Chemische pesticiden verdelgen niet alleen ongedierte
DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN BRAZILIË
„HET is perfect”, zegt de landbouwer Domingos dos Santos terwijl hij op zijn boerenbedrijf in het zuiden van Brazilië bekijkt hoe zijn cassaveplanten erbij staan. Hij heeft reden om tevreden te zijn. De bladeren van zijn planten zien eruit alsof er nooit één schadelijk insect op gezeten heeft. De zoveelste triomf van chemische insecticiden? Toch niet. „Vorig jaar en dit jaar”, zegt Domingos, „heb ik niet één druppel insecticide hoeven kopen.”
Domingos behoort tot een groeiende groep boeren die ongaarne chemische pesticiden gebruiken om hun gewassen te beschermen.a In plaats daarvan passen zij methoden toe die het gebruik van chemicaliën onnodig maken of op zijn minst verminderen. „Wat voor methoden?”, vroeg ik aan Sandro Müller, een agronoom die wat experimenten heeft uitgevoerd op een citrusplantage in de buurt van São Paulo. „Waarom is het voor landbouwers vooral zinnig het gebruik van de insecticidensproeier te beperken?”
De pesticidenkringloop
Om mij te helpen me een beeld te vormen van een van de nadelen van het gebruik van chemische insecticiden zegt Sandro: „Stel je eens een groep politieagenten voor die achter een stel bankovervallers aan zit. Om te ontsnappen, rennen de overvallers een druk kantoorgebouw binnen. Omdat de overvallers opgegaan zijn in de menigte, laat de politie een helikopter komen, die een gasgranaat op het kantoorcomplex gooit. Daardoor komen niet alleen de bankovervallers maar ook onschuldige kantoorbedienden en de veiligheidsbeambten van het gebouw om het leven. Iets dergelijks gebeurt wanneer een boer zijn gewas herhaaldelijk bestookt met krachtige insecticiden. Ze doden schadelijke insecten, de overvallers, maar ze schakelen ook nuttige uit, de veiligheidsbeambten.”
„Maar dan is ten minste het gewas gered”, antwoord ik. Sandro wijst er echter op dat lukraak gebruikte pesticiden een schadelijke kringloop op gang brengen. Hoe dat zo? Sommige insecten overleven het sproeien doordat ze resistent zijn tegen bepaalde pesticiden. En nu blijken ze midden in een gewas te zitten dat ontdaan is van alle ’veiligheidsbeambten’ oftewel nuttige insecten — dankzij het sproeien van de landbouwer.
Volop voedsel en het ontbreken van natuurlijke vijanden garanderen een snelle groei van de insecticidenresistente ongediertepopulatie, die de landbouwer dwingt nogmaals te sproeien en misschien zijn toevlucht te nemen tot een nog krachtiger soort insecticide. In sommige gebieden in Zuid-Amerika waar bonen worden verbouwd, sproeien landbouwers elke week. Het eindresultaat van deze kringloop? „Als je pesticiden zaait,” zei een boer, „oogst je vergif.”
Het gebruik van pesticiden — Het minste van twee kwaden?
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de man die schadelijke organismen vergiftigt, ook zichzelf vergiftigt. In Brazilië alleen al, berichtte het blad Guia Rural, lopen jaarlijks zo’n 700.000 mensen een pesticidenvergiftiging op — dat is gemiddeld om de 45 seconden één! En de Wereldgezondheidsorganisatie bericht dat er wereldwijd elk jaar 220.000 mensen sterven door blootstelling aan toxische pesticiden. Bovendien brengen pesticiden ons milieu grote schade toe.
Hoewel sommige mensen tegenwoordig van mening zijn dat het openen van een vat pesticiden veel weg heeft van het openen van de doos van Pandora, wordt het gebruik van pesticiden door anderen vaak gezien als het minste van twee kwaden. Men redeneert als volgt: Het is óf pesticiden en voedsel óf geen pesticiden en honger. Per slot van rekening neemt de wereldbevolking toe, terwijl de hoeveelheid land die geschikt is voor landbouw afneemt. Om een wereldwijde hongerdood te voorkomen, moeten gewassen beschermd worden tegen schadelijke insecten die ze kunnen vernietigen.
