Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 179-181
  • Berg, gebergte

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Berg, gebergte
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET NUT VAN BERGEN
  • JEHOVAH’S BEZIT
  • FIGUURLIJK EN PROFETISCH GEBRUIK
  • Beelden regeringen af
  • Met aanbidding verbonden
  • Hindernissen
  • Stabiliteit, duurzaamheid of verhevenheid
  • Bergen verheugen zich en loven Jehovah
  • Berg
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • ’Gij zijt majestueuzer dan de bergen’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2004
  • Bergen — Waarom we ze nodig hebben
    Ontwaakt! 2005
  • Bergen — Meesterlijke scheppingswerken
    Ontwaakt! 1994
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 179-181

BERG, GEBERGTE.

Landmassa’s die opvallend hoger dan heuvels boven het aardoppervlak uitrijzen, worden bergen genoemd. Het onderscheid tussen heuvels en bergen is echter betrekkelijk. In een gebied met lage heuvels kan een berg slechts zo’n 100 m hoger zijn dan het landschap eromheen, terwijl in het bergland de lagere toppen soms ook heuvels worden genoemd, terwijl ze toch veel hoger zijn dan een alleenstaande berg, zoals de 562 m hoge berg Tabor. — Recht. 4:6.

Het Hebreeuwse woord har duidt niet alleen op afzonderlijke bergen, zoals de berg Sinaï, de berg Gerizim, de berg Ebal, de berg Gilboa en de berg Sion (Ex. 19:11; Deut. 11:29; 1 Sam. 31:8; Jes. 4:5), maar ook op bergketens, zoals de Ararat (Gen. 8:4), en op een geheel hoogland, zoals het bergland van Efraïm (Joz. 17:15), Naftali (Joz. 20:7) en Gilead (Deut. 3:12), en de streken die in de oudheid door de Amorieten en de Ammonieten werden bewoond (Deut. 1:7, 20; 2:37). Het verwante Hebreeuwse woord ha·rarʹ (Jer. 17:3) en het Aramese woord toer (Dan. 2:35) zijn ook een aanduiding voor bergen.

HET NUT VAN BERGEN

Bergen beïnvloeden het klimaat en de neerslag, vangen het water op en voeren het naar de rivieren af of houden het vast in ondergrondse bekkens, die bronnen in de dalen beneden voeden (Deut. 8:7). Op de berghellingen groeien bomen (2 Kron. 2:16, 18), wijngaarden en verscheidene gewassen (Ps. 72:16; Spr. 27:25; Jes. 7:23-25; Jer. 1:5). De hoogten dienden als dorsvloer (Jes. 17:13). Bergen boden een natuurlijke bescherming tegen binnenvallende legers (Ps. 125:2), en men zocht daar in tijden van gevaar toevlucht en legde er opslagplaatsen aan (Gen. 19:17, 30; Recht. 6:2; Matth. 24:16; vergelijk Openbaring 6:15). Ook in het wild levende dieren vonden er beschutting (Ps. 50:10, 11; 104:18; Jes. 18:6). Op bergen werden steden gebouwd (Matth. 5:14). Door mijnbouw werden er nuttige ertsen gewonnen (Deut. 8:9). Ook werden uit steengroeven in de bergen waardevolle bouwstenen gehaald. — 1 Kon. 5:15-17.

JEHOVAH’S BEZIT

Alle bergen behoren Jehovah God toe, want hij heeft ze geformeerd (Ps. 95:4; Amos 4:13). De uitdrukking „berg van Jehovah” of ’van God’ wordt echter vaak in speciale zin toegepast op bergen waar Jehovah zijn tegenwoordigheid openbaarde. Daartoe behoren de berg Sinaï of Horeb (Ex. 3:1; Num. 10:33) en de berg waar Jehovah’s heiligdom stond. — Ps. 24:3.

FIGUURLIJK EN PROFETISCH GEBRUIK

Soms heeft de term ’berg’ betrekking op de grond, de plantengroei en de bomen op het oppervlak van de berg. (Vergelijk Psalm 83:14.) Over Jehovah zegt de psalmist: „Hij raakt de bergen aan, en ze roken” (Ps. 104:32; 144:5, 6). Dit kan duiden op het feit dat bergwouden door de bliksem in brand gezet kunnen worden, waardoor een berg gaat roken. De gevolgen van een zware onweersbui schijnen beschreven te worden als de bijbel spreekt over bergen die ’wegvloeien’ of ’smelten’ (Recht. 5:5; Ps. 97:5). Zware regens veroorzaken stromen en onstuimige beken die de grond wegspoelen, alsof deze smelt. In overeenkomstige zin werd voorzegd dat de voltrekking van Jehovah’s toorn aan de natiën tot zo’n slachting zou leiden dat het bloed van de verslagenen de bergen zou doen smelten, d.w.z. de grond zou wegspoelen (Jes. 34:1-3). Wanneer er staat dat de bergen zouden „druipen van zoete wijn”, wordt daarmee bedoeld dat de wijngaarden op de hellingen een overvloedige oogst zouden opleveren. — Joël 3:18; Amos 9:13.

