — Matth. 6:31-33.
Hadden Jezus en Paulus zich met maatschappelijke kwesties en hervormingen moeten bezighouden, zoals sommigen zeggen? Welnu, tijdens de lange geschiedenis van het Romeinse Rijk zijn er inderdaad enkele hervormers opgestaan. Misschien hebben zij iets goeds tot stand gebracht. Maar gewoonlijk werd datgene wat zij tot stand hadden gebracht, na hun dood veranderd, of het werd op zijn laatst bij de val van het rijk zelf teniet gedaan. Insgelijks hadden Jezus en Paulus veel tot stand kunnen brengen op het gebied van hervormingen. Maar het zou ongetwijfeld weer teniet zijn gedaan, op zijn laatst toen het Romeinse Rijk ten slotte ineenstortte. Dat gebeurt namelijk wanneer men een stelsel tracht te hervormen dat gedoemd is voorbij te gaan.
In plaats dat Jezus zich aan sociale hervormingen wijdde, ’legde hij getuigenis af van de waarheid’ (Joh. 18:37). Het gevolg was dat velen, zowel toen als nu, in hem geloofden. Aldus kwamen zij in aanmerking voor eeuwig leven in een samenstel waar al hun „rechten” gewaarborgd zullen zijn (Joh. 3:16). Hoeveel sociale hervormers zullen zo’n blijvend resultaat van hun harde werk zien?
Wat valt er over vervolging te zeggen?
In veel delen van de wereld worden christenen vervolgd en wordt hun het recht om te aanbidden en vrijuit over religie te spreken, ontzegd. Sommigen worden gemarteld en zelfs gedood. Hoe dienen zij op dergelijke smadelijke bejegeningen te reageren?
Wederom volgen zij Jezus’ voorbeeld. Bedenk hoe hij in de Hof van Gethsémane illegaal werd gearresteerd, op onwettige wijze werd verhoord en gevonnist, en hem een wettig proces voor Pilatus werd ontzegd. Waarom beriep Jezus zich niet op zijn grote aanhang onder de joden om hem te helpen aan dit onrecht te ontkomen? Hij verklaarde zelf: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” — Joh. 18:36.
Jezus vroeg zijn volgelingen dus niet aan een gewapende opstand deel te nemen om zijn mensenrechten te beschermen. Christenen in deze tijd volgen zijn voorbeeld. Als zij hun vrijheid van aanbidding op een wettelijke wijze kunnen beschermen, zullen zij dit natuurlijk doen. De apostel Paulus ging zelfs zo ver dat hij zich op caesar beriep, in een poging ’het goede nieuws te verdedigen en wettelijk te bevestigen’ (Hand. 25:11; Fil. 1:7). Maar als er geen wettelijke stappen ondernomen kunnen worden, zal een christen getrouw blijven aan zijn geloofsovertuigingen en op Jehovah vertrouwen voor de uiteindelijke goede afloop. Jezus deed dit ook, en hoewel deze handelwijze tot de dood leidde, had ze ten slotte een schitterend resultaat, zowel voor hemzelf als voor de gehele mensheid. — Hebr. 2:9, 14, 15.
Derhalve zal een christen die om welke reden dan ook van zijn rechten wordt beroofd, beseffen dat thans niemand zich volledig kan verheugen in wat men „mensenrechten” noemt. Er bestaat voor iedereen werkelijk grote behoefte aan de door God beloofde nieuwe ordening, waar rechtvaardigheid zal heersen en de „rechten” van allen geëerbiedigd zullen worden (2 Petr. 3:13). Wanneer onze rechten in enig opzicht met voeten worden getreden, kunnen wij troost putten uit het volgende geïnspireerde standpunt: „Maar wat mij aangaat, naar Jehovah zal ik blijven uitzien. Ik wil van een wachtende houding jegens de God van mijn redding blijk geven. Mijn God zal mij horen.” — Micha 7:7.