Hoofdstuk 6
’Het oordeel over de grote hoer’
1, 2. Wat zien wij thans in verband met het goddelijke oordeel in vervulling gaan, en om wat te zien, werd Johannes volgens Openbaring 17:1, 2 uitgenodigd?
MET datgene wat de apostel Johannes in het zestiende hoofdstuk van de Openbaring optekende, was het visioen dat hij over de vernietiging van Babylon de Grote kreeg, nog niet ten einde. Er werden hem nog meer verbazingwekkende bijzonderheden omtrent Babylon de Grote onthuld. Evenals hij zich over de bijzonderheden van het voortgezette profetische visioen verwonderde, verwonderen ook wij ons thans wanneer wij in deze gebeurtenisvolle dagen precies datgene in vervulling zien gaan wat in verband met de voltrekking van het goddelijke oordeel aan dat wereldrijk van Babylonische religie werd voorzegd. Het is alsof wíj door Gods engel worden uitgenodigd om naderbij te komen en deze verbazingwekkende dingen te zien, net zoals eens Johannes werd uitgenodigd en hem een toekomstblik aangaande deze gebeurtenissen werd vergund. Johannes zegt:
2 „En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij, zeggende: ’Kom, ik zal u het oordeel tonen over de grote hoer, die zit op vele wateren, met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven, terwijl zij die de aarde bewonen, dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij.’” — Openbaring 17:1, 2.
3. Wie had de hoer tot klant, waarheen worden zij vergaderd, en over welke tijdsperiode strekt de loopbaan van de hoer zich uit?
3 Johannes haatte onboetvaardige hoeren, en hij zou graag zien dat het oordeel aan de grootste aller hoeren werd voltrokken. Zij was geen gewone hoer, want zij heeft de „koningen der aarde” tot klant, met inbegrip van de huidige „koningen van de gehele bewoonde aarde”, die thans als gevolg van de door demonen geïnspireerde uitingen vergaderd worden tot het slagveld van Har–mágedon. Haar loopbaan is een lange loopbaan van hoererij of ontucht, die zich over vierduizend jaar uitstrekt en een schandvlek voor het „tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen” is. — Galáten 1:4.
4. (a) Waarin heeft ze behagen geschept? (b) Wat geeft ze de politieke heersers die zich met haar afgeven, en om wat bidt ze en wat zegent ze in hun belang?
4 Ze heeft er behagen in geschept zich in de politiek van deze wereld te mengen en de loop der politiek in haar eigen belang te beïnvloeden, ja, de politiek zelfs te beheersen, alsof ze de hoogste instantie was. De politieke heersers of koningen die zich met haar afgeven, geeft ze religieuze bevrediging, opdat zij hun wereldlijke loopbaan met een gevoel van behaaglijkheid kunnen vervolgen. Ze bidt om de zegen van de Hemel op hun zelfzuchtige en eerzuchtige plannen; ze zegent hun conflicten, waarin het om de opperheerschappij op politiek of commercieel of militair gebied gaat; ze doet hen geloven dat zij de goedkeuring van de Hemel genieten en de wil van God doen, zodat hun toekomst in het hiernamaals verzekerd is. Ze houdt indrukwekkende begrafenisdiensten voor hen om hun het „leven in het hiernamaals” zo behaaglijk mogelijk te maken.
5. (a) Wat pleegt ze met de politieke heersers, en wat voor dienst verricht ze aldus, en wie handelde in de oudheid precies zo? (b) Hoe is dit van invloed geweest op alle aardbewoners, en waarom is ze geen gewone vrouw?
5 In feite pleegt ze haar prostitutie met de politieke heersers van deze wereld gelijk een tempelprostituée uit de oudheid als een religieuze dienst of vorm van aanbidding jegens de god die ze aanbidt. Dit is natuurlijk van invloed geweest op alle aardbewoners, die de onderdanen van deze politieke heersers of koningen zijn, en de aardbewoners zijn dronken geworden van de gevolgen van het feit dat ze zich aan de koningen en heersers te koop heeft aangeboden — de „wijn van haar hoererij” (Openbaring 14:8). Ze is geen gewone vrouw, want ze „zit op vele wateren”.
6. (a) Waarop zat deze hoer? (b) Waarmee was de vrouw getooid, en wat stond op haar voorhoofd geschreven? (c) Waarvan was ze dronken?
6 Wie is deze „grote hoer”, die deze koninklijke relaties heeft? Johannes licht ons erover in wanneer hij ons vertelt wat de engel hem toonde: „En hij voerde mij in de kracht van de geest weg naar een wildernis. En ik kreeg een vrouw in het oog die op een scharlakengekleurd wild beest zat, dat vol was van lasterlijke namen en dat zeven koppen en tien horens had. En de vrouw was getooid met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en in haar hand had zij een gouden beker, die vol was van walgelijkheden en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een mysterie: ’Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde.’ En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus.” — Openbaring 17:3-6.
7. (a) Wie is de mysterieuze hoer, en waardoor werd ze voorschaduwd? (b) Waar bevindt Babylon de Grote zich volgens de beschrijving?
7 Aha! De mysterieuze hoer is Babylon de Grote. Ze is niet het oude Babylon aan de Eufraat, dat in 539 v.G.T. als wereldmacht viel en dat, na eeuwen van verval, in de eeuwige vernietiging is ondergegaan, zodat er thans alleen nog maar trieste ruïnes te zien zijn die van zijn vroegere bestaan en pracht getuigen. Babylon de Grote werd echter door het oude Babylon voorschaduwd en gesymboliseerd en draagt op grond daarvan zijn naam. Babylon de Grote wordt afgebeeld alsof ze zich in een wildernis bevindt, waar wilde beesten thuishoren. In overeenstemming met het beeld zit ze op een wild beest.
8. (a) Hoeveel koppen en horens heeft dit beest, en waarvan is het vol? (b) Hoe verschilt zijn kleur van die van het wilde beest dat uit de zee opsteeg? (c) Waarvan is het een beeld?
8 Wat wordt in deze tijd door dit beest, dat Babylon de Grote op zich laat rijden, afgebeeld? Van dit scharlakengekleurde beest wordt niet gezegd dat het uit de zee der opstandige, revolutionaire, radicale mensheid, die net als de jager Nimrod tegen Jehovah God gekant is, was opgestegen. In het algemeen komt de uiterlijke gedaante van het beest echter overeen met die van het wilde beest dat Johannes „uit de zee [zag] opstijgen”. Het heeft eveneens zeven koppen en tien horens en is vol van „lasterlijke namen”, waardoor het overeenkomst vertoont met het wilde beest dat „op zijn koppen lasterlijke namen” droeg. Natuurlijk is zijn kleur anders — scharlaken — want het wilde beest dat uit de zee opsteeg, was gevlekt gelijk een luipaard maar had poten als die van een beer en een muil als een leeuwemuil (Openbaring 13:1, 2). Het heeft echter ook tien horens, ofschoon niet met tien diademen erop, zoals met de horens van het eerste wilde beest het geval was. Over het algemeen genomen komt het dus overeen met dat eerste wilde beest. In feite is het een beeld van het wilde beest dat uit de afgrond van de zee opsteeg.
9. (a) Wat wordt in Openbaring 17:3 getoond omtrent het beeld van het wilde beest dat in Openbaring 13:14, 15 beschreven wordt? (b) Sinds wanneer gaat het beeld van de hoer op het scharlakengekleurde beest in vervulling?
9 Volgens Openbaring 13:14, 15 had het tweehoornige wilde beest dat uit de aarde opsteeg het voorstel gedaan het „beeld van het wilde beest” te maken. Nu wordt ons hier in Openbaring 17:3 getoond hoe het „beeld” eruitzag en dat het wat zijn gestalte betreft op het wilde beest uit de zee geleek. Het beeld van de grote hoer op het scharlakengekleurde wilde beest gaat daarom sinds het jaar 1919 in vervulling. Hoe dat zo? Om de volgende reden:
10. Waarvoor pleitte de tweehoornige wereldmacht in 1919, en wat was derhalve in het vredesverdrag opgenomen?
10 In 1919 pleitten de toonaangevende vertegenwoordigers van de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, afgebeeld door het tweehoornige beest, op de vredesconferentie in Frankrijk voor een internationale organisatie die de vrede moest handhaven, namelijk de Volkenbond, en zij wonnen het pleit. Op 28 juni 1919 ondertekende de vredesconferentie het vredesverdrag, waarin het handvest voor een Volkenbond was opgenomen. Tegen oktober van dat jaar had het vereiste aantal regeringen het verdrag met het erin opgenomen handvest in Frankrijk geratificeerd en trad het verdrag in werking.
11. Wat gebeurde er op 10 januari 1920, en welk standpunt namen religieuze organisaties der christenheid ten opzichte van de Volkenbond in?
11 Op 10 januari 1920 werden in Parijs de ratificatieoorkonden onder de verdragsmogendheden formeel uitgewisseld. Die middag trad het verdrag te zamen met het handvest van de Volkenbond in werking. Zes dagen later werd de Fransman M. L. Bourgeois de eerste voorzitter van de Volkenbondsraad en de Engelsman Sir Eric Drummond zijn secretaris. Reeds in 1918 echter hadden religieuze organisaties van de christenheid zich ten gunste van de Volkenbond uitgesproken en voor de aanneming ervan gepleit. Koning George V van Groot-Brittannië was vóór de Volkenbond, en hij was de hoogste bestuurder van de Kerk van Engeland. Griekenland, waar de Oosters-Orthodoxe Kerk de staatskerk is, trad op 30 maart 1920 tot de Volkenbond toe.
12. Waarom mocht het pauselijke Vaticaan in Rome niet aan de besprekingen over de Volkenbond deelnemen?
12 Wat het pauselijke Vaticaan in Rome betreft, zijn pontifex maximus had op de vredesconferentie geen officiële stem. Wegens het Verdrag van Londen van 1915, dat tussen Italië, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland was gesloten en op 9 mei 1915 was ondertekend, had het Vaticaan geen aandeel aan de besprekingen over de Volkenbond. Wegens de duidelijk aan de dag getreden relaties tussen het pauselijke Vaticaan en de Duitse bondgenoten in de Eerste Wereldoorlog, was het de paus van Rome niet „toegestaan, op diplomatiek gebied iets te ondernemen met het oog op de vrede of ten aanzien van vraagstukken die door de oorlog waren gerezen” (The Encyclopedia Americana, uitgave van 1929, Deel 17, blz. 632, 633). De rooms-katholieke uitingen van steun aan de Volkenbond kwamen dus wat later.
13. Welke mogendheid uit het verre Oosten ondersteunde de Volkenbond vanaf het begin in religieus opzicht?
13 De zegevierende oosterse verdragsmogendheid Japan, met zijn toenmalige keizeraanbidding, was vanaf het begin een lid van de Volkenbond.
14. (a) Welke stappen ondernam het hedendaagse Babylon de Grote in 1918? (b) Wat voor kleur had het beeld van het beest, waarvan was deze kleur een symbool, en met welke kleuren was de hoer getooid? (c) Hoe noemde de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika de Volkenbond, en wat deed de hoer toen de Bond in werking trad?
14 Daaruit is op te maken dat het hedendaagse Babylon de Grote, het wereldrijk van Babylonische religie, in 1918 stappen ondernam om het „beeld van het wilde beest” te bestijgen, dat toen in de vorm van de Volkenbond bestond. Voor haar was dit dier waardig genoeg om op te rijden. Het had een scharlaken kleur, welke kleur in de Schrift als symbool van koninklijke waardigheid of als een teken van luxe wordt gebruikt (Matthéüs 27:28-31; 2 Samuël 1:24). Zijzelf was „getooid met purper en scharlaken”. In feite noemde de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika in december 1918 de destijds voorgestelde Volkenbond „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde”. Toen de Bond op 10 januari 1920 in werking trad, nam ze werkelijk plaats op dit beest, om erop te rijden waarheen het zich ook zou begeven, en ze vestigde al haar hoop op wereldvrede erop.
15. (a) Wat deed Babylon de Grote door op het Volkenbond-beest te rijden, en bij wie sloot ze zich aldus aan? (b) Aan wie kwamen in werkelijkheid de namen, de aanbidding, de hoop en het vertrouwen toe die aan het beest werden gegeven?
15 Door aldus op het Volkenbond-beest te rijden, beging Babylon de Grote slechts nog een verdere daad van hoererij met de „koningen der aarde”. Ze sloot zich bij de politici aan om „het beeld van het wilde beest” te aanbidden. Ze maakte het samen met hen ’vol lasterlijke namen’. De namen die Babylon de Grote en andere wereldlingen aan het beest gaven en de aanbidding die zij eraan schonken, waarbij zij tevens de mensen aanspoorden er hun hoop en vertrouwen in te stellen, kwamen alleen aan Jehovah God en zijn Messiaanse koninkrijk toe. Het vertrouwen en de verwachtingen van de mensen werden van God afgekeerd. — Openbaring 17:2, 3.
16. (a) Hoe werd het oude Babylon zinnebeeldig voorgesteld, en als wat werd Babylon de Grote in overeenstemming daarmee afgebeeld? (b) Hoe heeft dit wereldrijk van Babylonische religie grote rijkdom verworven, en ten koste van wie? (c) Waarvan schijnt de beker waaruit haar aanhangers drinken, vervaardigd te zijn, doch hoe ziet hij er van binnen uit?
16 In de Schrift werd het oude Babylon zinnebeeldig voorgesteld als een vrouw. Dienovereenkomstig wordt ook Babylon de Grote afgebeeld als een vrouw, een internationale hoer. Door haar hebzuchtige priesterschap en hiërarchie en haar valse, misleidende religieuze leerstellingen heeft dit wereldrijk van Babylonische religie ten koste van de argeloze, bedrogen mensen grote rijkdom verworven — goud, edelgesteente, parels, purper en scharlaken. Ook is ze er door de koningen der aarde goed voor betaald dat ze toestaat dat zij zich aan wereldlijk genot met haar overgeven en door middel van haar religie aan de macht komen, deze macht behouden en hun politieke en commerciële plannen ten uitvoer kunnen brengen. De beker waaruit ze haar religieuze aanhangers laat drinken, schijnt dus een gouden beker te zijn, die slechts de allerbeste drank bevat. De buitenkant van de beker is echter bedrieglijk, want van binnen is hij vol van „walgelijkheden en de onreinheden van haar hoererij”. — Vergelijk Matthéüs 23:25, 26.
17. Waarmee hebben haar religieuze kudden zich ingelaten, met wie bedrijft ze hoererij, en waarvan hebben de mensen derhalve gedronken?
17 Ze heeft haar religieuze kudden ertoe gebracht zich in wereldlijke aangelegenheden te mengen, wat in Gods ogen op onzedelijkheid neerkomt. Haar hoererij met de politieke heersers van deze wereld heeft de mensen niet tot zegen gestrekt, maar hen veeleer uit een beker doen drinken van religieuze oorlogen, economische onderontwikkeldheid en analfabetisme. Het heeft hen tot een lage moraal gebracht en tegen Gods Messiaanse koninkrijk opgezet.
18. (a) Wat houdt de naam op haar voorhoofd in? (b) Wat symboliseert ze niet, maar wat beeldt ze wel af, zoals door haar naam te kennen wordt gegeven?
18 De naam van de hoer stond duidelijk op haar voorhoofd, zodat iedereen die kon zien. Haar naam hield echter een mysterie of een religieus geheim in. De vraag is dus: Wie werd zo genoemd? Of: Wie symboliseerde de aldus genoemde hoer? Zoals door de feiten en de Schrift wordt onthuld, symboliseerde ze niet het heidense Rome uit de dagen van de apostel Johannes. Haar naam geeft te kennen dat ze net als het oude Babylon een organisatie afbeeldt, die door valse religie wordt beheerst, welke religie tot Nimrod, de machtige jager gekant tegen Jehovah God, terug te voeren is. Wanneer men een nader onderzoek naar haar en haar betrekkingen instelt, blijkt ze het wereldrijk van Babylonische religie te zijn.
19. (a) Wat voor immoraliteit begaat ze, en met wie? (b) In welk opzicht kan er van haar worden gezegd dat ze een moeder is, en wie bootsen haar dochters na, en op welke wijze?
19 Ze speelt de hoer en bedrijft aldus religieuze hoererij met de politieke elementen van deze wereld, die door de „koningen der aarde” worden afgebeeld. Hoewel ze een hoer is, is ze toch een moeder. Haar dochters zijn evenals hun moeder allen hoeren. Wij herinneren ons dat in de bijbel de inwoners van een stad haar kinderen worden genoemd. Evenzo zijn de religieuze organisaties die deel uitmaken van Babylon de Grote haar kinderen, haar dochters die uit haar hoererij zijn geboren; en al deze dochterstelsels zijn eveneens hoerenorganisaties. Ze bootsen hun moederorganisatie na en bedrijven hoererij met de „koningen der aarde”. Hun geschiedenis bewijst dit.
20. (a) Waarvan is Babylon de Grote nog meer de moeder, en wat heeft ze onwettig voortgebracht? (b) Welke andere activiteiten en praktijken heeft ze bovendien nog geheiligd en geëerd?
20 Babylon de Grote is ook de moeder van de gruwelen of de „walgelijkheden der aarde”. Is er ook maar iets gruwelijks en walgelijks op aarde waarvan ze, van Gods standpunt uit bezien, niet de moeder is? Door niet de ware God Jehovah, maar andere religieuze denkbeelden aan te hangen, heeft ze als onwettige vrucht afgoderij voortgebracht, zowel in letterlijk als figuurlijk opzicht (Romeinen 2:22; Matthéüs 24:15; 1 Koningen 11:5, 7; 2 Koningen 23:13). Ze heeft ook geestenmediums, waarzeggers, astrologen en het gebruik om mensen te offeren, „gebaard” (2 Koningen 23:24; Jesaja 66:3; Ezechiël 20:7, 8, 30; Hosea 9:10). In verband met al deze valse, door demonen geïnspireerde religies werden allerlei smerige praktijken beoefend; men gaf zich over aan losbandig gedrag en ging zelfs tempelprostitutie bedrijven, waardoor immoraliteit werd geheiligd. Ook heeft men zich ter ere van een valse god aan dronkenschap overgegeven.
21. (a) In welk opzicht is Babylon de Grote een dronkaard, en waarvan is ze dronken? (b) Waaraan heeft ze zich tot op deze dag zwaar bedronken, en waarom heeft ze dit gedaan?
21 Babylon de Grote is al van oudsher een dronkaard. Nog meer dan aan alcoholische dranken, bedrinkt ze zich graag aan mensenbloed, speciaal aan bloed dat in religieuze vervolgingen is vergoten. Zelfs al vóór de tijd van de apostel Johannes was ze „dronken . . . van het bloed der heiligen”, en ze was zelfs verantwoordelijk voor het vergieten van het bloed van Jezus Christus, „de Heilige” (Handelingen 3:14, 15; 4:27, 30; Markus 1:24; Lukas 4:34). Maar sindsdien en tot op deze dag heeft ze zich zwaar bedronken aan „het bloed van de getuigen van Jezus”. Dit heeft ze gedaan door haar fanatieke pogingen de stem van deze getuigen, die Jehovah’s Messiaanse koninkrijk prediken, tot zwijgen te brengen. — Openbaring 17:6; 6:9-11.
HET MYSTERIE VAN HET SCHARLAKENGEKLEURDE WILDE BEEST
22. Hoe verklaarde de engel het mysterie van het wilde beest?
22 Niet alleen Babylon de Grote is sinds Johannes haar in de aan hem gegeven openbaring zag, een mysterie geweest, maar ook het beest waarop ze rijdt, is een mysterie geweest. Johannes schrijft: „Welnu, toen ik haar in het oog kreeg, verwonderde ik mij met grote verwondering. Daarop zei de engel tot mij: ’Waarom werdt gij door verwondering aangegrepen? Ik zal u het mysterie zeggen van de vrouw en van het wilde beest dat haar draagt en dat de zeven koppen en de tien horens heeft: Het wilde beest dat gij gezien hebt, was, maar is niet, en toch staat het op het punt uit de afgrond op te stijgen, en het zal de vernietiging tegemoet gaan. En wanneer zij die op de aarde wonen, zien hoe het wilde beest was, maar niet is, en toch tegenwoordig zal zijn, zullen zij zich vol bewondering verbazen, maar hun namen zijn niet geschreven op de rol des levens van de grondlegging der wereld af.’” — Openbaring 17:6-8.
23. (a) Waarvan is het scharlakengekleurde beest het beeld, en hoe rechtvaardigen beeldenvereerders het gebruik van beelden? (b) Wat aanbidden zij door het „beeld” van het wilde beest?
23 Wegens zijn uiterlijke verschijning is dit scharlakengekleurde wilde beest het „beeld van het wilde beest”. In Openbaring 13:14, 15 vertelde de apostel Johannes wel hoe dit beeld was ontstaan, maar hij gaf er daar geen nadere beschrijving van. Daar het een beeld is en voor afgodenaanbidding dient, geniet het de gunst van Babylon de Grote. Ze vindt het heerlijk erop te rijden of erdoor meegenomen te worden. Personen die beelden vereren, rechtvaardigen het gebruik van beelden door te zeggen dat ze hulpmiddelen zijn bij de aanbidding van de goden die door de beelden worden voorgesteld en dat deze beelden slechts „relatieve aanbidding” ontvangen. Door het „beeld” van het wilde beest aanbidden zij de internationale samenzwering tegen Gods koninkrijk. Het beeld is de internationale organisatie die gevormd is om de politieke regeringen van deze wereld in stand te houden, in het bijzonder door hun geschillen door middel van vredige arbitrage bij te leggen.
24. Door welke organisatie werd het wilde beest tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog vertegenwoordigd, maar gedurende welke tijd bestond het niet?
24 In de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog bestond dit scharlakengekleurde wilde beest in de vorm van de Volkenbond, die toentertijd niet minder dan 62 natiën omvatte. De Volkenbond werd na de Tweede Wereldoorlog, namelijk op 18 april 1946, formeel ontbonden. In werkelijkheid bestond de Bond echter tijdens de hele Tweede Wereldoorlog, van 1939 tot 1945, niet. De imperialistische, nazi-fascistische asmogendheden spotten met de Volkenbond. Met welk gevolg? Dat de Bond in gebreke bleef de doelstellingen van zijn handvest na te komen en met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, toen de katholieke nazi-dictator Hitler in september 1939 de Tweede Wereldoorlog ontketende, ophield doeltreffend te functioneren.*
25. (a) Wat was de afgrond waarin het beest een tijdlang ging en waaruit het te voorschijn kwam? (b) Waarop wezen Jehovah’s getuigen overeenkomstig Openbaring 17:8 met betrekking tot het beest?
25 Toen ging de Bond in feite in de tot die tijd grootste oorlog der wereld in de afgrond van een woelige, bruisende mensheid. Hij verkeerde als het ware in een toestand van schijndood. Gods engel sprak tot de apostel Johannes alsof het scharlakengekleurde beest zich toen in de afgrond bevond en op het punt stond eruit te komen. In treffende overeenstemming daarmee zagen Jehovah’s christelijke getuigen in 1942, midden in de Tweede Wereldoorlog, dat dit internationale beest zich toen in de afgrond bevond, en zij wezen op Openbaring 17:8, waarin werd voorzegd dat het beest na de Tweede Wereldoorlog uit de afgrond te voorschijn zou komen. — Zie de bladzijden 21-23 van de brochure Vrede — is hij van blijvende duur? uitgegeven door het Wachttorengenootschap op 20 september 1942.
26. (a) Welke wereldmacht had zich er voorgespannen de Volkenbond tot bestaan te brengen, en hoe droeg ze er mede toe bij dat deze organisatie uit de afgrond te voorschijn kwam? (b) Wanneer werd het handvest van de Verenigde Naties ondertekend, en wanneer werd het een deel van het internationaal recht?
26 De zevende wereldmacht, namelijk de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht, had zich er voorgespannen de Volkenbond tot bestaan te brengen. Nu spande deze zelfde dualistische wereldmacht zich er voor, deze internationale organisatie voor vrede en veiligheid uit de afgrond van schijndood te voorschijn te brengen. Zo gebeurde het dat op 26 juni 1945 in de Verenigde Staten van Amerika, en wel in San Francisco, Californië, vijftig natiën (zonder het Vaticaan en de Asmogendheden) het handvest van de Verenigde Naties ondertekenden. Dit handvest werd op 24 oktober 1945 een deel van het internationaal recht, toen het door 29 natiën, met inbegrip van de Grote Vijf, werd geratificeerd. Toen kwamen de Verenigde Naties tot bestaan. De eerste Algemene Vergadering werd op 10 januari 1946 in Londen, Engeland (dat deel uitmaakt van de dualistische wereldmacht), gehouden. De Veiligheidsraad kwam zeven dagen later voor het eerst bijeen.
27. Wat beseften Jehovah’s getuigen onmiddellijk, en wat deden zij niet, maar wie verbaasden zich vol bewondering?
27 Jehovah’s christelijke getuigen beseften onmiddellijk dat het scharlakengekleurde wilde beest nu uit de afgrond te voorschijn was gekomen. Maar zij aanbaden het niet, evenmin als zij zich bij Babylon de Grote en de natiën der wereld hadden aangesloten om de Volkenbond, het „beest” in zijn oorspronkelijke vorm, te verafgoden. De mensen van dit oude samenstel, „zij die op de aarde wonen”, verbaasden zich er echter vol bewondering over.
28. Welk doel hebben de Verenigde Naties volgens het handvest, hoe voelden de mensen zich dientengevolge, en wat bleven zij doen?
28 Volgens het handvest hebben de Verenigde Naties ten doel, de internationale „vrede en veiligheid” te handhaven. Daarom voelden de mensen zich wat zekerder dat het eerste symbolische wilde beest, dat uit de zee was opgestegen, nu wel zou blijven bestaan. Deze nieuwe internationale organisatie zou de vrede en veiligheid voor dit uit de zee opgestegen wilde beest bewaren. Hoezeer de mensen het scharlakengekleurde „beeld van het wilde beest” bewonderen, blijkt wel uit het feit dat het ledental van de Verenigde Naties gestadig toegenomen is en nu, bij het ter perse gaan van dit boek, 126 leden omvat.
29, 30. Wat zei een monseigneur van de pontifex maximus op 5 april 1963 in Vaticaanstad over de encycliek van de paus en het wilde beest waarop Babylon de Grote rijdt?
29 Nog niet zo heel lang geleden liet in Vaticaanstad de inmiddels overleden paus Joannes XXIII zich als pontifex maximus met opmerkelijke duidelijkheid uit over het symbolische zevenkoppige, tienhoornige scharlakengekleurde wilde beest, waarop Babylon de Grote rijdt. Met veel publiciteit werden de mensen over de gehele wereld al dagen van tevoren op het spoedige verschijnen van een belangrijk rondschrijven (encycliek) van de paus aan alle rooms-katholieke bisschoppen opmerkzaam gemaakt. Het was de achtste encycliek van Joannes XXIII. In een bericht van Associated Press, dat onder de datum „ROME, 5 april”, in de New York Times van 6 april 1963, bladzijde 2, onder het kopje „De rol van de V.N. als politiemacht ondersteund” verscheen, kon men het volgende lezen:
30 Monseigneur Pisoni schreef in de Corriere della Sera van Milaan dat het internationaal recht „in onze tijd nog gecompliceerder was geworden door het bestaan van internationale organen als de Verenigde Naties, waarop een beroep kan worden gedaan om met hun autonome militaire strijdkrachten de taak van een ’internationale politiemacht’ op zich te nemen”. Hij zei dat de encycliek zou handelen over „de plicht van alle volken, de autonome macht van de Verenigde Naties als internationale politiemacht te erkennen”, alsmede over [de kwestie van] de koude oorlog en de „van buitenaf ondersteunde interne conflicten en burgeroorlogen”.
31. Onder welke omstandigheden ondertekende Joannes XXIII de encycliek getiteld „Pacem in Terris” („Vrede op aarde”), en tot wie was ze gericht?
31 Op 7 april 1963 vierde de christenheid haar Palmzondag ter herinnering aan Christus’ zegepralende intocht in de stad Jeruzalem (Sion), bij welke gelegenheid hij zich als haar Messiaanse Koning aanbood. In de daaropvolgende Heilige Week ondertekende paus Joannes XXIII zijn encycliek getiteld „Pacem in Terris” („Vrede op aarde”). De ondertekeningsceremonie werd door de Italiaanse televisie in een speciaal programma opgenomen en aan de televisiestations over de gehele wereld ter beschikking gesteld. In de slotalinea werd het verschijnen van de encycliek met de volgende bewoordingen gedateerd: „Uitgegeven te Rome, bij de St.-Pieter, op Witte Donderdag, de 11de april van het jaar 1963, het vijfde jaar van ons pontificaat. JOANNES XXIII.”* De encycliek was niet alleen tot de rooms-katholieke „geestelijken en gelovigen van de gehele wereld”, maar ook „aan alle mensen van goede wil” gericht. Deel IV sprak over het „universeel gezag”, waarmee natuurlijk niet de Verenigde Naties werden bedoeld, want Vaticaanstad is geen lid van de V.N. Er werd verder in gezegd:
32-37. Wat zei de encycliek over de volgende punten: (a) Welke problemen moet het universeel gezag bestuderen en oplossen? (b) Wat is het voornaamste doel van de V.N.? (c) Welke belangrijkheid wordt de Algemene Verklaring van de rechten van de mens, die door de V.N. werd goedgekeurd, volgens de inleiding ervan toegekend? (d) Welke wens wordt geuit met betrekking tot de mogelijkheden van de V.N. en de houding van de mensen ten opzichte van deze organisatie?
32 . . . Het is nl. de taak van dit universeel gezag, de problemen te bestuderen en op te lossen, die het universeel algemeen welzijn meebrengt op economisch, sociaal, politiek of cultureel gebied, en die zo ernstig, zo gecompliceerd en zo urgent zijn, dat ze door de regeringen van de afzonderlijke staten niet bevredigend kunnen worden opgelost.
33 Het universeel gezag mag niet de activiteit van het publiek gezag van de afzonderlijke staten inperken of aan zich trekken. . . . integendeel . . .
34 Zoals bekend, werd op 26 juni 1945 de Organisatie van de Verenigde Naties opgericht (U.N.O.). Hieraan werden later organen toegevoegd, benoemd door de regeringen van de verschillende landen, die belangrijke internationale taken te vervullen kregen op economisch, sociaal en cultureel gebied en op het terrein van de opvoeding en de gezondheidszorg. Het voornaamste doel van de organisatie van de Verenigde Naties is, de vrede onder de volken te handhaven en te consolideren, en tussen hen vriendschappelijke betrekkingen tot stand te brengen en te bevorderen, gebaseerd op de beginselen van gelijkheid, wederzijds respect en alzijdige samenwerking op alle gebieden van de menselijke activiteit.
35 Een duidelijk bewijs van de belangrijkheid van de U.N.O. is de Algemene Verklaring van de rechten van de mens, die op 10 december 1948 door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties werd goedgekeurd. In de inleiding van deze Verklaring wordt alle volken en naties als ideaal voorgehouden de daadwerkelijke erkenning en eerbiediging van alle rechten en vrijheden, die in de Verklaring worden opgenoemd.
36 Het is ons bekend, dat tegen bepaalde punten van deze Verklaring bezwaren zijn geopperd . . .
37 Het is daarom onze vurige wens, dat de Organisatie van de Verenigde Naties er steeds beter in moge slagen haar structuur en middelen aan te passen aan de omvang en de verhevenheid van haar taak. Moge spoedig de tijd komen, dat deze Organisatie in staat zal zijn, de rechten van de menselijke persoon op efficiënte wijze te waarborgen, de rechten, die onmiddellijk voortvloeien uit de waardigheid van de menselijke persoon en daarom universeel, onschendbaar en onvervreemdbaar zijn. Dit hopen wij des te meer, nu de moderne mens tegenwoordig steeds meer actief deelneemt aan het publieke leven in zijn eigen land, een steeds intensere belangstelling toont voor de wereldproblemen en zich steeds dieper bewust wordt, dat hij een levend lid is van de universele mensenfamilie.
38, 39. (a) Hoe bracht de paus het koninkrijk Gods met al het voorgaande in verband? (b) (voetnoot) Hoe liet wijlen president Kennedy zich over de encycliek uit, en wat deed het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken voor de eerste maal in de geschiedenis?
38 Paus Joannes XXIII bracht vervolgens Gods koninkrijk met al het voorgaande in verband door in de op vijf na laatste alinea van de encycliek te zeggen:
39 . . . Wil de menselijke samenleving het meest volmaakte beeld zijn van het koninkrijk Gods, dan is Gods hulp volstrekt onmisbaar.*
40. (a) Wordt door het feit dat de paus en de natiën het „beeld van het wilde beest” bewonderen, zijn voortbestaan verzekerd? (b) Wier namen schrijft God in zijn „rol des levens”, en wier namen staan daar niet in geschreven?
40 Weerspiegelen de Verenigde Naties echter in enig opzicht het Koninkrijk of zullen ze het Koninkrijk in enig opzicht bevorderen? Betekent het feit dat de pontifex maximus en de gehele wereld de Verenigde Naties of dit „beeld van het wilde beest” bewonderen, dat het „publiek gezag van de afzonderlijke staten” de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” zal overleven? Neen! Volgens hetgeen de apostel Johannes schreef, zullen de mensen die de Verenigde Naties op afgodische wijze bewonderen en er religieuze gebeden voor opzenden, geen leven in Jehovah Gods nieuwe ordening, die op die universele oorlog zal volgen, verwerven. God schrijft de namen van die afgodendienaars niet in zijn „rol des levens”. In deze rol heeft hij figuurlijk gesproken de namen geschreven van degenen die „van de grondlegging der wereld af”, dat wil zeggen sinds hij het mensengeslacht of de mensenwereld stichtte, het leven waardig zijn. Volgens Gods geschreven Woord blijkt Abel, de als martelaar gestorven zoon van Adam en Eva, de eerste te zijn die „geschreven [staat] op de rol des levens” (Hebreeën 11:4; 12:24; Genesis 4:2-10, 25; Matthéüs 23:35). De namen van die afgodendienaars zijn niet bij die van Abel geschreven. Daarom zullen mensen die eeuwig leven in Gods nieuwe ordening wensen te ontvangen, deze hedendaagse afgoderij de rug toekeren.
41, 42. (a) Wat betekenen de zeven koppen van het scharlakengekleurde beest, en wat beelden ze af? (b) Wat zijn de „zeven bergen”?
41 De apostel Johannes dringt nog dieper tot het mysterie van dit verafgode scharlakengekleurde wilde beest door wanneer hij schrijft: „Hier komt de intelligentie die wijsheid heeft te pas: De zeven koppen betekenen zeven bergen, waarop de vrouw gezeten is. En er zijn zeven koningen: vijf zijn gevallen, één is er, de andere is nog niet gekomen, maar als hij gekomen zal zijn, moet hij een korte tijd blijven. En het wilde beest dat was maar niet is, is ook zelf een achtste koning, maar spruit voort uit de zeven, en het gaat de vernietiging tegemoet” (Openbaring 17:9-11). Om achter de betekenis van dit ingewikkelde mysterie te komen, hebben wij werkelijk niet alleen intelligentie nodig, maar ook hemelse wijsheid of „de wijsheid van boven”. — Jakobus 3:17.
42 De „zeven koppen” zijn de koppen van het scharlakengekleurde wilde beest. Ze zijn echter een beeld van de zeven koppen van het wilde beest dat uit de goddeloze zee der mensheid opsteeg. Daarom beelden ze zeven politieke „koppen” af, die na elkaar zijn verschenen. Ze beelden wereldmachten af. De intelligentie die Gods Woord, dat hemelse wijsheid bevat, ons geeft, helpt ons deze machten te identificeren: 1. het oude Egypte, 2. Assyrië, 3. Babylon, 4. Medo-Perzië, 5. het oude Griekenland of Macedonië, 6. Rome en 7. Engeland-Amerika. Deze zeven symbolische koppen worden ook als „zeven bergen” aangeduid, want in Daniël 2:34, 35, 44, 45 wordt de toekomstige, eeuwigdurende wereldmacht, Gods Messiaanse koninkrijk, met een „grote berg” vergeleken, die „de gehele aarde” vulde.
43. Wat is het verschil tussen Babylon de Grote en de Babylonische wereldmacht uit de oudheid?
43 De mysterieuze hoer, Babylon de Grote, komt niet overeen met de derde kop van het beest, namelijk de Babylonische wereldmacht. De symbolische derde kop was eveneens een symbolische berg, een politieke organisatie. Babylon de Grote is echter een religieus rijk en ze bestond en regeerde reeds voordat het oude Babylon aan de Eufraat in de dagen van Nebukadnezar de derde wereldmacht werd. Als religieus rijk regeerde Babylon de Grote over of zat ze op de top van de eerste symbolische berg, de Egyptische wereldmacht, ongeveer duizend jaar voordat Rome werd gesticht. Omdat ze een religieus rijk is, ging ze niet ten onder toen het oude Babylon in 539 v.G.T. viel en ten slotte ten tijde van de Romeinse wereldmacht verdween. Als religieus rijk is ze blijven bestaan om op alle zeven symbolische bergen of wereldmachten, van het oude Egypte tot het huidige Engeland en Amerika, te zitten.
44. (a) In welk opzicht is elke wereldmacht een „koning der koningen”? (b) Welke titel nam Artaxerxes, de heerser van de Medo-Perzische wereldmacht, aan?
44 Deze wereldmachten zijn figuurlijk gesproken „zeven koningen” in de zin dat elk van hen een „koning der koningen” is of een koning die over alle andere koningen van zijn tijd heerst. De profeet Daniël zei bijvoorbeeld tot de Babylonische wereldheerser Nebukadnezar: „Gij, o koning, de koning der koningen, gij aan wie de God des hemels het koninkrijk . . . heeft gegeven, . . . gijzelf zijt het hoofd van goud” (Daniël 2:37, 38). De heerser van de Medo-Perzische wereldmacht nam dezelfde titel aan, zoals blijkt uit de brief die hij aan de bijbelafschrijver Ezra meegaf om die naar Jeruzalem te brengen. Daarin stond: „Artaxerxes, de koning der koningen, aan de priester Ezra, de afschrijver van de wet van de God des hemels: Vrede worde vervolmaakt” (Ezra 7:7-12). Toen de apostel Johannes dit visioen van de Openbaring tegen het einde van de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening zag, waren er, zoals hem door de engel werd gezegd, vijf „koningen” gevallen. Dit waren de eerste vijf wereldmachten, van het oude Egypte tot en met het oude Griekenland.
45. Wat bedoelde de engel toen hij tot Johannes zei: „Eén is er”?
45 Toen de engel daarom tot Johannes zei „één is er”, bedoelde hij de wereldmacht waardoor Johannes naar het strafeiland Patmos was verbannen, namelijk de zesde of Romeinse wereldmacht, waarvan de heidense Romeinse keizer toen de religieuze pontifex maximus was. Wie is dan de figuurlijke zevende koning, naar wie de engel vooruitwees met de woorden: „De andere is nog niet gekomen”? — Openbaring 17:10.
46. (a) Naar welke wereldmacht wees de engel vooruit? (b) Waarom verscheen die wereldmacht niet ten tonele in het jaar dat Rome „viel”?
46 De bijbelse profetieën en de wereldlijke geschiedenis bewijzen dat de engel de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht bedoelde, die in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bondgenoten waren. Geen van de voorgaande zes wereldmachten was zo machtig en had haar heerschappij zo ver uitgebreid als deze zevende Brits-Amerikaanse wereldmacht. Wanneer verscheen ze ten tonele? Niet toen Rome „viel”, namelijk in het jaar 476, toen de Germaan Odoakar, die het arianisme aanhing, Rome veroverde en koning van Italië werd. Toentertijd bestonden het Britse Rijk en de Verenigde Staten van Amerika nog niet. Ook omvatte het Romeinse Rijk toentertijd meer dan alleen Rome en Italië. De hoofdstad van het gehele Romeinse Rijk was niet het oude Rome in Italië, maar Nieuw-Rome of Constantinopel aan de Bosporus, op de scheiding van Europa en Azië en van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. In dat handelscentrum van de Romeinse wereldmacht regeerde keizer Zeno, een Isauriër. Hij zorgde er ten slotte voor dat Odoakar in 489 uit Rome werd verdreven. Dat oostelijke deel van het Romeinse Rijk eindigde pas in 1453, toen Constantinopel in handen van de Ottomaanse Turken viel.
47. (a) Hoe en wanneer ontstond het Heilige Roomse Rijk, maar wie maakte er een eind aan? (b) Wanneer verwierf het Britse Rijk de positie van de „voornaamste commerciële en koloniale macht in de wereld”, en wat vormde het later te zamen met de Verenigde Staten van Amerika?
47 In het westen ontstond door strategie van de paus in het jaar 800 het Heilige Roomse Rijk, maar keizer Napoleon I van Frankrijk maakte er in 1806 een eind aan. Drieënveertig jaar eerder, of in 1763, had het Britse Rijk, dat toen koloniën in Noord-Amerika bezat, echter de positie van de „voornaamste commerciële en koloniale macht in de wereld” verworven, zoals één historicus opmerkt. Het behield deze positie en bewerkte in 1814 de ondergang van Napoleon Bonaparte. Tegen die tijd waren de Verenigde Staten van Amerika opgericht, waarvoor de vroegere koloniën van Groot-Brittannië de basis vormden. In vele opzichten en op velerlei manieren werden ze een bondgenoot van Groot-Brittannië, ten einde een dualistische wereldmacht te vormen, de machtigste in de menselijke geschiedenis.
48. Hoe lang zal de dualistische wereldmacht blijven bestaan, en in welk opzicht kunnen wij zeggen dat ze slechts zo lang zal bestaan?
48 Het dualistische karakter van deze wereldmacht ontstond tegen het begin van de negentiende eeuw. Gods engel voorzei er het volgende over: „Als hij gekomen zal zijn, moet hij een korte tijd blijven” (Openbaring 17:10). Gezien de lange duur van de zesde of Romeinse wereldmacht kan de zevende of Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht slechts „een korte tijd” blijven, nu de „koningen van de gehele bewoonde aarde” worden bijeengebracht tot een plaats of situatie die in de bijbel Har–mágedon wordt genoemd, om hun vernietiging te ondergaan. Zelfs al rekenen wij vanaf het bovengenoemde jaartal 1763, dan nog is de tijd tot de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” een betrekkelijk „korte tijd” (Openbaring 16:14, 16). Verreweg het grootste deel van deze „korte tijd” ligt reeds achter ons. Het vastgestelde einde ervan is nabij.
49. (a) Door welke wereldmacht wordt het „beeld van het wilde beest” hoofdzakelijk ondersteund, en wat heeft Gods engel over dit scharlakengekleurde wilde beest voorzegd? (b) Waaraan danken de Verenigde Naties hun bestaan, en wat worden ze aldus, en wat moet er nu vervolgens mee geschieden?
49 De zevende wereldmacht speelt in het bevorderen en ondersteunen van de Verenigde Naties, de huidige vorm van het „beeld van het wilde beest”, de voornaamste rol. Deze internationale instelling voor vrede en veiligheid moet daarom stellig ten onder gaan wanneer de Anglo-Amerikaanse wereldmacht in Har–mágedon ten onder gaat. Gods engel voorzei de vernietiging van dit scharlakengekleurde wilde beest met de woorden: „Het wilde beest dat was maar niet is, is ook zelf een achtste koning, maar spruit voort uit de zeven, en het gaat de vernietiging tegemoet” (Openbaring 17:11). De Verenigde Naties van thans omvatten als leden de zevende wereldmacht en de nationale overblijfselen van alle voorgaande wereldmachten. Deze organisatie dankt haar bestaan dus aan die zeven wereldmachten; ze spruit eruit voort. Daar dit huidige scharlakengekleurde beest een beeld van het gelijk een luipaard gevlekte wilde beest uit de zee is, dat alle zeven wereldmachten te zamen afbeeldt, is dit met een beest te vergelijken „beeld” ook zelf een wereldmacht of „koning” en daarom „een achtste koning”. Het heeft zijn eigen militaire politiemacht reeds meermalen handelend laten optreden. Nu het uit de afgrond is opgestegen en sinds 1945 bestaat, zal het vervolgens, zoals de bijbel aantoont, de vernietiging tegemoet gaan.
DE TIEN HORENS STRIJDEN TEGEN HET LAM
50, 51. (a) Wat beelden horens af, waarop duidt het getal tien, en wat zouden „tien horens” derhalve symboliseren? (b) Op welke wijze gebruikt het beest het volledige aantal van zijn horens? (c) Wat zullen deze doen met betrekking tot het Lam, maar wie zal overwinnen?
50 In de profetie van Daniël worden horens op de kop van een symbolisch beest gebruikt als een afbeelding van afzonderlijke koningen of nationale heersers. Daar het getal tien in de bijbel op aardse volledigheid of volmaaktheid duidt, moet het getal tien in de uitdrukking „tien horens” niet letterlijk worden opgevat, maar zou dit alle of het volledige aantal koningen of nationale heersers op aarde symboliseren. Horens kunnen door een wild beest gewelddadig of agressief worden gebruikt. Op deze wijze gebruikt het scharlakengekleurde wilde beest het volledige aantal van zijn horens, want Gods engel zegt vervolgens tot Johannes:
51 „En de tien horens die gij gezien hebt, betekenen tien koningen, die nog geen koninkrijk hebben ontvangen, maar wel ontvangen zij voor één uur autoriteit als koningen met het wilde beest. Dezen hebben één gedachte, en daarom geven zij hun kracht en autoriteit aan het wilde beest. Dezen zullen strijden tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is. Ook de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen met hem zullen dit doen.” — Openbaring 17:12-14.
52. Hoeveel horens bevonden zich op zijn minst op de zevende kop van het wilde beest, en hoeveel koppen waren er in Johannes’ tijd verschenen?
52 Het scharlakengekleurde wilde beest heeft tien horens. Er bevond zich op zijn minst één van deze horens op de zevende kop, en mogelijkerwijs waren het er zelfs twee, aangezien deze zevende kop een dualistische wereldmacht, de met elkaar verbonden rijken Engeland en Amerika, afbeeldde. (Vergelijk Daniël 8:20-22.) In Johannes’ tijd was die zevende symbolische kop nog niet verschenen; zijn symbolische horen of mogelijkerwijs zijn beide horens waren derhalve nog niet aanwezig. — Openbaring 17:10.
53. Wat kon er in Johannes’ tijd terecht over de tien horens worden gezegd, en pas wanneer konden zij autoriteit als koningen ontvangen met het scharlakengekleurde wilde beest?
53 In Johannes’ tijd waren dus in werkelijkheid niet alle tien horens van dit speciale wilde beest aanwezig. Maar nu, sinds de achttiende eeuw, zijn alle zeven koppen met alle tien horens aanwezig. Voordien, en vooral in Johannes’ tijd, kon er terecht worden gezegd dat de tien horens „nog geen koninkrijk [hadden] ontvangen”. Nog iets anders: Dit scharlakengekleurde wilde beest, dat een „beeld” van het beest uit de zee is, ontstond pas na de Eerste Wereldoorlog in de vorm van de Volkenbond. Derhalve konden de heersers, wier natiën zich bij de Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties, aansloten, pas vanaf dat tijdstip „autoriteit als koningen” ontvangen met het beest.
54. (a) In welk opzicht zal de zevende kop slechts een korte tijd bestaan? (b) In welk opzicht zou de Volkenbond en zijn opvolger derhalve slechts „één uur” bestaan?
54 Over de zevende kop van dit opvallende wilde beest wordt gezegd dat „als hij gekomen zal zijn, . . . hij een korte tijd [moet] blijven”. De tijdsperiode vanaf het begin van de zevende wereldmacht Engeland en Amerika tot de naderbij komende vernietiging ervan, wordt dus als slechts „een korte tijd” beschouwd. Derhalve moet het bestaan van de Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties, vanaf 1920, van nog kortere duur zijn. In Openbaring 17:12 wordt de tijd met slechts „één uur” vergeleken, want er staat dat de lid-natiën „voor één uur autoriteit als koningen [ontvangen] met het wilde beest”. Sinds 1920 leven wij in die korte tijdsperiode van „één uur”. Vele natiën traden pas tot deze door het „wilde beest” afgebeelde internationale organisatie toe toen ze in 1945 in haar nieuwe gedaante, de Verenigde Naties, verscheen. De tijd dat zij er lid van zijn, is nog korter.
55. Waaruit blijkt dat de „tien koningen”, hoewel ze lid van de V.N. zijn, niet één van gedachten zijn?
55 In welk opzicht kan er worden gezegd dat zij allen „één gedachte” hebben? Natuurlijk zouden door het handvest van de Verenigde Naties alle lid-natiën of „koningen” hetzelfde moeten denken en het zou hen allen tot één gemeenschappelijk doel moeten verenigen. De wijze echter waarop er in de zittingen van de Veiligheidsraad van de V.N. gebruik wordt gemaakt van het vetorecht, de weigering van de zijde van enkele leden om de verplichte bijdragen voor bepaalde militaire ondernemingen van de V.N. te betalen, de wanordelijkheden op enkele bijeenkomsten van de Algemene Vergadering, het voortdurende meningsverschil over beslissende voorstellen inzake algemene ontwapening en het staken van kernproeven, enzovoort, bewijzen dat deze „tien koningen” niet één van gedachten zijn. Hoe is de profetie van de engel, dat deze koningen „één gedachte” hebben, dan waar gebleken? In dit opzicht:
56. (a) Welke „ene gedachte” hebben de hedendaagse „tien koningen”? (b) Waarom geven de „tien horens” hun kracht en autoriteit dus aan het scharlakengekleurde beest? (c) Wie zijn nog meer tegen het hemelse Messiaanse koninkrijk gekant?
56 De hedendaagse „tien koningen” hebben „één gedachte” met betrekking tot hun oppositie tegen Gods Messiaanse koninkrijk, zijn koninkrijk in handen van het „Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”. De Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties, vertegenwoordigen een internationale samenzwering tegen Gods koninkrijk, dat in 1914, aan het einde van de tijden der heidenen, in de hemel werd geboren. Deze internationale organisatie, die met menselijke middelen vrede en veiligheid tracht te brengen, is een bedrieglijk namaaksel van Gods door zijn Lam geregeerde koninkrijk, dat Jehovah’s getuigen sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog tot alle natiën prediken. Derhalve is het gehele scharlakengekleurde „wilde beest” tegen het hemelse Messiaanse koninkrijk gekant. Om een vervangingsmiddel in plaats van dat koninkrijk te ondersteunen en hun strijd tegen dat Messiaanse koninkrijk te bevorderen, geven de symbolische tien horens of koningen eendrachtig „hun kracht en autoriteit aan het wilde beest”, precies zoals in Openbaring 17:13 was voorzegd. Andere natiën, die geen lid van de Verenigde Naties zijn, zijn evenzeer tegen Gods Messiaanse koninkrijk gekant. Bijgevolg hebben ze zich in deze tegenstand bij het „wilde beest” aangesloten.
57. (a) Bij wie zijn de symbolische tien horens inbegrepen, en tegen wie strijden ze derhalve? (b) Waarom kunnen ze niet rechtstreeks tegen het Lam Gods strijden?
57 Deze symbolische tien horens op de koppen van het scharlakengekleurde wilde beest zijn inbegrepen bij de „koningen van de gehele bewoonde aarde”, die onder invloed van de demonen tot de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon vergaderd worden. Het is dus alleen maar te verwachten dat „dezen zullen strijden tegen het Lam”, zoals ons in Openbaring 17:14 wordt verzekerd. Als aardse koningen, die alleen maar dingen kunnen aanschouwen die zij met hun menselijke ogen zien, kunnen deze „tien koningen” (die de werkelijke macht van het „wilde beest” of de Verenigde Naties uitmaken) niet rechtstreeks tegen het Lam Gods strijden, daar hij hemels, geestelijk en onzichtbaar voor hen is.
58. Waardoor valt het overblijfsel op aarde duidelijk op?
58 Het Lam heeft echter een nog op aarde levend overblijfsel van zijn door de geest verwekte volgelingen, die door God zijn geroepen en uitverkoren en die ernaar streven aan de zijde van het Lam getrouw te zijn. Zij kunnen door deze „tien koningen” worden gezien. Zij vallen duidelijk op doordat zij in de conflicten tussen de koninkrijken van deze wereld hun christelijke neutraliteit bewaren en op de gehele bewoonde aarde het goede nieuws van Gods koninkrijk verkondigen. — Matthéüs 24:14; Efeziërs 6:11-18; Handelingen 5:28, 29.
59. (a) Tegen wie strijden de „tien koningen”, en hoever gaan zij daarbij zelfs? (b) Tegen wie op aarde strijden zij nog meer, maar tegen wie strijden zij in werkelijkheid?
59 Tegen deze geroepenen, uitverkorenen en getrouwen nu kunnen de „tien koningen” strijden en dit doen zij dan ook, waarbij zij zelfs zover gaan dat zij moeite tegen hen beramen „op gezag der verordening”, ten einde het te doen voorkomen alsof alles wettelijk en in het nationale belang is (Psalm 94:20). Zij strijden ook tegen de godvrezende metgezellen van dit overblijfsel, namelijk de „grote schare”, die Johannes voor Gods troon zag staan en hoorde uitroepen: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam” (Openbaring 7:9, 10, 13-17). Doordat de symbolische tien koningen tegen het door de geest verwekte overblijfsel en de „grote schare”, die zich in de prediking van Gods koninkrijk bij het overblijfsel aansluit, strijden, strijden zij in werkelijkheid tegen het Lam Gods, want wat zij zijn volgelingen aandoen, wordt gerekend alsof zij het hem aandoen.
60. (a) Welke geestesgesteldheid bezitten de aardse volgelingen van het Lam, maar als wat zal het Lam zich tegen zijn vijanden openbaren? (b) Welke positie bekleedt het Lam sinds het einde van de tijden der heidenen in 1914, en wat werd hem in hemel en op aarde gegeven?
60 De aardse volgelingen van het Lam Gods zijn qua geestesgesteldheid ook met een lam te vergelijken. Desondanks dienen de symbolische tien horens van het wilde beest niet te verwachten de strijd te winnen. Zij dienen niet te vergeten dat het Lam ook de „Leeuw . . . uit de stam Juda” is en in de strijd tegen de vijanden van Gods koninkrijk zijn met een leeuw te vergelijken hoedanigheden ten toon zal spreiden (Openbaring 5:5; Genesis 49:9, 10). Aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 heeft Jehovah God hem op de troon geplaatst en tot hemelse koning gekroond. Er volgde oorlog in de hemel, en de pas op de troon geplaatste Koning wierp Satan en zijn demonen uit de hemel naar de aarde. Derhalve is het Lam nu de Heer van koning David uit de oudheid en ook de regerende Koning. In vergelijking met de heren en koningen van deze aarde is hij de opperste Heer en Koning, hetgeen door zijn nieuwe titel „Heer der heren en Koning der koningen” te kennen wordt gegeven. God heeft hem alle noodzakelijke autoriteit in hemel en op aarde gegeven. — Matthéüs 28:18; Handelingen 2:32-36.
