NAÄMAN
(Naä̱man) [lieflijkheid].
Een Syrische legeroverste uit de 10de eeuw v.G.T., die tijdens de regering van Joram van Israël en Ben-Hadad van Syrië leefde. Naäman was „een groot man”, ’een dappere, sterke man, die in hoog aanzien stond’, en degene door wie „Jehovah aan Syrië redding geschonken” had (2 Kon. 5:1). De bijbel vermeldt niet precies hoe of waarom Naäman werd gebruikt om deze redding aan Syrië te schenken. Eén mogelijkheid is dat Naäman aan het hoofd stond van de Syrische strijdkrachten die met succes weerstand boden aan de pogingen van de Assyrische koning Salmaneser III om Syrië onder de voet te lopen. Doordat Syrië onafhankelijk bleef, vormde het een bufferstaat tussen Israël en Assyrië, hetgeen er waarschijnlijk toe bijdroeg dat de Assyrische oorlogsaanval in het W. werd afgewend tot Jehovah’s bestemde tijd waarin hij toeliet dat het noordelijke koninkrijk in gevangenschap ging.
VAN MELAATSHEID GENEZEN
Naäman was een melaatse, en hoewel de Syriërs niet van hem verlangden dat hij zich afzonderde, zoals Jehovah’s wet dit van de melaatsen in Israël vereiste, was het toch welkom nieuws te vernemen hoe hij van deze weerzinwekkende ziekte genezen kon worden. Dit nieuws vernam hij via het Israëlitische slavinnetje van zijn vrouw, dat vertelde van een profeet in Samaria die melaatsheid kon genezen. Onmiddellijk begaf Naäman zich met een aanbevelingsbrief van Ben-Hadad op weg naar Samaria. Nadat de Israëlitische koning Joram hem echter koel en wantrouwend had ontvangen, zond hij hem naar Elisa. Elisa ontving Naäman niet persoonlijk, maar liet hem in plaats daarvan door zijn bediende zeggen dat hij zich zevenmaal in de Jordaan moest baden. Hij was in zijn trots gekrenkt, en omdat hij waarschijnlijk het gevoel had gewoon van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, zonder iets te bereiken, ging hij in woede heen. Hadden zijn dienaren niet met hem geredeneerd en hem niet op de redelijkheid van de instructies gewezen, dan zou Naäman als een melaatse naar zijn land zijn teruggekeerd. Ten slotte baadde hij zich zevenmaal in de Jordaan en werd door een wonder gereinigd. Hij was de enige melaatse die door toedoen van Elisa werd genezen. — 2 Kon. 5:1-14; Luk. 4:27.
WORDT EEN AANBIDDER VAN JEHOVAH
Nu met dankbaarheid en nederige waardering vervuld, keerde de Syrische legeroverste naar Elisa terug, een afstand van misschien 50 km, en bood hem een zeer edelmoedig geschenk aan, dat de profeet nadrukkelijk weigerde. Daarop deed Naäman het verzoek wat aarde, „de vracht van een paar muildieren”, uit Israël mee naar huis te mogen nemen, opdat hij op Israëls grond slachtoffers aan Jehovah kon brengen, en beloofde voortaan geen andere god meer te zullen aanbidden. Misschien had Naäman in gedachte Jehovah slachtoffers te brengen op een altaar van aarde. — 2 Kon. 5:15-17; vergelijk Exodus 20:24, 25.
Vervolgens vroeg Naäman of Jehovah hem mocht vergeven wanneer hij zich, als een vervulling van zijn burgerlijke plichten, met de koning, die kennelijk oud en gebrekkig was en voor steun op Naäman leunde, voor de god Rimmon zou neerbuigen. In dat geval zou zijn neerbuigen mechanisch zijn, slechts om plichtsgetrouw het lichaam van de koning te ondersteunen, en niet om persoonlijk aanbidding te schenken. Elisa geloofde Naämans oprechte verzoek en antwoordde: „Ga in vrede.” — 2 Kon. 5:18, 19.
Na zijn vertrek werd Naäman ingehaald door Elisa’s hebzuchtige bediende Gehazi, die het op leugenachtige wijze deed voorkomen alsof Elisa van gedachte veranderd was en toch enkele geschenken wilde aannemen. Verheugd schonk Naäman hem zilver en klederen. — 2 Kon. 5:20-27; zie GEHAZI.