KEDORLAOMER
(Kedorlao̱mer).
Een koning van het oude Elam die, voordat Abraham in 1943 v.G.T. in het Beloofde Land kwam, zijn macht in westelijke richting tot aan de grenzen van Egypte had uitgebreid. Na twaalf jaar knechtschap kwamen vijf koningen uit de omgeving van het Z-einde van de Dode Zee tegen hun opperheer uit het O in opstand. In het veertiende jaar trok Kedorlaomer met drie bondgenoten — Amrafel van Sinear, Arioch van Ellasar en Tideal van Gojim — naar het W om de opstand neer te slaan. Vanuit het N doorstotend naar het Z veroverden zij steden die langs de handelswegen ten O van de Jordaan lagen, alsook steden die ten Z van de Dode Zee in gebied lagen dat later door de Amalekieten bewoond werd. Daarna was het niet moeilijk meer om de vijf koningen die de kern van de opstand vormden, op de vlucht te jagen.
Onder de gevangenen van Kedorlaomer bevond zich Abrahams neef Lot, die in de omgeving woonde. Toen Abraham dit vernam, zette hij terstond met 318 van zijn gewapende dienaren de achtervolging in. Bij Dan overrompelden zij de veel sterkere vijandelijke strijdkrachten, en nadat zij hen met succes tot Hoba toe, ten N van Damaskus, hadden achtervolgd, brachten zij Lot en zijn bezittingen terug. — Ge 14:1-17.
De naam Kedorlaomer zelf is in opsommingen van oude heersers van Elam niet teruggevonden, maar men heeft de naam als Elamitisch herkend. Kudur, een mogelijke variant van Kedor, komt in veel samengestelde namen voor. Lagamar, dat enigszins klinkt als laomer, was een Elamitische godheid.