Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g87 8/10 blz. 7-9
  • Kwaad en lijden — Hoe zullen ze eindigen?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Kwaad en lijden — Hoe zullen ze eindigen?
  • Ontwaakt! 1987
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Staat God machteloos tegenover het kwaad?
  • Strijdvragen die beslecht moeten worden
  • Lijden weggedaan — voor eeuwig!
  • Met het kwaad leven
  • Job, het boek
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Waarom laat God lijden toe?
    Kennis die tot eeuwig leven leidt
  • Bijbelboek nummer 18 — Job
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Hoofdpunten uit het boek Job
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2006
Meer weergeven
Ontwaakt! 1987
g87 8/10 blz. 7-9

Kwaad en lijden — Hoe zullen ze eindigen?

BITTERE ervaringen maken iemand vaak verbitterd. Maar als er nu eens een gerechtvaardigde reden voor menselijk lijden bestaat? Laten wij met dat in gedachten het verslag over Job verder volgen. Na drie scherpe debatronden neemt een jonge man genaamd Elíhu het woord. Hij zegt tot Job: „Gij hebt gezegd: ’Mijn rechtvaardigheid is groter dan die van God.’” Ja, Job was op zichzelf geconcentreerd geweest en had zichzelf gerechtvaardigd. „Zie!” zegt Elíhu. „Hierin hebt gij geen gelijk gehad, antwoord ik u; want God is veel meer dan een sterfelijk mens.” — Job 35:2; 33:8-12.

God heeft op overvloedige wijze getoond dat hij goed is (Handelingen 14:17; Romeinen 1:20). Hebben wij door het bestaan van kwaad enige reden om de goedheid van God in twijfel te trekken? Elíhu antwoordt: „Verre zij het van de ware God wetteloos te handelen, en van de Almachtige onrechtvaardig te handelen!” — Job 34:10.

Staat God machteloos tegenover het kwaad?

Was God dan wellicht eenvoudig niet machtig genoeg om ten behoeve van Job of van iemand anders op te treden? Integendeel! Uit een vrees inboezemende storm spreekt God nu voor zichzelf en bevestigt op indrukwekkende wijze zijn almacht. „Waar bevondt gij u, toen ik de aarde grondvestte?” vraagt hij aan Job. Allesbehalve begrensd in zijn macht, spreekt hij over zichzelf als Degene die de zeeën kan tegenhouden en gezag uitoefent over de hemelen en de daaronder levende schepselen. — Job 38:4, 8-10, 33; 39:9; 40:15; 41:1.

God verklaart weliswaar niet waarom hij toestond dat Job lijden onderging. Maar „dient een vitter op enigerlei wijze te twisten met de Almachtige?” vraagt God. „Wilt gij werkelijk mijn gerechtigheid krachteloos maken? Wilt gij mij schuldig verklaren opdat gij gelijk moogt hebben?” (Job 40:2, 8) Hoe aanmatigend is het dan God te beschuldigen van de ellende in de wereld of een filosofisch verweer voor hem te fabriceren! Zulke personen zouden er goed aan doen net als Job hun tegenstrijdige theorieën ’te herroepen’. — Job 42:6.

Strijdvragen die beslecht moeten worden

Job besefte niet dat zijn lijden te maken had met een aantal uiterst belangrijke strijdvragen die kort na de schepping van de mens waren opgeworpen. Toentertijd had een opstandig geestelijk schepsel genaamd Satan („Tegenstrever”) de mens tot zonde verleid. God had Adam en Eva geboden niet van „de boom der kennis van goed en kwaad” te eten. Zij dienden Gods recht om voor hen te bepalen wat goed en kwaad was, te respecteren. De Tegenstrever zaaide echter twijfels in Eva’s geest door te zeggen: „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de tuin moogt eten?” Vervolgens weersprak hij God: „Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn.” — Genesis 2:17; 3:1-5.

Satans lasterlijke woorden wierpen uiterst belangrijke strijdvragen op: Was God een leugenaar toen hij verordende dat op het eten van de verboden vrucht de dood stond? En ook als dat nu wel het geval was, welk recht had hij om zijn schepselen van onafhankelijkheid te beroven en hun zijn maatstaven op te leggen? Was hij geen zelfzuchtige God, die zijn schepselen goede dingen onthield? Zou onafhankelijkheid van God iets wenselijks kunnen zijn?

De opstandelingen doden zou eigenlijk alleen maar meer vragen hebben opgeworpen. Slechts door onafhankelijkheid van God gedurende voldoende tijd ongehinderd te laten bestaan, kan — eens en voor altijd — het bewijs worden geleverd dat Satans aanbod van onafhankelijkheid een uitnodiging tot rampspoed is. Ja, „de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze”, Satan de Duivel, en niet in Gods macht (1 Johannes 5:19). Ziekte, onrecht, economische slavernij, hartzeer — al deze dingen zijn het gevolg van ’s mensen keus voor onafhankelijkheid van God waardoor zij onder satanisch bestuur zijn beland! En in weerwil van iedere technologische vooruitgang blijven de wereldtoestanden verslechteren — vaak ten gevolge van de moderne technologie.

Gods toelating van al deze onbeschrijflijke ellende maakt hem echter niet onrechtvaardig. Integendeel, ’s mensen onrechtvaardigheid heeft ’Gods rechtvaardigheid op de voorgrond doen treden’ (Romeinen 3:5). Hoe dat zo?

Lijden weggedaan — voor eeuwig!

De apostel Paulus schrijft over het feit „dat de gehele schepping tot nu toe voortdurend te zamen zucht en te zamen pijn lijdt” (Romeinen 8:22). Ja, 6000 rampzalige jaren van menselijke onafhankelijkheid hebben getoond hoe waar de woorden zijn in Jeremia 10:23: „Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten.” Spoedig zal God echter op rechtvaardige wijze ingrijpen en de aangelegenheden van de mensheid beginnen te besturen.

Daar de catastrofale gevolgen van ’s mensen onafhankelijkheid zo duidelijk aan het licht zijn getreden, kan God vervolgens alle dingen uit de weg ruimen die lijden hebben veroorzaakt: oorlogen, ziekte, misdaad, geweld — zelfs de dood! (Psalm 46:8, 9; Jesaja 35:5, 6; Psalm 37:10, 11; Johannes 5:28, 29; 1 Korinthiërs 15:26) Het is zoals de apostel Johannes in een hemels visioen hoorde: „God . . . zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:3, 4.

Het is belangwekkend dat God een eind maakte aan het lijden van Job door hem zijn gezondheid en rijkdom terug te geven en hem te zegenen met een groot gezin (Job 42:10-17). Op overeenkomstige wijze belooft de bijbel ons dat „het lijden van de tegenwoordige tijd niets te betekenen heeft in vergelijking met de heerlijkheid die . . . geopenbaard zal worden”. En dat „de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben” (Romeinen 8:18, 21). Ja, het kwaad zal feitelijk uit onze herinnering worden gewist! — Vergelijk Jesaja 65:17.

Met het kwaad leven

Totdat die vrijheid komt, moeten wij het verduren in een goddeloze wereld te leven, zonder te mogen verwachten dat God ons zal beschermen tegen onheil dat ons persoonlijk kan treffen. Satan de Duivel probeerde valse verwachtingen te wekken toen hij Jezus ertoe trachtte te verleiden van de tempel af te springen, waarbij hij de schriftplaats in Psalm 91:10-12 verdraaide, waar staat: „Geen rampspoed zal u treffen . . . want hij zal zijn eigen engelen aangaande u een bevel geven, om u te behoeden.” Jezus verwierp echter iedere gedachte als zou hij op wonderbaarlijke wijze fysieke bescherming ontvangen (Matthéüs 4:5-7). God belooft slechts ons geestelijke welzijn te behoeden.

Ware christenen worden daarom niet „woedend op Jehovah zelf”, zelfs niet wanneer zij door een tragedie worden getroffen (Spreuken 19:3). Want „tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen” ook christenen (Prediker 9:11). Wij zijn echter niet zonder hulp. Wij hebben de hoop om voor eeuwig in een rechtvaardige nieuwe wereld te leven, waar kwaad niet langer bestaat. Wij kunnen altijd Jehovah benaderen in gebed, want hij belooft ons de wijsheid te verschaffen die nodig is om iedere beproeving te doorstaan! (Jakobus 1:5) Wij hebben ook de ondersteuning van medechristenen (1 Johannes 3:17, 18). En wij hebben de wetenschap dat onze getrouwheid onder beproeving Jehovah’s hart verheugt! — Spreuken 27:11.

Niettemin is het nooit gemakkelijk kwaad te verduren. Het is daarom goed om, wanneer wij iemand vertroosten die in beproevingsvolle omstandigheden verkeert, ’te wenen met mensen die wenen’ — en praktische hulp te bieden (Romeinen 12:15). Ana, die in het begin werd genoemd, werd aldus geholpen om de tragedie te boven te komen. Zij is een van Jehovah’s Getuigen en zij bemerkte dat haar medegelovigen haar heel graag wilden bijstaan en haar tijdelijk onderdak boden. Hoewel zij zich van tijd tot tijd terneergeslagen voelt, vindt zij steun in de bijbelse hoop. „Ik weet dat mijn kinderen in de opstanding zullen terugkomen”, verklaart Ana. Haar geloof in de God van goedheid is sterker dan ooit.

Als u een periode van lijden doormaakt, vraag dan aan Jehovah’s Getuigen u te helpen met uw vragen en uw twijfels. Zij kunnen u ook helpen aan het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven, waarin nuttige hoofdstukken staan zoals „Waarom heeft God het kwaad toegelaten?” en „U bent bij een uiterst belangrijke strijdvraag betrokken”. Het is waar, momenteel treft het kwaad ook goede mensen, maar spoedig zal dat allemaal veranderen. U kunt meer details te weten komen door contact op te nemen met Jehovah’s Getuigen in uw omgeving of door te schrijven naar de uitgevers van dit tijdschrift.

[Illustraties op blz. 9]

In Gods rechtvaardige nieuwe wereld zal het kwaad nog slechts een vervagende herinnering zijn

    Nederlandse publicaties (1950-2022)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2022 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen