EXCLUSIEVE TOEWIJDING
[Hebreeuws: qan·na’ʹ (alleen met betrekking tot God gebruikt), jaloers, exclusieve dienst eisend; qin·’ahʹ, ijver, jaloezie, gloed].
Het bijvoeglijk naamwoord qan·na’ʹ wordt afwisselend vertaald met „jaloerse” (WV, NW), „ijverig” (SV, Lu) en „exclusieve toewijding eisend” (NW). Het zelfstandig naamwoord qin·’ahʹ wordt met overeenkomstige Nederlandse zelfstandige naamwoorden weergegeven. De grondbetekenis van jaloezie is ongetwijfeld warmte, gloed. Jaloezie berust op het van nature in een man aanwezige besef dat hij het exclusieve recht op zijn vrouw heeft. Wanneer dit woord met betrekking tot God wordt gebruikt, betekent het dat hij geen mededinging, geen aanbidding van andere goden tolereert. Hij duldt niet dat de hem toekomende eer aan iemand anders wordt gegeven (Jes. 42:8). Hem niet meer exclusief te zijn toegewijd, zou zijn brandende toorn doen gloeien (Ex. 20:5; Deut. 4:24; 5:9; 6:15). De natie Israël werd door Jehovah als zijn vrouw beschouwd. Als haar echtgenoot verlangde Jehovah van haar exclusieve toewijding, loyaliteit en trouw. Hij zou vol vuur voor haar ijveren en haar verdedigen (Ezech. 36:5). Gehoorzaamde ze hem echter niet, ging ze andere goden achterna, dan beging ze overspel, en dit zou Jehovah’s gerechtvaardigde toorn opwekken en hem vanwege zijn naam tot jaloezie prikkelen. — Deut. 32:16, 21; Ezech. 16:38, 42.
JEHOVAH GOD DULDT GEEN MEDEDINGING
In het tweede van de met de vinger Gods geschreven „Tien Woorden” of Tien Geboden eist Jehovah exclusieve toewijding: „Ik ben Jehovah, uw God . . . Gij moogt nooit enige andere goden tegen mijn persoon in [of, enige andere goden in uitdaging aan mij] hebben. . . . want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist” (Deut. 5:6-9). In de Franse vertaling van Abbé Drioux (1884) wordt over Exodus 34:14 gezegd: „God wil op unieke wijze geliefd worden.” Jezus ondersteunde deze zienswijze door dat wat hij tot een jood zei die hem op de proef wilde stellen. — Matth. 22:37.
EEN VERHOUDING ZOALS TUSSEN MEESTER EN SLAAF
Exclusieve toewijding doet ons ook denken aan de verhouding die er tussen een meester en een slaaf bestaat. Jehovah als de Schepper is de Eigenaar en Meester. Aangezien God alles heeft geschapen, bezit hij het recht om van zijn schepselen te verlangen dat zij hem exclusief zijn toegewijd en zijn wil doen. Een rechtgeaard persoon die Jehovah God heeft leren kennen en zijn verhouding tot hem naar juiste waarde schat, zal hem uit vrije wil van ganser harte en exclusief zijn toegewijd, en dit is iets wat Jehovah wenst. Hij haat een louter formele toewijding of aanbidding. — Matth. 15:8, 9.