61. (a) Wie zal overwinnen en wie zullen in de overwinning delen? (b) Wat zal het getrouwe overblijfsel op aarde niet tegen de „tien koningen” opheffen, maar waarin zullen zij delen?
61 Om deze redenen zal het hemelse Lam alle heersers of koningen die nu in de Verenigde Naties verenigd zijn, de symbolische „tien koningen” of „tien horens” van het wilde beest, overwinnen. De „geroepenen en uitverkorenen en getrouwen” zullen met het Lam in deze overwinning delen. Dit zou betrekking hebben op de 144.000 die uiteindelijk allen met hem op de hemelse berg Sion zullen staan (Openbaring 14:1-3). Degenen van hen die vóór de strijd in getrouwheid zijn gestorven en met een opstanding tot hemels leven met hem werden beloond, zullen met hem aan de strijd deelnemen (Openbaring 14:13; 2:26-28). Het overblijfsel van de 144.000, dat nog op aarde leeft, zal geen stoffelijke wapens tegen de „tien koningen” opheffen, maar omdat zij gedurende de strijd trouw blijven aan het Lam, zal hun een aandeel aan de overwinning worden toegekend. Dit schijnt nog een bewijs te zijn dat dit overblijfsel op aarde deze strijd zal overleven en nog in het vlees de nieuwe ordening zal binnengaan, die op de strijd zal volgen.
HET GEWELDDADIGE EINDE VAN DE GROTE HOER
62. Wat gebeurt er volgens Openbaring 17:15-18 met de „grote hoer”?
62 Als nu de „tien horens” op de zeven koppen van het wilde beest de strijd tegen het Lam Gods verliezen en worden vernietigd, wat gebeurt er dan met de grote hoer, Babylon de Grote, die het scharlakengekleurde beest gedurende het ’ene uur’ dat dit beest werkzaam is, berijdt? Wij worden daarover niet in het ongewisse gelaten, want Johannes schrijft: „En hij zegt tot mij: ’De wateren die gij gezien hebt, waar de hoer zit, betekenen volken en scharen en natiën en talen. En de tien horens die gij gezien hebt, en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden. Want God heeft het hun in het hart gegeven zijn gedachte uit te voeren, ja, hun ene gedachte uit te voeren door hun koninkrijk aan het wilde beest te geven, totdat de woorden van God volbracht zullen zijn. En de vrouw die gij gezien hebt, betekent de grote stad, die een koninkrijk over de koningen der aarde heeft.’” — Openbaring 17:15-18.
63. (a) Vóór welke gebeurtenis moet dit in vervulling gaan? (b) Wat voor macht hebben de „tien horens”, maar waarover heerst de hoer Babylon de Grote, en in hoeverre?
63 Dit moet natuurlijk in vervulling gaan voordat de symbolische tien horens en het scharlakengekleurde zevenkoppige wilde beest zelf in de strijd tegen het Lam Gods vernietigd worden. De „tien horens” hebben als koningen politieke macht over hun respectieve natiën en volken, maar de hoer Babylon de Grote heerst over een religieus rijk. Ze oefent over de gehele wereld religieuze invloed en heerschappij over „volken en scharen en natiën en talen” uit, daar ze figuurlijk gesproken op ze zit. Ze beïnvloedt zelfs de heersers van deze volken en natiën en schrijft hun, voor zover dit mogelijk is, de wet voor. Deze „koningen der aarde” vinden het wegens de religieuze gezindheid van hun onderdanen gepast een zekere vorm van religie aan te nemen. Op deze wijze heeft Babylon de Grote in feite een „koninkrijk over de koningen der aarde”. Het koninkrijk van Babylon de Grote is derhalve een religieus wereldrijk, dat meer omvat dan de zestienhonderd jaar oude christenheid doch waar de christenheid bij inbegrepen is.
64. Wie worden haar „koninkrijk” en hun religieuze hoererij met haar beu, en welke „ene gedachte” maken zij tot de hunne?
64 De symbolische tien horens en het scharlakengekleurde wilde beest zullen haar „koninkrijk” over hen en de religieuze hoererij die zij met haar bedrijven, echter beu worden. Jehovah God heeft besloten dat het zo moet gaan. Hij heeft een „gedachte” met betrekking tot haar vernietiging, en hij kan het zo leiden dat de symbolische „tien horens” deze gedachte ook tot hun eigen „ene gedachte” maken, zodat zij eensgezind handelen in hetgeen zij doen.
65. (a) Welke bewijzen, die tegen hen getuigen, laat God hen voortbrengen, en hoe? (b) Wat was het kritieke jaar voor de „tien koningen”, en welke vraag moesten zij toen beantwoorden?
65 De symbolische tien horens of koningen zijn tegen Gods koninkrijk, waarvan de heerschappij in handen van het Lam Gods berust. Om hun tegenstand openbaar te laten worden, stelt hij hen in het gericht. Gedurende dit oordeel ten aanzien van hen laat hij hen bewijzen voortbrengen die tonen aan welke zijde zij staan. Op grond van deze bewijzen kan hij hen vervolgens terecht tot de vernietiging veroordelen en het vonnis voltrekken. 1914 G.T. was het kritieke jaar voor de „tien koningen”, omdat in de herfst van dat jaar de tijden der heidenen ten einde liepen. De vraag was dus: Wat zouden de „tien koningen” doen nadat hun toegestane macht voorbij was? Jehovah God had voorzegd wat zij zouden doen. Zij moesten echter niet op grond van een profetie, maar op grond van hun daden geoordeeld worden. Zouden zij werkelijk doen wat God had voorzegd? De geschiedkundige berichten over die kritieke tijd geven het antwoord.
66. Hoe liet God de „tien koningen” in 1914 zien hoe hulpeloos Babylon de Grote als religieus wereldrijk was, en wat wachtte hun derhalve?
66 In 1914 brak in het hartje van de christenheid een oorlog om de wereldheerschappij uit. Deze ging gepaard met voedseltekorten, pestilentiën, aardbevingen in de ene plaats na de andere en de uitvinding van nog vernietigender oorlogswapens. Aldus liet God de „tien koningen” zien hoe hulpeloos Babylon de Grote als religieus wereldrijk was, dat ze een rampspoedige wereldoorlog niet kon afwenden. In plaats van deze wereldoorlog af te wenden, nam ze er door middel van haar dochter-hoeren, zelfs met gebeden en indrukwekkende religieuze ceremoniën, aan deel. God liet de „tien koningen” zien dat hun de vernietiging wachtte als zij deze oorlog zouden voortzetten.
67. (a) Tot welke beslissing dwong God hen? (b) Waardoor lieten de „tien koningen” zich leiden, en wat was de „ene gedachte” waartoe zij zich lieten brengen?
67 Aldus dwong God hen een beslissing te nemen. Zouden zij afstand doen van hun nationale soevereiniteit en zich voor Gods opgerichte koninkrijk als het middel tot redding van de mensheid buigen? Of zouden zij een door mensen gemaakte internationale organisatie voor het waarborgen en bewaren van wereldvrede en veiligheid creëren en zouden zij zich tot deze organisatie wenden ten einde hun onderscheiden natiën en hun menselijke soevereiniteit te kunnen handhaven? Het politieke eigenbelang schreef de „tien koningen” voor wat zij moesten doen, en aldus werden zij ertoe gebracht tot „één gedachte” te komen, namelijk hun vertrouwen op mensen te stellen en een vereniging van natiën te vormen om aan de zelfvernietiging te ontkomen en de mens de heerschappij over de mensheid te laten behouden in plaats van die aan God over te dragen.
68. Waartoe leidde deze gedachte?
68 Deze „gedachte” had tot gevolg dat het politieke „beeld” van het wilde beest dat uit de zee was opgestegen, werd voortgebracht. Zo ontstond het symbolische scharlakengekleurde wilde beest. Toen voerden de „tien koningen” hun gedachte met betrekking tot dit beeld uit „door hun koninkrijk aan het [scharlakengekleurde] wilde beest” — dat eerst de Volkenbond was en thans in de vorm van de Verenigde Naties optreedt — te geven. Deze verenigde inspanning zal voortduren „totdat de woorden van God volbracht zullen zijn”.
69. Wat doen zij doordat zij dit ene doel en deze ene gedachte uitvoeren, en hoe dat zo?
69 Doordat zij dit ene doel en deze ene gedachte uitvoeren, voeren zij tevens Gods „ene gedachte” uit. Zijn gedachte was, deze vijanden van zijn koninkrijk in één wereldomvattende politieke organisatie te verenigen opdat zij aldus een verenigd front tegen hem en zijn Messiaanse koninkrijk zouden vormen en hij met hen allen tegelijk de strijd zou kunnen aanbinden en hen allen te zamen met één slag zou kunnen verdelgen. — Jozua 11:19, 20.
70. Met wie bleef Babylon de Grote hoererij bedrijven, en wat heiligde ze, en wat besloot ze aldus met haar beker te doen?
70 Wat Babylon de Grote betreft, ze bleef hoererij met de „koningen der aarde” bedrijven. Onder leiding van de christenheid had ze moeten weten dat de tijden der heidenen, dat wil zeggen de tijd waarin het de hedendaagse „heidense” koningen was toegestaan heerschappij uit te oefenen, waren afgelopen. Doch terstond heiligde ze de internationale politieke organisatie van heersers op haar eigen wijze en volgens haar eigen ceremoniën. Door dit te doen, besloot ze de bewoners der aarde nog meer uit haar „gouden beker” te laten drinken, opdat zij nog erger „dronken werden gemaakt van de wijn van haar hoererij”. Op deze wijze besteeg ze in 1920 het scharlakengekleurde „wilde beest” en ging ze erop rijden.
71. Wat zal er op Gods bestemde tijd met Babylon de Grote gebeuren, maar wat houdt dit niet noodzakelijkerwijs in?
71 Op Gods bestemde tijd en onder dwang van de omstandigheden, die hij zal veroorzaken, zullen de huidige minnaars van Babylon de Grote zich met walging en met gewelddadige bedoelingen tegen haar keren. Dit houdt niet noodzakelijkerwijs in dat zij het communisme van Sovjet-Rusland of Rood-China zullen gaan aanhangen. Thans, ten tijde dat dit boek wordt gepubliceerd, is de meerderheid van de symbolische „tien koningen”, die in de Verenigde Naties zijn samengebracht, niet van plan zich tegen het wereldrijk van Babylonische religie te keren. De secretaris-generaal van de V.N. is geen „christen”, maar een boeddhist. De president van de zeventiende zitting van de Algemene Vergadering der V.N. was een mohammedaan.
72. Wat zal Jehovah God doen voordat hij die „tien koningen” vernietigt, en welke bijbelse voorbeelden hebben wij hiervan?
72 Voordat Jehovah God deze „tien koningen” op de plaats die in de bijbel Har–mágedon wordt genoemd, vernietigt, zal hij hun hartstochtelijke liefde voor de „grote hoer” in haat doen veranderen. Zo iets heeft hij al eens eerder gedaan. In de oudheid waarschuwde hij het religieuze Jeruzalem dat hij haar vroegere hartstochtelijke minnaars ertoe zou brengen zich tegen haar te keren om haar te verminken en te vernietigen. Hij had Samária, haar zusterhoofdstad, reeds iets dergelijks laten overkomen. Lees de profetieën hierover maar eens in Ezechiël 16:33-42 en 23:1-31. Babylon de Grote is niet beter dan het ontrouwe, afvallige Jeruzalem. Als een hoer verdient ze de vernietiging, en Jehovah God zal erop toezien dat — hoe ironisch het ook mag klinken — haar voormalige minnaars er de hand in zullen hebben dat ze op gewelddadige wijze wordt vernietigd.
73. Wie zullen de hoer gaan haten en zich niet meer aan genot met haar willen overgeven, en na de vervulling van welke plaag zal dit vooral waar blijken te zijn?
73 Dit wereldrijk van Babylonische religie wacht een verschrikkelijk einde. Wanneer Jehovah zijn oordeel aan Babylon de Grote voltrekt, zal de door het „wilde beest” afgebeelde organisatie haar niet te hulp komen, ook al vertrouwt ze erop dat de meerderheid van de lid-natiën haar zal beschermen en redden. Niet slechts de symbolische tien horens of koningen, maar de gehele met een beest te vergelijken organisatie zal haar gaan haten en zich niet meer aan genot met haar willen overgeven. Dit zal vooral waar blijken te zijn wanneer het uitgieten van de zesde plaag op de symbolische „grote rivier de Eufraat” volledig in vervulling is gegaan en het water ervan is opgedroogd, waardoor de bescherming en steun die ze van het volk placht te krijgen, weggenomen zullen zijn. — Openbaring 16:12.
74. Wat zullen de „tien koningen” en het „wilde beest” met haar doen, en hoe werd dit afgebeeld door wat Izébel overkwam?
74 De „tien koningen” en het „wilde beest” zullen haar van de geweldige rijkdom die ze bij het drijven van haar religieuze zaken heeft vergaard, beroven. Zij zullen haar als een in het openbaar ontblote vrouw aan schande prijsgeven, opdat iedereen kan zien hoe vals en nutteloos haar religie is en ermee zal ophouden er nog langer op bijgelovige wijze deel aan te hebben. Zij zullen haar lichaam, waarmee zij zich eens zo graag verenigden, verslinden, net zoals eertijds de honden de vleesdelen van koningin Izébel van Israël, die de Baälsdienst beoefende, opaten en alleen haar handpalmen, haar voeten en haar schedel overlieten. Zij zullen al haar uiterlijke schoonheid teniet doen en een eind maken aan haar religieuze capaciteiten om goddeloze, wereldse mensen kalmerend genot te verschaffen. In plaats dat zij nog langer van anderen leeft, zal ze zelf tot voedsel worden, totdat er niets meer aan haar te vinden is. Wat er van haar geraamte nog overblijft, zal met vuur verbrand worden, alsof ze geen Babylonische tempelprostituée was maar de onkuise dochter van een priester in het Israël uit de oudheid (Leviticus 21:9; Genesis 38:24). Het is angstaanjagend te overdenken wat dit voor de religieuze gebouwen van Babylon de Grote en voor haar priesters en andere religieuze geestelijken en orden zal betekenen. Wij doen geen poging het te beschrijven.
75. (a) Wat zal niet minder verschrikkelijk zijn dan het profetische visioen dat Johannes van deze verschrikkelijke oordeelsvoltrekking had? (b) Zullen de christelijke getuigen van Jehovah dan met de „tien horens” en het „wilde beest” een aandeel daaraan hebben, en zullen zij gunst vinden in de ogen van hen die het oordeel aan Babylon voltrekken? (c) Wie zal de Getuigen in die tijd beschermen en bewaren?
75 Babylon de Grote zal voor al haar religieuze misdaden en alle walgelijkheden die ze heeft begaan, duur moeten betalen. Het was beslist een verschrikkelijke oordeelsvoltrekking die de apostel Johannes in zijn profetische visioen zag. Niet minder verschrikkelijk zal de aanblik zijn wanneer dit profetische toekomstbeeld dat negentien eeuwen geleden werd opgevoerd, voor onze ogen wordt vervuld. De christelijke getuigen van Jehovah zullen geen aandeel hebben aan de gewelddadige vernietiging van de „grote hoer”, Babylon de Grote, door de „tien horens” en het „wilde beest”. Zij hebben van Jehovah God geen opdracht ontvangen om als zijn scherprechters tegen het wereldrijk van Babylonische religie op te treden. Omdat zij de ware en zuivere religie beoefenen, zullen zij evenmin gunst vinden in de ogen van de „tien horens” en het „wilde beest”, en zij zullen gevaar lopen zelf door deze antireligieuze elementen aangevallen te worden. De Almachtige God zal hen echter beschermen en hen door die vreselijke tijd, waarin hij zijn rechtvaardige oordeel aan de „grote hoer” voltrekt, heen bewaren. — Psalm 37:32-34.
[Voetnoten]
De zittingen van de Algemene Vergadering van de Volkenbond hielden na 14 december 1939 op, toen de Sovjet-Unie, die op 30 november 1939 zonder oorlogsverklaring Finland was binnengevallen, door de Bond als lid werd geschrapt. Toen de Vergadering van de Bond van 8-18 april 1946 weer bijeenkwam, gebeurde dit om een eind aan de Volkenbond te maken en hem ontbonden te verklaren.
Laat geen enkele lezer de vergissing begaan te denken dat paus Joannes XXIII er aanspraak op maakte dat hij de drieëntwintigste in zijn pontificaat was die, te beginnen met de apostel Johannes, de naam Jo(h)annes droeg. De apostel is nooit paus geweest, doch toen hij op het strafeiland Patmos vertoefde en de apocalypse of openbaring ontving, was naar men aanneemt een bisschop met name Clemens paus in Rome, en wel van 88-97 G.T., opgevolgd door Evaristus, paus van 97-105 G.T. Neen, paus Joannes XXIII begon veeleer vanaf Joannes I, de martelaar, te tellen, die van 523-526 G.T. paus was. — Zie Encyclopaedisch kerkelijk woordenboek, blz. 740 e.v., onder het opschrift „De pausenreeks”, uitgegeven in 1953 te Bilthoven.
Onder de vetgedrukte kop „Kennedy prijst de encycliek als een richtsnoer voor alle mensen” publiceerde de New York Sunday News van 21 april 1963 een bericht, gedagtekend „Boston, 20 april”, waarin stond: „President Kennedy prees vandaag de encycliek van paus Joannes over de vrede als een ’diepgaande analyse’ van de huidige problemen, waardoor werd bewezen hoe ’één groot geloof en de daaraan verbonden tradities’ alle mannen en vrouwen van goede wil gezonde raad kan verschaffen. . . . ’Als katholiek’, zei hij, ’ben ik er trots op, en als Amerikaan heb ik ervan geleerd.’”
Voor de eerste maal in de geschiedenis heeft het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken in Washington, D.C., commentaar geleverd op een encycliek van een paus van het Vaticaan.
[Illustratie op blz. 145]
Babylon de Grote rijdt op het scharlakengekleurde wilde beest
[Illustratie op blz. 156]
Paus Joannes XXIII ondertekent op 11 april 1963 in Vaticaanstad de encycliek „Pacem in terris”