INSEKTEN.
Deze ongewervelde dieren onderscheiden zich door het feit dat ze, in het volwassen stadium, een lichaam hebben dat uit drie segmenten bestaat — kop, borst en achterlijf — met zes poten, twee voelsprieten en over het algemeen twee of vier vleugels. Hun ontwikkeling verloopt op twee verschillende manieren. De gedaanteverwisseling van eitje tot larve, vervolgens tot pop en ten slotte tot volwassen insekt, zoals bij vlinders en motten, wordt holometabolie of volledige metamorfose genoemd. Andere insekten, zoals de sprinkhaan, doorlopen slechts drie stadia (hemimetabolie of onvolledige metamorfose); de nimf kruipt uit het ei en na een reeks opeenvolgende vervellingen is de verandering tot volwassen insekt voltooid.
In de schilderachtige taal van de bijbel worden insekten aangeduid als ’op vier poten gaand’. Mozes wist natuurlijk heel goed dat insekten zes poten hebben. Met deze woorden doelde hij dus ongetwijfeld niet op het aantal poten, maar op de wijze waarop insekten zich voortbewegen. Er zijn gevleugelde insekten, zoals bijen, vliegen en wespen, die met hun zes poten op dezelfde manier lopen als viervoetige dieren. Andere insekten, zoals de sprinkhaan, zijn met twee springpoten uitgerust en gebruiken de andere vier poten letterlijk om zich voort te bewegen. — Lev. 11:20-23.
De meer dan 800.000 bekende insektensoorten vormen een bont palet van contrasten. Terwijl sommige een donkere kleur hebben, zijn andere in schitterende kleuren getooid en prachtig getekend. Alle kleurschakeringen van de regenboog zijn vertegenwoordigd. In grootte variëren de insekten van kevertjes die klein genoeg zijn om door het oog van een naald te kruipen, tot de zonderlinge „wandelende takken”, die meer dan 30 cm lang zijn. Onder de insekten vindt men georganiseerde gemeenschappen, bouwvakkers, landbouwers, handwerkers, lange-afstandvliegers, uitmuntende springers, zwemmers en gravers. Door studie en observatie kan de mens veel van de insekten leren, vooral dat ze door God geschapen en met een instinctieve wijsheid toegerust zijn, en niet het produkt van toeval zijn, maar hun oorsprong vinden bij de Bron van alle wijsheid, Jehovah. — Job 12:7-9.