SCYTH
(Scyth).
De Scythen waren een wild nomadenvolk. Zij worden over het algemeen in verband gebracht met het gebied ten N. en N.O. van de Zwarte Zee. Uit recenter bewijsmateriaal kan men opmaken dat hun omzwervingen zich ook tot in West-Siberië, dicht bij de grens van Mongolië, uitstrekten. In de 1ste eeuw G.T. was de naam „Scyth” een aanduiding voor o.a. de ergste der barbaren. Maar zelfs zulke personen konden christenen worden en net als andere gelovigen leden van het lichaam van Christus zijn. De apostel Paulus schreef: „Waar noch Griek noch jood is, besnijdenis noch onbesnedenheid, buitenlander, Scyth, slaaf, vrije, maar Christus alles en in allen is.” — Kol. 3:11.