Het is duidelijk dat schadelijke organismen een groot probleem vormen. Maar gelukkig leren steeds meer boeren overal ter wereld dat er een benadering bestaat die beter is dan het bespuiten van gewassen met flinke doses pesticiden. Men spreekt dan van geïntegreerde bestrijding of IPM (voor ’integrated pest management’).
IPM — Een alternatief
„Wat is IPM?”, vroeg ik aan professor Evôneo Berti Filho, die aan het hoofd staat van de afdeling Entomologie van de Universiteit van São Paulo in Piracicaba en een vooraanstaand onderzoeker is op het gebied van de natuurlijke bestrijdingsmethoden. Professor Berti legde uit dat het doel van IPM is, het insecticidengebruik tot het noodzakelijke minimum te beperken en slechts die insecticiden te gebruiken die een specifiek schadelijk ongedierte doden. Beperkt spuiten wordt dan gecombineerd met natuurlijke vormen van ongediertebestrijding.
Een zo’n vorm van ongediertebestrijding is vruchtwisseling. Een landbouwer kan bijvoorbeeld van jaar tot jaar maïs afwisselen met bonen. Ongedierte dat dol is op maïs maar niet om bonen geeft, sterft dan de hongerdood of verhuist, op zoek naar gebieden met meer maïs. De volgende keer dat er maïs wordt geplant, bestaat de kans dat het meeste ongedierte weg is — voor een poosje althans. En tegen de tijd dat de maïsminnende diertjes en masse terugkomen, kan een volgende vruchtwisseling hen al gauw dwingen opnieuw hun biezen te pakken.
Biologische bestrijding is een ander onderdeel van IPM. Daarbij schakelen landbouwers als bondgenoten insecten, bacteriën, virussen, schimmels en andere natuurlijke vijanden van ongedierte in. Het was Braziliaanse onderzoekers bijvoorbeeld opgevallen dat in de natuur veel rupsen stierven na het zogeheten baculovirus opgelopen te hebben. Zij redeneerden dat zij, omdat het virus onschadelijk is voor mensen, gewassen zouden kunnen besproeien met een vloeistof die dit virus bevat, dat dan als een biologisch insecticide zou werken tegen rupsen die zich te goed doen aan sojabonen en cassave. Het werkte. De rupsen stierven enkele dagen na van de bespoten gewassen gegeten te hebben. Als premie verschaffen de dode rupsen de landbouwer ook gratis ammunitie voor toekomstige veldslagen. Hoe?
„De landbouwer doet de dode, besmette rupsen eenvoudig in een mixer,” legde professor Berti uit, „vermaalt ze, filtert de massa en bewaart de zo gewonnen vloeistof in een vriesbak.” Vervolgens ontdooit de landbouwer de met het virus besmette vloeistof, vermengt die met water en sproeit het mengsel op zijn gewas.
Dit biologische insecticide mag dan het snelle effect van zijn chemische tegenhanger missen, maar het is wel, aldus een onderzoekster, voor minstens negentig procent succesvol.
Ongedierte de baas — Langs natuurlijke weg
Het inschakelen van nuttige insecten als bondgenoten in de strijd tegen schadelijk ongedierte is nog een belangrijk onderdeel van de biologische bestrijding. Maar ondanks pogingen om landbouwers tot deze manier van ongediertebestrijding over te halen, aarzelen veel landbouwers in Brazilië en elders nog ertoe over te gaan. Waarom? Het is alsof het idee met opzet insecten los te laten op landbouwgronden, boeren net zo onzinnig toelijkt als het loslaten van kakkerlakken in flats stadsbewoners toelijkt. „Voor de meeste landbouwers”, zo vertelde professor Berti me, „zijn alle insecten planteneters. Het laatste wat een landbouwer wil, is meer ervan.”
Het is dus duidelijk dat biologische bestrijding pas populair zal worden als landbouwers begrijpen dat sommige insecten hun bondgenoten zijn. Zo schakelden fruittelers in Californië tegen het eind van de negentiende eeuw het lieveheersbeestje in. Destijds hadden schadelijke insecten, per ongeluk ingevoerd uit Australië, alle citroen- en sinaasappelbomen aangevallen en vrijwel verwoest. Binnen twee jaar hadden de lieveheersbeestjes de binnengevallen insecten onder controle en waren Californiës citrusplantages gered!
Bestrijding die heel veel uitmaakt
Sommige boeren in Brazilië ontdekken nu opnieuw de rol van de joaninha (de plaatselijke naam voor het lieveheersbeestje) als betrouwbare ’veiligheidsbeambte’. „Joaninhas bestrijden de plantluizen op deze citrusplantage”, vertelde Sandro me terwijl wij langs rijen sinaasappelbomen liepen op de citrusplantage die hij beheert. Hij bleef staan bij een sinaasappelboom, reikte naar een takje met jonge blaadjes en boog dat naar beneden. Blad- of plantluizen — trage insecten ter grootte van een speldenknop — zaten bewegingloos met hun snuit in de blaadjes verankerd sap te zuigen.
Deze luizen zijn echter voedsel voor de ’veiligheidsbeambte’. Er zijn zelfs soorten lieveheersbeestjes waarbij één exemplaar in de loop van zijn leven 800 luizen kan verorberen. Is dat voldoende om iets uit te maken? „Dat is het”, aldus Sandro, „als je voldoende gras en onkruid tussen de citrusbomen laat staan om heel wat lieveheersbeestjes en andere natuurlijke vijanden een onderkomen te verschaffen.” Vroeger, zo vertelde Sandro, toen er in deze boomgaard nog geen biologische bestrijding werd toegepast, werd er om de week met chemische insecticiden gespoten. Tegenwoordig is de noodzaak met insecticiden te spuiten, dankzij natuurlijke vijanden als het lieveheersbeestje en andere insecten, afgenomen tot eens in de twee of drie maanden.
Het lieveheersbeestje is slechts een van de vele natuurlijke bondgenoten waarop landbouwers vertrouwen. Bijen, wespen, vogels, spinnen, kikkers, padden, om er slechts een paar te noemen, maken allemaal deel uit van het 24-uurs ongediertebestrijdingsleger. Zelfs vissen helpen de spuitbus te vervangen. Hoe?
In China, zo bericht de wetenschappelijk onderzoeker Xiao Fan van het Departement van Land- en Bosbouw in Nanjing in de provincie Jiangsu, werd de behoefte aan insecticiden teruggedrongen toen men op ondergelopen rijstvelden vis begon te kweken. Landbouwers trekken een touw over de planten zodat de insecten in het water vallen. „Omdat de lantaarndragers zich dood houden als ze uit de rijstplanten vallen,” legt Fan uit, „kunnen de vissen ze makkelijk ophappen.”
Door minder pesticide te gebruiken, kunnen bovendien nuttige insecten in leven blijven. Die insecten bundelen hun krachten met de ongedierte etende vissen. Dankzij biologische ongediertebestrijding, aldus Fan, behoort het gebruik van grote hoeveelheden giftige insecticiden tot het verleden. De gezondheid en de ecologie, zo voegt hij eraan toe, varen er duidelijk wel bij.
Toegegeven, landbouwers gaan meer uit economisch dan uit ecologisch oogpunt op IPM over. Per slot van rekening bespaart een beperking van het gebruik van dure pesticiden geld, en dat betekent grotere winsten — een prikkel die altijd en overal aantrekkelijk is. Maar als meer financiële winst ook leidt tot minder vergiftigde gewassen en minder milieuschade, dan werpt IPM zowel voor de landbouwer en de consument als voor de ecologie voordelen af. Zoals een waarnemer het uitdrukte, ’is bij IPM iedereen gebaat’.
[Voetnoten]
a De meest gebruikte soorten pesticiden zijn (1) insecticiden, (2) herbiciden, (3) fungiciden en (4) rodenticiden. Elke soort is genoemd naar het organisme dat het bestrijdt.
[Kader op blz. 21]
PESTICIDENERFENIS
Zelfs indien met ingang van vandaag alle landbouwers wereldwijd geïntegreerde bestrijding zouden toepassen, dan zou het pesticidenprobleem nog lang niet voorbij zijn. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) schat dat er in ontwikkelingslanden nog ruim 100.000 ton overgebleven pesticiden opgeslagen ligt. „Een belangrijk deel van de voorraden”, schrijft Our Planet, een blad dat door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties wordt uitgegeven, „bestaat uit restanten van pesticiden die in het kader van hulpverleningsovereenkomsten zijn verschaft.” Deze voorraden omvatten grote hoeveelheden DDT en andere pesticiden die nu als gevaarlijk afval worden beschouwd. Als deze pesticidenerfenis niet wordt verwijderd, merkt Our Planet op, „zijn er rampen te verwachten”.
Opruimen is echter een kostbare zaak. Het verwijderen van de pesticidenerfenis in Afrika alleen al zou wel eens tegen de $100 miljoen kunnen kosten. Wie zal die rekening betalen? De FAO roept de donorlanden op daarbij te helpen. Maar zoals de FAO opmerkt, „moet ook hulp gezocht worden bij agrochemische bedrijven, die vaak een rol gespeeld hebben bij overdreven grote of onnodige pesticidenleveranties”. Tot dusver zijn deze bedrijven echter „onwillig [gebleven] financiële bijdragen te geven voor het opruimen van oude voorraden”.
[Kader op blz. 22]
GEMODIFICEERDE PLANTEN — Waarom controversieel?
Ook de biotechnologie is een wapen in de strijd tegen schadelijke organismen. Door de toenemende kennis van wat er in het DNA-molecuul plaatsvindt, hebben onderzoekers DNA-fragmenten van verschillende soorten kunnen combineren en planten ontwikkeld die ingebouwde verdedigingsmechanismen tegen ongedierte hebben.
Maïs is daar een voorbeeld van. Met genetische manipulatie is een gen van andere herkomst in het DNA van maïs overgebracht. Het geïntroduceerde gen produceerde op zijn beurt een eiwit dat dodelijk bleek voor ongedierte. Het resultaat is een genetisch gemanipuleerde maïsplant die bestand is tegen vijandelijke insecten.
Desondanks zijn gemanipuleerde planten controversieel. Tegenstanders voeren aan dat mensen er ziek door worden of dat gemodificeerde gewassen een welig tierend onkruid zouden kunnen worden. Sommige wetenschappers waarschuwen dat planten die toegerust zijn met een insectendodend gen de resistentie bij ongedierte zullen verhaasten. „Wij moeten ons enthousiasme over genetische manipulatie temperen”, waarschuwt de entomoloog Berti. „Weet u nog hoe opgewonden men in de jaren ’50 was toen insecticiden als wondermiddelen werden toegejuicht? Nu weten wij beter. Wonderinsecticiden hebben geleid tot wonderinsecten. Wie weet welke problemen de gemanipuleerde wonderplanten van nu teweeg zullen brengen?”
Ook als alle biologische problemen opgelost kunnen worden, hebben sommige mensen er morele bezwaren tegen dat wetenschappers zich met genetische codes bemoeien. Sommigen denken dat de biotechnologie misschien oude pesticidenproblemen zal oplossen maar ons in plaats daarvan met nieuwe ethische problemen zal opzadelen.
[Illustratie op blz. 23]
Een lieveheersbeestje kan honderden luizen verorberen