Op de berg Sinaï ging de openbaring van Jehovah’s tegenwoordigheid gepaard met natuurverschijnselen als bliksem, rook en vuur. Ook beefde de berg (Ex. 19:16-18; 20:18; Deut. 9:15). Deze en andere natuurverschijnselen liggen blijkbaar ten grondslag aan figuurlijke uitdrukkingen die elders in de bijbel worden aangetroffen. (Vergelijk Jesaja 64:1-3.) De beeldspraak dat ’bergen rondhuppelden als rammen’ had klaarblijkelijk betrekking op het beven van de berg Sinaï (Ps. 114:4, 6). Dat ’de grondvesten der bergen in vlam gezet’ worden, kan een zinspeling op vulkanische activiteit zijn (Deut. 32:22), en dat de ’grondvesten van de bergen in beroering geraken’, duidt erop dat ze, mogelijk door een aardbeving, geschokt worden. — Ps. 18:7.

Beelden regeringen af

In de bijbelse symboliek kunnen bergen koninkrijken of heersende regeringen afbeelden (Dan. 2:35, 44, 45; vergelijk Jesaja 41:15; Openbaring 17:9-11, 18). Babylon stortte door zijn militaire veroveringen andere landen in het verderf en wordt daarom als een „berg van verderf” aangeduid (Jer. 51:24, 25). In een psalm waarin Jehovah’s optreden tegen vijandelijke strijders wordt verhaald, wordt hij afgeschilderd als „omhuld met licht, majestueuzer dan de bergen met prooi” (Ps. 76:4). De „bergen met prooi” kunnen een afbeelding zijn van agressieve koninkrijken. (Vergelijk Nahum 2:11-13.) David zei over Jehovah: „Gij [hebt] mijn berg in sterkte doen staan”, wat waarschijnlijk betekent dat Jehovah Davids koninkrijk verhoogd en stevig bevestigd had (Ps. 30:7; vergelijk 2 Samuël 5:12). Dat bergen koninkrijken kunnen afbeelden, is een hulp om de betekenis te begrijpen van wat in Openbaring 8:8 wordt beschreven als „iets wat geleek op een grote berg, brandend van vuur”. De gelijkenis met een brandende berg suggereert dat hier sprake is van een regeringsvorm die gewelddadig van aard is, zoals vuur.

De profetie van Daniël gaf te kennen dat Gods koninkrijk, na alle andere koninkrijken verbrijzeld te hebben, tot een grote berg zou worden en de gehele aarde zou vullen (Dan. 2:34, 35, 44, 45). Dit betekende dat het zijn zegenrijke heerschappij over de gehele aarde zou uitstrekken. De psalmist schreef: „Laten de bergen vrede dragen voor het volk, ook de heuvels, door rechtvaardigheid” (Ps. 72:3). In overeenstemming met deze psalm zou de gehele aarde zich verheugen in de zegeningen waarover in Jesaja 25:6 in verband met Gods berg wordt gesproken. — Zie ook Jesaja 11:9; 65:25.

Met aanbidding verbonden

De berg Sion werd een heilige berg toen David de heilige Ark naar de tent bracht die hij daar opgeslagen had (2 Sam. 6:12, 17). Daar de Ark Jehovah’s tegenwoordigheid symboliseerde en David klaarblijkelijk op aanwijzing van God had gehandeld (Deut. 12:5), betekende dit dat Jehovah de berg Sion als zijn woonplaats had uitgekozen. Met betrekking tot de keus van deze berg schreef David: „Het bergland van Basan is een berg van God [d.w.z. door God geschapen]; het bergland van Basan is een veeltoppige berg. Waarom blijft gij, o gij veeltoppige bergen, met afgunst kijken naar de berg die God voor zich begeerd heeft om daarop te wonen? Ja, Jehovah zelf zal daar voor eeuwig verblijven. . . . Jehovah zelf is van de Sinaï [waar hij voor de eerste keer zijn tegenwoordigheid aan de gehele natie Israël openbaarde] gekomen in de heilige plaats” (Ps. 68:15-17). Het bergland van Basan wordt door de berg Hermon bekroond, en daarom kan de uitdrukking „berg van God” en „veeltoppige berg” daarop betrekking hebben. Alhoewel de berg Hermon ver boven de berg Sion uittorent, koos Jehovah de minder opvallende plek als zijn woonplaats uit.

