HADAD-RIMMON
(Ha̱dad-Ri̱mmon).
Kennelijk een plaats in de valleivlakte van Megiddo (Za 12:11). Hadad-Rimmon wordt vaak geïdentificeerd met Rummana, een gehucht dat ongeveer 7 km ten ZZO van Megiddo ligt.
Het ’grote geweeklaag’ te Hadad-Rimmon waarover Zacharia’s profetie spreekt, heeft misschien betrekking op de klaagzang over koning Josia, die in de strijd bij Megiddo gesneuveld was (2Kon 23:29; 2Kr 35:24, 25). Maar sommigen brengen deze klaagzang in verband met rouwriten zoals die welke voor de valse god Tammuz in acht werden genomen (vgl. Ez 8:14), en beschouwen „Hadad-Rimmon” als de samengestelde naam van een god. Dit is echter hoogstonwaarschijnlijk, vooral wanneer men bedenkt dat de woorden die Jehovah bij monde van Zacharia sprak, deel uitmaken van een profetie betreffende de Messias. Afgodische rouwriten zouden moeilijk als een profetische illustratie kunnen dienen, maar de rouwklacht over een getrouwe Judese koning wel. — Vgl. Jo 19:37 en Opb 1:7 met Za 12:10-14.