Hebben de wouden nog toekomst?
OP PAASEILAND in de Grote Oceaan rijzen op met gras begroeide hellingen kolossale stenen koppen op die doelloos over zee uit staren. De mensen die ze gemaakt hebben, zijn eeuwen geleden langzaam verdwenen. In het westen van de Verenigde Staten zijn de ruïnes van oude gebouwen in eenzame woestenijen de enige overblijfselen van een volk dat lang voordat de blanke zich er waagde al verdwenen was. Sommige bijbelse gebieden waar eens een welvarende beschaving en handel bestonden, zijn nu door de wind gegeselde woestijnen. Hoe komt dat?
In alle drie de gevallen kan ontbossing een deel van de verklaring zijn. Sommige deskundigen zijn van mening dat de bevolking deze gebieden heeft moeten verlaten omdat ze er de wouden had vernietigd. Zonder bomen werd het land onvruchtbaar en dus trok de mens weg. Maar thans dreigt de mens hetzelfde met de hele planeet te doen. Zal dat echt gebeuren? Kan niets het proces tot staan brengen?
Velen proberen het. Volgens berichten hebben vrouwen in de Himalaja bomen omhelsd in een wanhopige poging te voorkomen dat houthakkers ze zouden vellen. In Maleisië hebben in het woud woonachtige stammen menselijke ketens gevormd om de naderende houthakkers en hun zware machines de weg te versperren.
De 200 miljoen mensen die van het regenwoud bestaan, zijn persoonlijk nauw bij de crisis betrokken. Terwijl de beschaving voortschrijdt, trekken inheemse stammen zich steeds dieper in de wouden terug, soms totdat ze op kolonisten stuiten die vanaf de andere kant optrekken. Veel stammen sterven uit door de ziekten van de vreemdelingen. Andere, gedwongen zich aan de buitenwereld aan te passen, belanden uiteindelijk tussen de armen in de steden — ontheemd en verpauperd. Maar de wereld gaan de ogen open voor hun benarde situatie. Er begint een geest van milieubewustzijn over de aardbol te waren.
Kunnen milieubewegingen een keer teweegbrengen?
„Wij beschikken over zowel de kennis als de technologie om de tropische wouden van de wereld te redden”, zo begint het boek Saving the Tropical Forests. Dit is in parken overal ter wereld bewezen. Het Nationale Park van Guanacaste in Costa Rica is opgezet voor de herbeplanting van grote stukken woud. Er zijn miljoenen bomen geplant in landen als Kenia, India, Haïti en China. Maar het planten van bomen is niet helemaal hetzelfde als het herstellen van wouden.
Soms komt „herbebossing” neer op het commercieel planten van één enkele boomsoort met de bedoeling die later te oogsten. Dat is heel iets anders dan het herstellen van het ingewikkelde ecosysteem van een regenwoud. Bovendien zeggen sommigen dat een vochtig tropisch regenwoud nooit in zijn oorspronkelijke complexe staat hersteld kan worden. Geen wonder dat veel milieudeskundigen volhouden dat behoud beter is dan herstel.
Behoud is echter niet zo simpel als het klinkt. Als een stuk woud te klein is, zal het niet in leven blijven. Sommige milieudeskundigen gaan ervan uit dat ten minste 10 tot 20 procent van de regenwouden van de wereld tot reservaat verklaard moet worden willen ze hun rijke verscheidenheid behouden. Maar thans is slechts 3 procent van de regenwouden van Afrika beschermd. In Zuidoost-Azië is dit cijfer 2 procent en in Zuid-Amerika 1 procent.
En sommige van die gebieden zijn slechts op papier beschermd. Parken en reservaten zijn tot mislukking gedoemd als ze slecht opgezet of bestuurd worden, of als corrupte functionarissen het ter beschikking gestelde geld in hun eigen zak laten verdwijnen. Sommigen verdienen zelfs grof geld door heimelijk toch houthakconcessies te verlenen. Bovendien is er gebrek aan personeel. In het Amazonegebied werd één wachter aangewezen om een stuk regenwoud ter grootte van Frankrijk te beschermen.
Milieudeskundigen dringen er ook op aan dat boeren wordt geleerd hoe het land te bebouwen zonder de grond uit te putten, zodat zij niet gedwongen zijn verder te trekken en meer bos te vellen. Sommigen hebben geprobeerd een grote verscheidenheid van gewassen dooreen op één akker te verbouwen, wat ongedierte ontmoedigt dat zich met één soort voedt. Fruitbomen kunnen de grond tegen de tropische regens beschermen. Anderen hebben een oude techniek nieuw leven ingeblazen. Zij graven kanalen rond kleine tuinen en scheppen modder en algen uit de kanalen op het land als voedingsstoffen voor de gewassen. Als extra voedselbron kan in de kanalen vis gekweekt worden. Zulke methoden zijn bij experimenten al heel succesvol gebleken.
Mensen leren hóe het te doen, kost echter tijd en geld en vergt bekwaamheid. Tropische landen hebben vaak te veel onmiddellijke economische problemen om een dergelijke lange-termijninvestering te doen. Maar zelfs indien de technische know-how wijdverbreid was, zou daarmee het probleem nog niet opgelost zijn. Het is zoals Michael H. Robinson schrijft in Saving the Tropical Forests: „Het regenwoud wordt niet uit onwetendheid of domheid vernietigd, maar grotendeels uit armoede en hebzucht.”
De wortel van het probleem
Armoede en hebzucht. Blijkbaar is de ontbossingscrisis diep geworteld in het stramien van de menselijke samenleving, veel dieper dan de bomen van het regenwoud hun wortels hebben in de dunne laag tropische grond. Is de mensheid bij machte het probleem met wortel en al uit te roeien?
Vorig jaar werd op een topconferentie in Den Haag waaraan 24 landen deelnamen, voorgesteld een nieuw gezagsorgaan binnen de Verenigde Naties te scheppen dat Globe zou heten. Volgens de Londense Financial Times zou Globe „een ongekende reeks bevoegdheden hebben om milieunormen vast te stellen en er de hand aan te houden”. Hoewel landen iets van hun innig gekoesterde nationale soevereiniteit zouden moeten prijsgeven wil Globe enige echte macht hebben, zeggen sommigen dat het onvermijdelijk is dat er op een dag zo’n organisatie in het leven wordt geroepen. Alleen een eensgezind, mondiaal orgaan zou wereldomvattende problemen kunnen oplossen.
Dat is logisch. Maar welke menselijke regering of instantie kan hebzucht en armoede uitbannen? Welke regering is daar ooit in geslaagd? Ze zijn maar al te vaak op hebzucht gebaseerd en houden de armoede dus in stand. Nee, als wij moeten wachten tot een menselijke instantie de ontbossingscrisis oplost, hebben de wouden geen toekomst, en de mensen in feite evenmin.
Maar sta eens stil bij het volgende. Bewijzen de wouden niet dat ze ontworpen zijn door een oneindig intelligent wezen? Ja, beslist! Van hun wortels tot hun bladeren getuigen de regenwouden ervan dat ze het werk van een Meesterarchitect zijn.
Welnu, zal deze Grote Architect toelaten dat de mens alle regenwouden wegvaagt en onze aarde ruïneert? Een opvallende profetie in de bijbel geeft een rechtstreeks antwoord op deze vraag. Ze luidt: „Doch de natiën ontstaken in gramschap, en úw [Gods] gramschap kwam, en de bestemde tijd . . . om hen te verderven die de aarde verderven.” — Openbaring 11:18.
Die profetie heeft twee opmerkelijke facetten. In de eerste plaats wijst ze op de tijd dat de mens werkelijk in staat zou zijn de hele aarde te verderven. Toen die woorden bijna tweeduizend jaar geleden werden geschreven, kon de mens net zomin de aarde verderven als naar de maan vliegen. Maar thans doet hij beide. In de tweede plaats beantwoordt de profetie de vraag of de mens de aarde totaal zal verderven — en wel met een niet mis te verstaan nee!
God heeft de mens gemaakt om de aarde te verzorgen en te bebouwen, niet om ze te plunderen. In het oude Israël vaardigde hij verordeningen uit ter beperking van de ontbossing door zijn volk bij de verovering van het Beloofde Land (Deuteronomium 20:19, 20). Hij belooft dat de gehele mensheid in de nabije toekomst in harmonie met het milieu zal leven. — 1 Johannes 2:17; Jeremia 10:10-12.
De bijbel biedt hoop, hoop op een tijd dat de mens de aarde tot een paradijs zal maken in plaats van ze met bulldozers in een woestijn te veranderen, ze zal herstellen in plaats van toetakelen, ze met visie zal verzorgen in plaats van ze hebzuchtig uit te melken voor het gewin van een ogenblik. Het regenwoud heeft toekomst, maar het corrupte samenstel van dingen dat de wouden en heel de aarde verderft niet.
[Illustratie op blz. 13]
Hier op Paaseiland kan ontbossing de oorzaak van het verdwijnen van een beschaving zijn geweest
[Verantwoording]
H. Armstrong Roberts