Nadat de tempel op de berg Moria was gebouwd, ging de term „Sion” ook de plaats omvatten waar de tempel zich bevond, en daardoor bleef Sion Gods heilige berg (Jes. 8:18; 18:7; 24:23; Joël 3:17). Daar Jehovah’s tempel zich in Jeruzalem bevond, werd ook de stad zelf als zijn „heilige berg” aangeduid (Jes. 66:20; Dan. 9:16, 20). Misschien dacht de psalmist eraan hoe men zich tijdens het bidden in de richting van de bergen van Jeruzalem keerde toen hij zei: „Ik zal mijn ogen opheffen naar de bergen. Vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp komt van Jehovah.” — Ps. 121:1, 2; vergelijk Psalm 3:4; 1 Koningen 8:30, 44, 45; Daniël 6:10.

In de profetie van Jesaja (2:2, 3) en van Micha (4:1, 2) wordt gewezen op de tijd dat de „berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd [zou] worden boven de top der bergen” en „verheven [zou] worden boven de heuvels”, terwijl mensen uit vele natiën erheen zouden stromen. Er zijn bewijzen dat deze schriftplaatsen in vervulling gaan ten aanzien van de christelijke gemeente van het geestelijke Israël, die met de geestelijke tempel van Jehovah God verbonden is. In het jaar 36 G.T. werd de uitnodiging om leden van het geestelijke Israël te worden, voor het eerst tot niet-joden gericht (Hand. 10:34, 35; vergelijk 1 Petrus 2:9, 10). Zij die deze uitnodiging aanvaardden, naderden „tot een berg Sion en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem” (Hebr. 12:22). Daarom moet de „berg van het huis van Jehovah” de hemelse berg Sion zijn, de plaats waar Gods geestelijke tempel zich bevindt. (Vergelijk 1 Petrus 2:4-10.) Dat de „berg van het huis van Jehovah” boven bergen en heuvels verheven zou zijn, was een aanduiding van de verheven positie van de ware aanbidding, want bergen en heuvels dienden in de oudheid als plaatsen waar men afgodische aanbidding beoefende en heiligdommen voor valse godheden bouwde. — Deut. 12:2; Jer. 3:6; Ezech. 18:6, 11, 15; Hos. 4:13.

Hindernissen

Soms beelden bergen hindernissen af. De hindernissen bijvoorbeeld die de terugkeer van de Israëlieten uit Babylonische ballingschap en later de vorderingen in verband met de herbouw van de tempel in de weg stonden, werden met bergen vergeleken (Jes. 40:1-4; Zach. 4:7). Het geloof kan dergelijke met bergen te vergelijken hindernissen uit de weg ruimen en, als het Gods wil is, zelfs letterlijke bergen. — Matth. 17:20; 21:21; Mark. 11:23; 1 Kor. 13:2.

Stabiliteit, duurzaamheid of verhevenheid

Bergen zijn een symbool van stabiliteit en duurzaamheid (Jes. 54:10; Hab. 3:6; vergelijk Psalm 46:2). Daarom kan de psalmist, toen hij Jehovah’s rechtvaardigheid met „bergen Gods” vergeleek (Ps. 36:6), bedoeld hebben dat Jehovah’s rechtvaardigheid onwrikbaar is. Maar aangezien bergen hoog verheven zijn, kan dit ook op het feit wijzen dat Gods rechtvaardigheid hoog verheven is boven die van de mens. (Vergelijk Jesaja 55:8, 9.) In verband met het uitstorten van de zevende schaal van Gods toorn staat in Openbaring 16:20: „Bergen werden niet gevonden.” Dit duidt erop dat zelfs dingen die zo hoog verheven zijn als bergen, niet aan de uitstorting van Gods toorn kunnen ontkomen. — Vergelijk Jeremia 4:23-26.

Bergen verheugen zich en loven Jehovah

Wanneer Jehovah zijn goedgunstige aandacht op zijn volk richt, heeft dit een goede uitwerking op het land. Bebouwd en verzorgd, bieden de berghellingen geen verwaarloosde aanblik meer, als treurden ze in een staat van verwoesting of bezoeking. Daarom heffen de bergen, figuurlijk gesproken, „een vreugdegeroep” aan, en door hun schoonheid en produktiviteit loven ze Jehovah. — Ps. 98:8; 148:7-9; vergelijk Jesaja 44:23; 49:13; 55:12, 13; Ezechiël 36:1-12.

    Nederlandse publicaties (1950-2022)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2022 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen