De organisatie rein houden
„Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want welk deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis?” — 2 Kor. 6:14, NW.
1. Waarom stelt Jehovah er belang in zijn organisatie rein te houden, en wat wenst hij dat de leden er van zijn?
JEHOVAH stelt er zeer veel belang in zijn organisatie rein en afgescheiden te houden van deze boze, goddeloze wereld, waarin wij thans leven. Hij heeft daar een reden voor. Zijn dienstknechten behoren hem toe, zij staan voor zijn naam, zij staan voor zijn Woord en zij staan voor reine aanbidding. Jehovah God wenst dat zij navolgers van hem zijn. Daarom inspireerde hij zijn dienstknecht Paulus er toe in Efeze 5:1, 2 (NW) op te tekenen: „Wordt daarom navolgers van God, als geliefde kinderen, en gaat voort in liefde te wandelen, evenals ook de Christus u heeft liefgehad en zich voor u heeft overgegeven als een gave en als een offerande voor God tot een welriekende geur.”
2. (a) Wie werd door Jezus nagevolgd en hoe heeft hij zelf aldus een voorbeeld gesteld ter navolging? (b) In welk opzicht zouden zijn navolgers, door zulk een navolging, van de wereld verschillen?
2 Toen Christus Jezus op aarde was, volgde hij zijn hemelse Vader na. Waar hij belang in stelde, was, te allen tijde de wil van zijn Vader te doen. En op deze wijze was hij een offerande van welriekende geur voor Hem. Zijn navolgers moeten mensen van hetzelfde soort zijn. Zij dienen offeranden van een welriekende geur aan God op te dragen, en zij kunnen dit doen door God en Christus Jezus na te volgen (Fil. 4:18; 1 Petr. 2:5). Jezus toonde liefde voor zijn volk. Hij legde zijn leven af opdat hij hen kon loskopen, en zijn liefde tonend voor zijn volk, wilde hij dat zijn volgelingen anders zouden zijn dan deze oude wereld. Hij wilde dat zij uit dit in verval gerakende samenstel van dingen te voorschijn zouden komen en het leven zouden verwerven. De oude wereld is goddeloos. Ze volgt Jehovah God niet na. Gods volk moet anders zijn, anders dan deze oude wereld. Het verschil ligt in hun levenswijze, en dit heeft te maken met onze liefde jegens elkander. In Johannes 13:34 (NW) zeide Jezus: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkander liefhebt; evenals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkander liefhebt.” Zulk een onderlinge liefde is zo geheel verschillend van de wijze waarop de wereld te werk gaat. De wereld handelt op grond van zelfzucht en haat. Jezus leidde iets geheel nieuws in, nieuw voor deze wereld. Het was een beginsel van liefde: mensen zouden tezamen komen in een gemeente, elkander liefhebben en met elkander omgaan. Deze liefde is mogelijk indien wij God navolgen. Indien wij hem niet navolgen, zullen wij deze liefde niet bezitten, want God is liefde.
3. Op welke basis is de gemeente opgebouwd, en wat zou derhalve de algemene reden zijn waarom iemand uit de gemeenschap wordt gesloten?
3 Wij zouden ons dan, aangezien deze gemeente die God ontwikkelt of doet ontstaan, gebaseerd is op liefde, kunnen afvragen waarom iemand ooit zou willen praten over uit de gemeenschap sluiten of mensen uit deze gemeente zetten. Er moet stellig de een of andere reden zijn. Ja, de reden voor het uit de gemeenschap sluiten is, dat er sommige personen in deze gemeente van God komen die Christus niet liefhebben. „Wel, iedereen heeft Christus natuurlijk lief,” zult gij zeggen. Maar het volgende is werkelijk een feit: zij zijn niet langer navolgers van Christus of navolgers van de Vader, Jehovah God. Zij wandelen niet langer in de voetstappen van Christus. Het gehele doel waartoe hij zijn dienstknechten, zijn volk, in een organisatie samenbrengt, is, hen rein te houden van de organisatie des Duivels. Zolang wij op de weg wandelen waarop ook de mensenmenigte van de Duivel wandelt, kunnen wij niet rein blijven. Daarom heeft God zijn eigen organisatie gebouwd. Er zijn tegenwoordig in de wereld twee organisaties. De ene is van God en de andere behoort aan de Duivel, die de „god van dit samenstel van dingen” is. Derhalve wordt de organisatie die Jehovah God thans opbouwt ter rechtvaardiging van zijn naam en woord, gebouwd op liefde. Deze gehele organisatie werkt in eenheid samen. En aldus lezen wij in Efeze 4:16 (NW): „Uit hem bevordert het gehele lichaam, doordat het harmonisch is samengevoegd en er toe is gebracht samen te werken door middel van elk gewricht, dat geeft wat nodig is, overeenkomstig de werking van ieder respectief lid in de juiste mate, de groei van het lichaam voor de opbouw van zichzelf in liefde.” Daar hebt gij de basis, liefde. Wanneer iemand daarom afwijkt van dit beginsel van liefde en toewijding jegens elkander in deze gemeente, is het tijd dat zo’n persoon uit de gemeente wordt gezet.
WANGEDRAG
4, 5. Bij wie ligt in dit verband de fout, en waarom moet iemand van het Christelijke lichaam worden afgesneden?
