STIFT
Een schrijfgereedschap waarmee men in klei of was kon schrijven (Ps 45:1; Jes 8:1 [„griffel”, NW]; Jer 8:8). De voor het spijkerschrift gebruikte stift of stilus had hetzij een vierkantige of een wigvormige punt en was gewoonlijk van riet of hardhout gemaakt.
Voor het graveren van letters in steen of metaal had men een stift of een beitel van metaal of van ander hard materiaal nodig. De patriarch Job riep uit: „O, dat nu mijn woorden werden opgeschreven! O, dat ze toch maar in een boek werden opgetekend! Met een ijzeren stift en met lood, o, dat ze voor eeuwig in de rots werden gehouwen!” (Job 19:23, 24) Kennelijk wilde Job dat zijn woorden in een rots gebeiteld zouden worden en de erin gegrifte letters met lood zouden worden gevuld, opdat ze niet snel uitgewist konden worden. Eeuwen later zei Jehovah dat de zonden van Juda met een ijzeren stift, ofte wel onuitwisbaar, waren opgetekend. — Jer 17:1.