Bladzijden van de geologische geschiedenis
Een deel van de historische geologie dat vooral onze belangstelling opwekt, heet paleontologie. Dit is de studie van de fossiele levensvormen die in veel afzettingslagen worden aangetroffen. Wanneer een laag boven een andere ligt, moet de onderliggende laag eerder zijn gevormd en daarom ouder zijn. Een reeks van lagen kan een verticale kolom vormen die wel wat weg heeft van een boek over de geschiedenis van de aarde.
Enkele van de langste hoofdstukken in deze geschiedenis worden aangetroffen in diep uitgeslepen canyons zoals de Grand Canyon in de Amerikaanse staten Colorado en Arizona. Er is geen enkele plaats op aarde waar de kolom compleet is, maar geologen vergelijken de opeenvolging van lagen in één plaats met die in een andere plaats en proberen de verschillende hoofdstukken tot een volledig boek samen te voegen.
De hoofdstukken van dit boek worden geologische perioden genoemd, en deze zijn weer gegroepeerd in grotere gedeelten die tijdperken heten. Het eerste geologische tijdperk wordt het Azoïcum genoemd, omdat er geen fossielen in worden aangetroffen. Dan komt het Paleozoïcum, met als eerste periode daarin het Cambrium, dat ons de eerste fossielen oplevert. In het tijdperk van het Mesozoïcum vinden wij de dinosaurusskeletten en ook de eerste vogels en kleine zoogdieren. In het laatste tijdperk, het Cenozoïcum, overheersen de grote zoogdieren. Ten slotte worden in het Pleistoceen artefacten, voorwerpen die menselijke bewerking vertonen, en fossiele beenderen van mensen gevonden.
Voor bijbellezers is het bijzonder interessant om op te merken dat de volgorde waarin de levensvormen in de geologische kolom verschijnen, nauwe overeenkomst vertoont met het Genesisverslag over de volgorde waarin God ze schiep. De kleine schaaldieren die in zo’n enorme verscheidenheid en overvloed in het Cambrium verschijnen, worden niet in de bijbel genoemd. De geoloog vertelt ons dat deze zeediertjes verschijnen voordat er vegetatie op het land ontstond, maar omdat ze niet in het bijbelse verslag zijn opgenomen, ontstaat er geen conflict.
Degenen echter die het bijbelse verslag van schepping verwerpen en evolutie ondersteunen, leggen dit bewijsmateriaal naast zich neer. In plaats van te zien dat de paleontologie in harmonie is met de bijbel, doen zij een beroep op het fossielenverslag om een bewijs te verschaffen voor evolutie van de ene soort in een andere.
[Illustratie op blz. 20]
Hoe evolutionisten het verhaal dat de gesteenten vertellen, ook willen uitleggen, de verschillende levensvormen verschijnen plotseling