Bereidt u uw kinderen voor op hun ’uitvliegen’?
DE MAJESTUEUZE arend is een goede ouder. Ze heeft belangstelling voor haar jongen en beschermt en voedt hen. Als de jongen nog klein zijn, stopt ze hun het voedsel in de bek. Naarmate ze groter worden, leert ze haar jongen zichzelf te voeden.
Maar om in leven te blijven moeten ze leren vliegen. Daarom brengt ze haar jongen ertoe hun vleugels te oefenen in een spelletje van opspringen. En wanneer ze er klaar voor zijn, ’wekt ze haar nest op’. Ze lokt en duwt de aarzelende jongen naar de rand van het nest. Sommige jonge arenden doen een moedige poging om te vliegen. Minder dappere jongen worden zonder veel plichtplegingen van de rand geduwd! De moeder is er echter op voorbereid om onder hen te duiken en hen zelfs ’op haar wieken te dragen’ — waarna ze hen weer zal laten vallen, totdat ze vliegen hebben geleerd. — Deut. 32:11.
Het tragische is dat vele jonge volwassenen in het geheel niet klaar zijn om ’uit te vliegen’. Dr. Richard C. Robertiello spreekt over de toegeeflijke theorieën met betrekking tot het opvoeden van kinderen, die in de jaren ’50 populair werden: „Ouders deden verschrikkelijk hun best om genegenheid te tonen, hun gevoelens te uiten, het kind in alles wat hij wilde tegemoet te komen en heel toegeeflijk te zijn ten aanzien van zijn gedrag.”
Hoewel deze benadering wel enig succes heeft opgeleverd, is de vrucht van deze theorieën een generatie volwassenen die „niet in staat schijnen een beroep te kiezen, in hun levensonderhoud te voorzien, hun . . . talenten richting te geven in een betekenisvolle carrière”. Dergelijke personen „komen bij ons om therapie omdat zij zich verloren en in de war voelen”. De reden? „Zij hadden te maken gehad met een situatie . . . die in essentie vrij was van ontberingen, gebrek en uitdagingen . . . De ouders beloofden hun een rozentuin terwijl het in werkelijkheid gewoon een veld was met tamelijk wat onkruid.”
Het leven is echt geen „rozentuin”. Kinderen die daar niet op zijn voorbereid, zijn „als schapen te midden van wolven” in een harde materialistische wereld (Matth. 10:16). Het is daarom gebiedend noodzakelijk dat u uw kind voorbereidt op de strijd om het bestaan. Maar wanneer dient een dergelijke training te beginnen?
Het opleiden van kinderen
Carmen, een moeder van drie kinderen, besefte dat het nodig was deze training in een vroeg stadium te beginnen, en herinnert zich: „Toen mijn zoontje nog maar een paar maanden oud was, leerde ik hem al dingen zelf te doen. Zo pakte ik hem niet op, maar hield ik zijn kleine vingertjes vast en hij hield zich dan vast terwijl ik hem overeind trok.”
Kinderen die nog niet de leeftijd hebben dat zij naar school gaan, kunnen toch al taken leren zoals ’aankleden, hun haar borstelen, zich wassen, speelgoed wegruimen’, aldus Dr. Robertiello.
Hoe staat het echter met oudere kinderen? De bijbel laat zien dat Jozef en David — succesvolle volwassenen — leerden verantwoordelijkheid te dragen omdat zij toen zij jong waren, verschillende taken moesten behartigen (Gen. 37:2; 1 Sam. 16:11). Is zo’n opleiding nog steeds praktisch?
Bob en Mary, ouders van drie fijne zoons, zeggen Ja! „Wij bereidden onze jongens op het leven voor vanaf dat ze nog maar kleine knulletjes waren.” En met een glimlach zegt Bob: „Ze hadden alle drie een krantenroute, en al viel de regen bij bakken uit de hemel, ik ging ze niet met de auto rondrijden! Ik zei: ’Dat is jouw baantje, en jij bent er verantwoordelijk voor!’” Maar was dit hard en hadden zij het zwaar te verduren? Bob legt uit: „Wij zorgden voor hun kleren en voedsel en onderdak. Maar wij waren van mening dat als zij iets ’extra’ wilden, zij er ook voor moesten werken.” Zo’n opleiding heeft vruchten afgeworpen. Bob voegt eraan toe: „Niet zo lang geleden kwam een van mijn zoons op visite en zei: ’Bedankt, Pa, dat je ons een goede opvoeding hebt gegeven.’”
Frank en Dawna geven een zelfde commentaar: „Wij leerden onze jongens alles! Ze kunnen koken, schilderen, inmaken, tuinieren, metselen, boodschappen doen.” Dawna merkt erbij op: „Het is gemakkelijk voor een moeder om te zeggen: ’Ik heb geen tijd om het hun te leren. Het is gemakkelijker om het zelf te doen.’ Maar op de lange termijn bezien loont het om hun deze training te geven.”
Daar staat tegenover dat kinderen die onnodig afhankelijk zijn van hun ouders, mogelijkerwijs „later ongemotiveerde en in hun prestaties teleurstellende studenten worden, ontevreden en moeilijke werknemers en onmogelijke, veeleisende huwelijkspartners”, aldus Dr. Jerome Singer. Terecht zei de bijbel in dit opzicht: „Indien men zijn knecht van jongs af verwent, zal hij in zijn latere leven zelfs een ondankbare worden.” — Spr. 29:21.
Morele waarden
Jonge volwassenen hebben ook maatstaven van goed en kwaad nodig om tijdens hun ’levensvlucht’ in de huidige hebzuchtige, immorele, materialistische maatschappij ongedeerd te blijven. Maar hoe geeft men zo’n training?
De eerder genoemde Bob en Mary zijn Jehovah’s Getuigen. Daarom zagen zij er de waarde van in een geregelde bijbelstudie met hun kinderen te hebben. Was dit gemakkelijk? Bob geeft toe: „De studie echt doorgang te laten vinden en interessant te maken viel niet mee. Maar we maakten er een vaste routine van.” De studie werd aangevuld door gezonde omgang en ontspanning voor het gezin. En met hun zoons in de predikingsactiviteit van deur tot deur samen te werken, was bijzonder waardevol. „We konden soms bijzonder fijn met elkaar spreken terwijl we van deur tot deur gingen”, herinnert Mary zich.
De resultaten van dit harde werk zijn hartverwarmend. Alle drie de zoons zijn toegewijde dienstknechten van God. Als u een dergelijk programma voor uw gezin wilt instellen, zullen Jehovah’s Getuigen u graag laten weten hoe dat gedaan kan worden. Wacht niet totdat zij tieners of volwassenen zijn voordat u met deze levenschenkende vorming begint. Leid hen op wanneer zij nog jong zijn en openstaan voor uw invloed.
Ouders die er de tijd voor nemen om hun kinderen op het leven voor te bereiden, kunnen hen met een gerust gevoel loslaten.
[Inzet op blz. 9]
Een van mijn volwassen zoons zei: „Bedankt, Pa, dat je ons een goede opvoeding hebt gegeven”
[Inzet op blz. 10]
„We konden soms bijzonder fijn met elkaar spreken terwijl we van deur tot deur gingen”