Kruiswoordpuzzel
Horizontaal
1. Een ’dure’ kleur, iets voor welgestelden en hooggeplaatsten (Lukas 16:19)
4. Muziekterm (Psalm 6, opschrift)
10. Toewijding — die natuurlijk met nauwkeurige kennis erbij beter gericht kan zijn (Romeinen 10:2)
11. De volgende plaats waar zij zich legerden, was Rafidim (Numeri 33:14)
12. Wijfjesschapen (Genesis 32:14)
13. Dit weefsel kan duur zijn, het kenmerk van weelde (Openbaring 18:16)
15. Zijn moeder wachtte vergeefs op hem (Rechters 5:28)
19. Communicatiemiddel voor iemand die met stomheid is geslagen (Lukas 1:63)
21. Zo’n plaats is haast niet te bereiken (1 Samuël 22:4)
23. Handelswaar van verre (Openbaring 18:13)
27. Het tegengestelde van waar de honden zich bevinden (Openbaring 22:15)
29. De dood raakt deze kwijt (1 Korinthiërs 15:55)
30. De ’leeuwewelp’ (Genesis 49:9)
31. Hij kocht een berg van Semer en bouwde er een hoofdstad (1 Koningen 16:23, 24)
32. Het was geen geestverschijning die tot hen zei: „ . . . mij” (Lukas 24:39)
33. Dorp niet ver van Jeruzalem (Lukas 24:13)
Verticaal
2. Diepe insnijding — bij de aanleg van een weg zou zoiets opgevuld moeten worden (Lukas 3:5)
3. Een belangrijke Filistijnse stad (Jozua 13:3)
5. Zo werden de nakomelingen van Ismaëls twaalf zonen aangeduid (Genesis 25:16)
6. Vergissing (Psalm 119:67)
7. Een kruid met aromatische zaadjes (Mattheüs 23:23)
8. Muziekinstrument, in een betrekkelijk lichte uitvoering (Psalm 92:3; 1 Samuël 18:6, 7)
9. Waar opvoeringen gegeven worden (Handelingen 19:29)
14. Wanneer slaap voor hernieuwde energie had moeten zorgen (2 Korinthiërs 6:5)
16. Stad in het bergland van Juda (Jozua 15:59)
17. „Gladde woorden” moedigden hiertoe aan (Daniël 11:32)
18. Plaats waar handel wordt gedreven; en waar veel volk is en waar men zich veel begroetingen ten deel kan laten vallen (Markus 7:4)
20. Waarin over hem geprofeteerd stond (Psalm 40:7)
22. Een man die acht jaar verlamd was geweest en door Petrus werd genezen (Handelingen 9:33, 34)
24. Jericho was afgegrendeld: niemand kon . . . en niemand kon erin (Jozua 6:1)
25. Schoeisel — speciaal geschikt om mee te imponeren? (Jesaja 9:5)
26. Toen was hij een niet onbelangrijke koning (Numeri 24:7)
27. Ze verleent — maar het is tijdelijk — een bepaalde schoonheid aan de plant (Jakobus 1:11)
28. De vader van Jeremia’s secretaris Baruch (Jeremia 32:12)
Oplossing op blz. 19
Oplossing horizontaal
1. PURPER
4. OCTAAF
10. IJVER
11. ALUS
12. OOIEN
13. LINNEN
15. SISERA
19. SCHRIJFTAFELTJE
21. ONTOEGANKELIJKE
23. KANEEL
27. BINNEN
29. ANGEL
30. JUDA
31. OMRI
32. BETAST
33. EMMAÜS
Oplossing verticaal
2. RAVIJN
3. EKRON
5. CLANS
6. ABUIS
7. DILLE
8. LUIT
9. THEATER
14. NACHTEN
16. ELTEKON
17. AFVAL
18. MARKT
20. BOEKROL
22. ENEAS
24. ERUIT
25. LAARS
26. AGAG
27. BLOEM
28. NERIA