Met wilde dieren kunnen opschieten
Een vroegere trainer in een wildpark legt uit hoe het aankomt op begrip van het temperament van de dieren waarmee men werkt
MIDDEN in de lucht draaide hij zich nog naar de leeuwin om en kruiste zijn armen voor zijn borst en zijn gezicht, in de hoop dat hij haar aanval zou kunnen afweren. Maar ze was te snel. Haar neus ramde door zijn verdediging heen en hij ging tegen de grond. Haar tanden harkten langs de achterkant van zijn hoofd en rukten een plukje haar weg. Op de een of andere manier wist hij weer overeind te komen en zigzaggend bewoog hij zich naar een uitgang. Weer wierp ze hem tegen de grond, maar deze keer rende ze de arena uit.
„Ze was gewoon aan het spelen”, zei trainer Larry Titus met een schouderophalen. „Gewoonlijk laten we het dier in een grotere ruimte en spelen met haar zodat ze in de juiste stemming komt, voordat we deze stunt uithalen”, legde hij uit. „Ditmaal was ze tot op het laatste moment in haar kooi gehouden en ze was niet goed op haar rol voorbereid. Je mag haar de schuld niet gegeven. Het was onze fout.”
Hier in dit wildpark waar dieren vrij rondliepen in een omgeving die op Afrika leek, verzamelden bezoekers zich voor speciale voorstellingen rond een arena met een middellijn van 15 meter. „Stel u voor dat u een inboorling door de jungle ziet rennen”, riep degene die de nummers aankondigde. Hierop kwam er een trainer de tunnel uit rennen met een tijger op zijn hielen!
„Ze hadden een vaartje van zo’n 50 kilometer per uur en sloegen ons tegen de grond en speelden met ons alsof we een hockeypuck waren. Het ging niet zachtzinnig, en we deden het ook maar twee of drie keer per dag, en bij toerbeurt.”
Het leven van een dierentrainer gaat niet altijd over rozen, bekende Larry Titus. „Ik heb een keer binnen twee dagen beide schouders ontwricht. De ene was met een bergleeuw — dat dier dat in die autoreclame op de tv te zien is. Ik was hem aan het africhten op het geluid van een zoemertje. Toen ik hem de opdracht gaf om op het vlees af te gaan, kwam hij in plaats daarvan op mij af. Ik zwiepte zo hard met de ketting in mijn hand dat ik mijn schouder ontwrichtte.”
De volgende dag ontwrichtte hij de andere schouder bij een poging een olifant een lavement te geven. Chris, zijn vrouw, die dierverzorgster is, grinnikt. „Dan moet je ze ook vertellen hoe je een olifant een lavement geeft.”
„Met een tuinslang. Deze olifant vond het niet leuk en hij schopte me zes meter de stal door.”
De ergste schrik van zijn leven maakte hij mee toen hij nog een beginneling was, een dierverzorger. Het was in de Californische bergen, in een kamp waar wilde dieren werden getraind en gebruikt voor films. Hij vertelt er dit over:
„In de olifantenstal was het pikdonker tot je een raam opende. Ik liep Squeakie’s box in. Squeakie was een stekelvarken. Ik bleef praten tegen Squeakie om hem te laten weten dat ik hem geen kwaad zou doen. Wat ik hoorde, was niet Squeakie maar een diep gegrom. Toen zag ik groene ogen. Ik opende het raam, en daar zag ik, in zijn volle lengte op de muur tegenover me uitgestrekt, een Siberische tijger van zo’n dik drie en een halve meter. Je eerste reactie is dat je heel hard wilt gaan gillen. Maar zo veel wist ik toch wel dat ik bleef praten alsof het Squeakie was, terwijl ik me zijdelings weer naar de deur bewoog en maakte dat ik buiten kwam.
Hier in de Californische bergen kregen mijn tweelingbroer Gary en ik de opleiding die ertoe leidde dat we dierentrainers werden. Er waren 2500 tot 3000 dieren in het kamp. De kooien waren maar krikkemikkig en iedere dag brak er wel een of ander dier los. De leiding merkte dat mijn broer en ik er een speciale handigheid in hadden om de vluchtelingen weer te pakken te krijgen.
Op een dag zaten we achter een kangoeroe aan. Ik hoorde het dier een ravijn af komen, dook uit het zicht en toen hij voorbijkwam, sprong ik op zijn rug. Hij ging er met een geweldige gang vandoor, de canyon in. Ik raakte mijn shirt kwijt en ik kwam van hoofd tot voeten onder de builen en schrammen te zitten, maar na 20 minuten was hij het moe. Ik heb op struisvogels gereden, giraffen, neushoorns, wildebeesten, antilopen — alles eigenlijk waar je maar op rijden kan. Na dit vijf jaar te hebben gedaan, begonnen Gary en ik wat gevoel te krijgen voor het africhten van wilde dieren.”
Rekening houden met het instinct om te doden
Velen van ons bezien een leeuw of een wolf of zelfs een grote arend met ontzag en angst. Beroepstrainers bekijken de dieren anders.
„Ik zie hun aangeboren wildheid”, legt Larry uit, „het gevaarlijke in hun aard, maar het is niet opzettelijk en gemeen zoals bij mensen. En hoewel hun geest niet getemd en aan de mens aangepast is, zijn ze toch op hun manier speels en vriendelijk. Ze kunnen genegenheid tonen en zijn vriendelijk zolang je maar begrijpt dat ze dat alleen op hun manier kunnen accepteren. Maar als je wilt leren hoe je met ze moet omgaan, mag je nooit vergeten dat ze een instinct hebben om te doden. Het was het eerste waar we op letten als we nieuwkomers kregen op Tijgereiland.
Tijgereiland lag net voor het vasteland (van Californië) waar dat grote wildpark was — waar die leeuwin me een pluk haar afnam. Mensen voeren met bootjes om het eiland om de leeuwen en tijgers vrij te zien rondlopen. Ik was een van de hoofdtrainers die die 15 tot 20 grote katten hun kunstjes lieten vertonen. De meeste dieren waren op het vasteland opgegroeid, waar de grote dierenshows worden gehouden. Hun dierverzorgers in de tijd dat ze nog jong waren, waren meest vrouwen, en soms werden de dieren verwend — want soms kunnen vrouwen het niet laten ze te verwennen als ze klein zijn. Wanneer de dieren groot worden, krijgen wij ze op Tijgereiland, en als ze verwend zijn, zitten wij met een ernstig en gevaarlijk probleem.
Op een dag kreeg ik een leeuw, een mannetje van ongeveer 11 maanden en een gewicht van zo’n 90 kilo. Het eerste wat moet gebeuren als een dier op Tijgereiland komt, is hem iedere neiging af te leren om iets te willen bezitten. Als hij iets te pakken krijgt en het een zekere periode heeft, heeft hij het gevoel dat het van hem is. Als je dan probeert het hem af te nemen, zou je leven in gevaar kunnen komen. Ik had een bepaalde manier om te testen of een dier deze bezitsdrang had. Ik gaf hem iets om mee te spelen en voordat hij het als zijn bezit zou gaan beschouwen, zei ik dat hij het moest laten liggen. Als het zijn bezit zou zijn, zou hij het recht hebben het in stukken te scheuren, en eens zou jij dat speelgoed kunnen zijn waarmee hij aan het spelen is.
De naam van deze jonge leeuw was Dandelion. Ik gaf hem een jutezak. Toen hij ermee begon te spelen, zei ik hem de zak te laten liggen. Ik zei het drie of vier keer. Hij gromde, verhief zich op zijn achterpoten, naar me happend en bijtend en boksend met zijn voorpoten, rechts, links, rechts, links. Ik ontdook of stopte zijn slagen en trof hem een paar keer op zijn neus. Hij drong me verscheidene meters achteruit, naar een boom waar ik een knuppel had. Tegen die tijd liet hij zich weer zakken en sprong terug naar zijn jutezak.
Ik kon dit niet over mijn kant laten gaan. Ik pakte de knuppel en hield die achter me toen ik weer terugging. Weer zei ik: ’Af.’ Hij grauwde. Ik zei weer: ’Af.’ Hij haalde uit. Mijn knuppel kwam hard op zijn neus terecht. Het was voor zijn bestwil en het mijne. Als hij niet leerde gehoorzamen, zou hij op transport gaan naar een dierentuin waar hij de rest van zijn leven in een kooi zou moeten zitten. Voor deze jonge leeuw kon dat 20 jaar betekenen. Een uur later was het tijd voor de volgende les. Ik gaf hem de jutezak, maar hij wou er niets mee van doen hebben. Ik wachtte tot de volgende dag.
De volgende dag vertoonde hij weer dezelfde neiging, maar na driemaal ’Af’, liet hij de zak liggen. Goed, maar niet goed genoeg. Hij moest leren er meteen bij de eerste keer af te blijven. We gingen door totdat hij op het eerste ’Af’ reageerde. Vanaf dat moment kon ik overal op het eiland zijn, onverschillig hoe ver, maar als hij zich als bezitter ging gedragen, riep ik ’Af.’ Dandelion legde zijn oren in zijn nek en hij trok zich terug. Dus dat was nu goed. Het was bescherming, overleving.”
Gehoorzaamheid aan het gebod „Af” kon het leven van de trainer redden. Larry’s broer Gary zou werken met een Afrikaanse olifantestier op de Knott’s Berry Farm in zuidelijk Californië. Zijn naam was Punky, en nadat zijn trainer Gary had laten zien welke aanwijzingen en bevelen Punky kende, nam Gary de ’bull hook’ (een 60 cm lange eikenhouten knuppel met een haak aan het eind) en begon Punky zijn kunstjes te laten vertonen.
Maar dieren zijn net kinderen — ze zijn geneigd je te testen. Punky sloeg zijn slurf om Gary’s benen, hees hem boven zijn hoofd en begon over het terrein te hollen. De bull hook viel op de grond en Gary dacht dat zijn laatste uur had geslagen. Plotseling hield de olifant stil, wierp Gary op de grond en tilde een poot op om hem te trappen. Punky’s oorspronkelijke trainer haastte zich naderbij, haakte zijn bull hook in de poot en gilde „Af!” Punky wandelde weg alsof er niets gebeurd was.
Hun temperament leren kennen
De trainer moet het temperament kennen van de dieren waarmee hij werkt. Op een dag was Larry bezig met het voeden van Harpie, een Zuidamerikaanse harpij, de vogel die de film „Harpie” maakte. Ze woog ruim zeven kilo, had een hoogte van 66 centimeter en had klauwen die helemaal om je pols sloten en dan nog bijna acht centimeter overlapten. Haar greep kon een druk uitoefenen van bijna 320 kilo. Deze bewuste dag was Larry haar aan het voeden met kippenekken terwijl ze op zijn arm zat. Hij vertelt over het voorval:
„Ik bewoog mijn arm een beetje en plotseling werd haar greep knellender. Ik had iets verkeerd gedaan. Ze slikte haar voedsel niet door zoals gewoonlijk en als ze het idee zou krijgen dat ze de kippenek zou moeten verdedigen, zou ze mijn pols kunnen verbrijzelen. Elke keer dat ik zelfs maar de kleinste beweging maakte, ging haar greep meer knellen. Dit ging zo 20 minuten lang door. Mijn arm trilde en mijn hand was blauw aan het worden. Plotseling slikte ze de kippenek door en de druk was weg. Voor Harpie was er niets gebeurd, maar ik kon mijn arm dagenlang niet gebruiken.
Er zijn jaren voor nodig om alle kneepjes van het trainen van dieren te leren kennen — wat je wel en wat je nu net niet moet doen. Dieren verschillen in temperament. Sommige kun je trainen door bestraffend te spreken. Een leeuw en een tijger reageren ongeveer als een hond. Je kunt ze zelfs bestraffen door ze te slaan. Maar een wolf of een roofvogel sla je niet. Ze reageren niet gunstig op gebruik van kracht als je ze iets wilt leren. En probeer maar niet ze bang te maken.
Ik heb meegemaakt dat ervaren trainers werden gebeten omdat ze probeerden een wolf te slaan. Een trainer zou met een knuppel naar een wolf kunnen slaan, met de gedachte ’Gisteren deed ik dat bij een leeuw en het had het goede effect’. Maar probeer het met een wolf en hij zet zijn tanden in je. Een wolf is niet afgestemd op dat soort van behandeling. Ook kun je geen roofvogel berispen door hem een tik op zijn snavel te geven. De enige manier om een goede verstandhouding met een roofvogel te hebben is een vredige kalme sfeer. Geen plotselinge bewegingen, geen harde woorden. De vogel moet zich zeker voelen bij je. Dat is de enige methode die succes zal hebben, dat en het feit dat jij degene bent die het dier voert.
