Paua — Opaal van de zee
DOOR EEN ONTWAAKT!-MEDEWERKER IN NIEUW-ZEELAND
Op de oceaanbodem kruipt een groot schelpdier langzaam over de rotsen en doet zich te goed aan het zeewier dat heen en weer wiegt in de kuststroming. Zijn saaie buitenkant, die bedekt is met zware kalkafzettingen en kleine zeediertjes, verhult een binnenkant met iriserende kleuren: lichtblauw, zeegroen, en donkere, blauwachtige paarstinten die overlopen in zachtgeel en zachtroze, met vleugjes goud en zilver.
DIT bijzondere dier is een paua, een soort zeeoor die alleen in Nieuw-Zeeland voorkomt. Hij leeft net als zijn verwanten onder water, in de buurt van rotsachtige kusten. Hoewel de paua zeer in trek is wegens zijn aan de binnenkant schitterend gekleurde schelp, waarvan prachtige sieraden kunnen worden gemaakt, beschouwen veel mensen het vlees van het dier als een heerlijke delicatesse. Bovendien kunnen er binnen in de schelp schitterende parels worden gekweekt.
De paua is een van de meer dan honderd soorten zeeoren die er in de wereld te vinden zijn. Zuid-Afrika en Californië hebben hun eigen soorten. In Japan wordt het zeeoor awabi genoemd, in Australië muttonfish en op het Engelse Kanaaleiland Guernsey noemt men hem ormer. Maar alleen in de koude zuidelijke wateren van de Stille Zuidzee is de prachtig gekleurde Nieuw-Zeelandse paua (Haliotis iris) te vinden.
Een biologisch wonder
Binnen in de schelp van de paua vormen zich wisselende lagen van eiwit en kalk die het licht breken, waardoor net als bij een opaal schitterende kleuren zichtbaar worden. De paua wordt daarom ook wel de opaal van de zee genoemd. Als de temperatuur van het zeewater daalt, begint het zeeoor aan een ’winterslaap’. Dan duurt de groei van de lagen in zijn schelp langer. De verscheidenheid aan kleuren kan volgens een pauadeskundige het resultaat zijn van de voedingsstoffen in het water en de verschillende kleuren zeewier die het zeeoor eet.
Paua’s zijn kieskeurig in hun keuze van voedsel en buren. Ze willen niet in de buurt zitten van de stekelige zee-egel (kina), omdat die van dezelfde soorten zeewier houdt als zij. En de zeester is een gevaarlijke vijand. Er zijn maar een paar zeesterren nodig om een hele kolonie paua’s uit te roeien. De geraffineerde zeester legt een tentakel over het rijtje ademgaten van de paua waardoor het dier stikt. Wanneer de paua dan van zijn rotsachtige plekje valt, hoeft de zeester alleen nog maar toe te happen.
Diverse toepassingen van de paua
Hoewel de zwarte buitenkant van de paua er niet erg aantrekkelijk uitziet, is het vlees van de paua al eeuwen zeer in trek als voedsel bij de Maori, de inheemse bevolking van Nieuw-Zeeland. Het eetbare deel van de paua is een grote spier, de voet, waarmee hij zich over de rotsachtige bodem verplaatst. De Maori gebruiken de schelp van de paua bovendien als lokaas om vissen te vangen, voor decoratie en om er sieraden en ogen voor hun gesneden beeldjes van te maken.
Tegenwoordig is de paua populairder dan ooit. Een reis naar Nieuw-Zeeland is dan ook niet echt compleet als men geen pauasieraden heeft gekocht.
Tegenwoordig worden paua’s op grote schaal geoogst door duikers, die daarbij geen zuurstofflessen gebruiken. Het is een exportindustrie geworden waarin miljoenen omgaan. Om het voortbestaan van de paua’s in de wateren rond Nieuw-Zeeland te garanderen, is er een vangstquotum vastgesteld. Het meeste pauavlees wordt ingeblikt voor de Aziatische markt, en een deel ervan wordt ingevroren en verscheept naar Singapore en Hongkong, waar het een zeer gewilde, dure delicatesse is. Vaak wordt het in rauwe plakjes geserveerd, net zoals sushi. Ondanks de overvloed aan paua’s in de wateren van Nieuw-Zeeland zijn er veel plaatselijke mensen die dit vlees, vanwege de grote vraag in het buitenland, nog nooit hebben geproefd.
Om te voldoen aan de toenemende internationale vraag naar paua’s maken leveranciers nu gebruik van moderne aquacultuur. In Australië, Japan en de Verenigde Staten is deze kunstmatige kweekmethode al met succes bij andere zeeoren toegepast. Met gebruik van zulke nieuwe technieken kunnen paua’s ver van hun natuurlijke leefomgeving in bassins met temperatuurregeling worden gekweekt.
Gekweekte paua’s zijn net zulke veelvraten als hun familieleden in de vrije natuur. Elke week verorberen ze een hoeveelheid voedsel die gelijkstaat aan de helft van hun lichaamsgewicht. Verrassend genoeg zijn paua’s vrij lenig. Als ze ondersteboven worden gekeerd, kunnen ze zichzelf snel weer omdraaien. Gekweekte paua’s zijn makkelijk te houden. Een deskundige zegt dat „paua’s leuke beesten zijn om te kweken omdat ze zo gedwee zijn en zich zo goed gedragen — en ze zijn nooit brutaal!”
Pauaparels
Naast het feit dat paua’s goed smaken en de schelpen ervan de grondstof leveren voor sieraden, kunnen ze schitterende parels produceren. Natuurlijke parels zijn een zeldzaamheid bij paua’s die in de zee leven. Maar ze kunnen wel worden gekweekt met een techniek die eind negentiende eeuw voor het eerst door de Franse wetenschapper Louis Boutan werd ontwikkeld. Het resultaat is een juweel met een halfronde vorm die dezelfde spectaculaire kleuren heeft als de schelp. Wat is dat voor een techniek?
In de paua wordt gewoonlijk op drie plaatsen een kern ingebracht: twee langs de zijkant en een aan de achterkant. Deze kernen raken geleidelijk ingekapseld door laagjes parelmoer, dat calciumcarbonaat en conchioline bevat. Na minstens anderhalf jaar (en duizenden laagjes) is er een parel ontstaan. (Zie kader.) Het duurt een jaar of zes voordat het een grote parel is geworden. Een op de vijftig paua’s brengt een bijna perfecte parel voort, dat wil zeggen een exemplaar met een glad oppervlak, een schitterende kleur en een bijzondere glans.
Onderzoekers zijn er echter nog steeds niet in geslaagd een paua een ronde parel te laten voortbrengen. Dat komt doordat de paua, in tegenstelling tot de oester, een spier in zijn maag heeft die elk korreltje dat in zijn spijsverteringsstelsel wordt geplaatst, uitspuwt. Misschien zal iemand ooit ontdekken hoe zo’n zeldzame ronde parel kan worden gekweekt.
Ondertussen kunnen we genieten van alles wat dit veelzijdige schelpdier te bieden heeft: schitterende sieraden, een delicatesse en een schelp met prachtige kleuren. We kunnen God dankbaar zijn voor dit mooie geschenk. — Jakobus 1:17.
[Kader/Illustratie op blz. 24, 25]
EEN STEVIG HUISJE
Het hoofdbestanddeel van de pauaschelp is calciumcarbonaat. Deze stof is dezelfde als die waarvan krijtjes worden gemaakt. Maar de schelp van de paua is minstens dertig keer zo sterk als een krijtje!
De paua onttrekt calciumcarbonaat aan het zeewater om er flinterdunne laagjes parelmoer van te maken. Daardoor wordt de schelp niet alleen buitengewoon hard maar ook kleurrijk en glanzend. De laagjes zijn aaneengehecht met een lijm van eiwit en suiker die conchioline heet. Aan dit krachtige hechtmiddel dankt de schelp ook haar zilverachtige glans.
Het is wetenschappers niet gelukt het hechtmiddel of het vormingsproces te kopiëren. Het dier kan scheurtjes in de schelp repareren en heeft op zijn minst vijf verschillende mechanismen om breuken tegen te gaan. De paua is echt een wonder van goddelijk ontwerp.
[Verantwoording]
© Humann/gt photo
[Illustratieverantwoording op blz. 23]
Top left: © K.L. Gowlett-Holmes; top right: Marcus Byrne/Photographers Direct
[Illustratieverantwoording op blz. 25]
Silverdale Marine Hatchery, New Zealand