En verwacht niet dat elk wild dier op dressuur zal reageren. De meeste van mijn roofvogels ving ik zelf in de vrije natuur. Ik ving 10 tot 12 haviken, nam ze mee naar huis en ging dan proberen welke vogels zouden reageren op training zonder daar schade van te ondervinden. Dan liet ik de rest weer vliegen.”
Larry en Chris werkten het meest met leeuwen en tijgers.
„Leeuwen zijn knorrig”, legde hij uit. „Ze willen niet lastig gevallen worden, vooral niet op het heetst van de dag. Met een tijger kun je de hele dag worstelen. Maar begin midden op de dag met een leeuw te dollen, en je hebt een vechtpartij.”
In de tijd dat zij beiden in het wildpark werkten, was Naji, een Bengaalse tijger, hun favoriet.
„Naji was kalm, een bedaarde, beheerste knaap. Hij wilde enkel maar wat rondkuieren. Hij was echt zachtmoedig. Hij vond werkelijk bijna alles goed omdat hij wist dat hij niet werd gedwongen. Hij zwierf naar willekeur over het eiland.”
„Vertel eens hoe Naji je verdedigde”, opperde Chris.
„Er was een andere tijger, Bagdad”, zei Larry. „Bagdad was anders — agressief, speels, een beetje geniepig. Ze sloop over het eiland en verstopte zich. Wandelde je dan langs, dan rende ze van achteren op je af en viel je aan. Mensen die het zagen, schrokken zich een beroerte, maar ze was net een huiskat, een beetje uit haar krachten gegroeid en een paar honderd pond zwaarder. Het enige wat er gebeurde was dat ze je op de grond smeet, haar hielen in de lucht tegen elkaar sloeg en verder holde. Als Naji nu in de buurt was, dan kwam hij eropaf hollen en onderschepte Bagdad en dan hadden die twee ruzie. Bagdad holde weg en Naji kwam naar me toe en bleef naast me.
Er was een Siberische tijgerin, Shantee, die scheel keek. Als ze op me af kwam hollen, zat ze de hele afstand drie meter uit de koers, en helemaal aan het eind maakte ze een scherpe bocht en zat ze boven op me. Ze was speels. Waar ik ook zin in had, Shantee vond het schitterend.
Een andere Siberische tijger, een groot dier van drie meter lengte, 1 meter 20 hoog en 270 kilo zwaar, had een favoriete sport. Hij hield ervan om bereden te worden. Het gebeurde toevallig. In de arena ging hij op een dag zitten. Ik liep op hem af en was hem aan het aanhalen en sloeg mijn been om hem heen. Hij schoot overeind en daar zat ik op zijn rug. Het publiek begon te klappen — ze dachten dat het bij de voorstelling hoorde. Hij maakte een of twee rondjes en verdween toen als een raket de tunnel in. Daarna reed ik in het park op zijn rug, in een flits langs het publiek schietend. Niet veel mensen komen zo ver dat ze een ritje maken op een Siberische tijger.”
Maar deze werd te groot. Op het eind woog hij misschien wel 360 kilo en was hij vier en een halve meter lang. Siberische tijgers behoren tot de grootste landroofdieren en zijn, uitzonderingen daargelaten, behoorlijk temperamentvol, en moeilijker om te leren kennen. Het echtpaar Titus vond het spijtig hem te zien gaan, maar de kampleiding verscheepte het dier ten slotte naar China.
Training door beloning
„Onze voorstellingen vonden niet plaats in dierentuinen of circussen”, legde Larry uit, „maar tegen het natuurlijke decor van Tijgereiland. Gewoonlijk hadden wij de dieren al vanaf dat ze jong waren. We lieten ze stoeien en spelen, en bouwden dan een show rondom hun natuurlijke gedrag. Welke trek we ook bij een bepaald beest opmerkten, dat gedrag bouwden we uit. Op die manier had het dier het voor negentig percent voor het zeggen. Als hij ervan hield om op zijn rug te rollen en met stokken te spelen, ontdekte hij dat hij iedere keer dat hij op zijn rug rolde, door ons gevoerd werd. Als hij graag een bepaalde positie innam, werd hij daarvoor beloond. Deze methode wordt dressuur door beloning genoemd.
Dressuur door beloning brengt het beste naar boven in de aard van het wilde dier. Het gemiddelde circusnummer brengt het slechtste naar boven. In een circuspiste zie je leeuwen en tijgers grauwen naar zwepen en stoelen en vuurwapens. Ze zijn aangezet tot dit vertoon van woestheid. De mensen die met hen optreden, willen dat de dieren er gevaarlijk en dodelijk uitzien om indruk te maken op het publiek.
Achter de schermen heb ik dresseurs tegen de dieren zien schreeuwen en ze zien aanporren om ze op te juinen. Ik heb gezien hoe ze ondervoed en verhongerd waren om ze maar een goede vertoning ten beste te laten geven. Als ze een goede show weggaven, kregen ze misschien te eten.”
Wanneer het echtpaar Titus met dieren werkt, is het als free-lance dresseurs die het dier een bepaalde speciale verrichting leren. De omstandigheden zijn veel prettiger.
„Om een voorbeeld te geven”, zei Larry, „ik dresseerde de dieren in een film die ’Silence’ [Stilte] heette. Er moesten een beer en een jong, een stekelvarken en twee prairiewolven aan meedoen. Het script vroeg om een natuurlijk gedrag. De dieren moesten bijvoorbeeld van punt A naar B, of van C naar D. Ik legde dan een spoor van voedsel uit voor de verschillende dieren, en liep ettelijke keren met het dier aan een lijn langs die route. Doordat ze de avond ervoor geen voer kregen, wilden ze wat graag op de manier die het script aangaf, langs de voedselroutes rennen. In één geval moest het stekelvarken de acteur Will Geer uit de hut jagen en vervolgens achternazitten de heuvel af. Alles wat Geer hoefde te doen was voor het stekelvarken op de voedselroute te komen en de jacht was aan de gang.”
Chris vat samen hoe zowel zij als haar echtgenoot er op het moment over denken en waarop zij hopen:
„Je ziet de wilde dieren in hun natuurlijke omgeving en het maakt je verdrietig om ze te zien weghalen en als menselijke misdadigers te zien opsluiten in de kooien van dierentuinen en circussen. De omgang die wij met dieren hebben mogen beleven, heeft ons erg geholpen om de waarheid te aanvaarden van Gods Woord met betrekking tot een aards paradijs onder Christus’ koninkrijk.
Het was opwindend voor ons om te vernemen welke toestand van de dieren in Jesaja 11:6-9 beloofd wordt, waar wordt voorzegd dat alle soorten dieren vredig bijeen kunnen zijn en dat een kleine jongen ze kan leiden. Dit gaf ons het verlangen om nog meer te weten te komen over wat Jehovah voor de mensheid in petto heeft. Jehovah begrijpt beslist onze liefde voor zijn wonderbaarlijke dierlijke schepselen, dat hij zo’n fantastische belofte heeft gedaan.
Hoewel het al weer enige tijd geleden is dat we hebben gewerkt met de dieren waarover we vertelden, gaan we ze vaak opzoeken. Sommige, zoals Naji, de Bengaalse tijger, herkennen ons nog.
Wij hopen en bidden dat Jehovah in zijn nieuwe samenstel een plaats voor ons heeft die met dieren te maken heeft, omdat zowel wilde dieren als huisdieren misschien toch wel de aandacht van mensen nodig zullen hebben. Wij zien met heel veel verlangen naar het nieuwe samenstel uit, en we weten dat wat we ook in Gods rechtvaardige nieuwe ordening te doen krijgen het ons volledig gelukkig zal maken.
We hebben de waarheden over de nieuwe ordening leren kennen met behulp van Larry’s identieke tweelingbroer Gary, die een jaar geleden in de dood ontslapen is. Ook hij zag ernaar uit weer op neushoorns te rijden en leeuwen aan te halen, zoals hij en Larry vroeger samen hadden gedaan.
Je ziet dus hoeveel goede dingen we hebben om naar uit te zien. Wat een liefdevolle Schepper om zo’n geluk te beloven aan alle gehoorzame mensen.”
[Illustratie op blz. 10]
’Een wolf sla je niet — hij is niet afgestemd op dat soort van behandeling’
[Illustratie op blz. 11]
’Harpie — haar greep kan een druk uitoefenen van bijna 320 kilo’
[Paginagrote illustratie op blz. 12]