4 De reden voor het uit de gemeenschap sluiten van mensen, is hun onjuiste gedrag. De gemeente is niet verkeerd, want die is van God. Maar het is iemand in de gemeente die God niet navolgt of zijn beginselen van waarheid en rechtvaardigheid niet nakomt. Hij wordt niet opgebouwd in liefde. Hij volgt niet langer Jehovah, of de Zoon, of de apostelen na. Daarom wordt ons in 2 Thessalonicenzen 3:6, 7, 11 (NW) aangeraden: „Wij geven u nu orders, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, u terug te trekken van iedere broeder die wanordelijk en niet overeenkomstig de overlevering welke gij van ons hebt ontvangen, wandelt. Want gij zelf weet de wijze waarop gij ons behoort na te volgen, want wij hebben ons niet wanordelijk gedragen onder u. Want wij horen dat zekeren onder u wanordelijk wandelen, in het geheel niet werkend maar zich bemoeiend met dat wat hun niet aangaat.”
5 Hier vestigt Paulus er de aandacht op dat hij, de apostel, niet wanordelijk was toen hij onder hen wandelde, en het was dus niet zijn wangedrag hetwelk iemand van hen in de verkeerde richting stuurde. Jehovah God misdraagt zich niet. Christus Jezus misdraagt zich niet. Wij hebben volmaakte voorbeelden ter navolging. Wij bezitten goede raadgevende woorden van hen, welke wij ter harte kunnen nemen. Wanneer dus dit lichaam wanordelijk wordt, of welk gedeelte van het lichaam ook wanordelijk wordt, zou het betekenen dat het lichaam ziek wordt. Het zou niet voortgaan opgebouwd te worden in liefde. Er moet een verbetering worden aangebracht. Het kan de verwijdering van iets betekenen. In het geval van het lichaam waarover wij spreken, de gemeente van God, kan het betekenen, de verwijdering van een enkeling omdat deze zich wanordelijk gedraagt, daar hij niet is opgebouwd in liefde.
6. Waarom moeten wij niet overijld te werk gaan bij het uitsluiten van iemand, maar wat vermaant Paulus ons te doen ten aanzien van wanordelijke personen?
6 Wij moeten echter niet overijld te werk gaan in deze aangelegenheid en, alleen maar omdat wij horen dat iemand verkeerd doet, handelend optreden en hem uit de gemeente zetten. Er is een mogelijkheid dat deze personen, die verkeerd handelen, berouw zullen tonen en hun handelwijze zullen veranderen. En daarom staat er in 2 Thessalonicenzen 3:13-15 (NW) opgetekend: „Wat u aangaat, broeders, houdt niet op goed te doen. Maar indien iemand niet gehoorzaam is aan ons woord door middel van deze brief, houdt hem getekend, houdt op met hem om te gaan, opdat hij beschaamd moge worden. En beschouwt hem toch niet als een vijand, maar blijft hem vermanen als een broeder.” Derhalve hebben wij allen in de gemeente van de Heer een verantwoordelijkheid ten aanzien van hen die zich wanordelijk mochten gedragen. Wij allen in de gemeente moeten voor het welzijn van de anderen het goede blijven doen. Wij kunnen misschien sommigen van hen die een beetje wanordelijk zijn, tot nut zijn. Wij blijven het goede doen, ongeacht hun handelwijze, doch indien zij in de verkeerde richting blijven voortgaan, moeten zij getekend worden. Wij moeten er mede ophouden met hen om te gaan, omdat zij niet rein zijn. Zij werken niet ter verdediging van Jehovah’s naam en zijn Woord. Zij werken niet in het belang van de opbouw van dit lichaam in liefde. Zij werken tegen de organisatie.
7. Zullen wij iemand die dwaalt, tot een juiste handelwijze dwingen, en hoe moeten wij onze vrijheid als Gods volk gebruiken?
7 Wij kunnen echter wellicht een broeder redden, en hij kan wederom de goede weg opgaan indien hij de vermaning ter harte neemt, indien hij de terechtwijzing die hem is gegeven, ter harte neemt. Wij zijn vrije mensen. Wij mogen onze geest gebruiken op de wijze die wij wensen. Wij worden niet gedwongen of genoodzaakt tot de handelwijze die wij volgen, en evenmin worden wij door schrikaanjaging tot die handelwijze gebracht, maar wij zijn vrijgemaakt omdat Christus Jezus ons heeft gekocht. En daarom zeide Petrus in zijn eerste brief, hoofdstuk 2, de verzen 16 en 17 (NW): „Weest als vrije mensen.” Denkt voor u zelf, maar gij moet steeds een navolger van God zijn, want gij zijt vrij te denken volgens de richtlijnen die zijn gebaseerd op de waarheid. De goddeloze wereld leidt u naar de ondergang; de waarheid zal u leven geven. Daarom zegt Petrus: „weest als vrije mensen, en behoudt toch uw vrijheid, niet als een voorwendsel voor zedelijke verdorvenheid, maar als slaven van God. Eert mensen van alle soorten, hebt liefde voor de gehele gemeenschap van broeders, vreest God, eert de koning.” Wij bemerken dus dat wij indachtig moeten zijn aan de gemeente van onze broeders en deze gemeente rein moeten houden. Wij kunnen niet in deze organisatie komen met het een of andere voorbehoud in onze geest ter wille van zedelijke verdorvenheid. Wij zijn niet vrij de dingen te doen die wij wensen tot bevrediging van het vlees en onze eigen genoegens. Wij zijn in deze gemeente met één doel, namelijk, Jehovah’s naam en zijn Woord te eren.
GRONDEN
8. (a) Welke dingen kunnen een gemeente onrein maken? (b) Hoe trad Paulus op tegen de onreinen, en waarom?
8 Indien wij van plan zijn de organisatie rein te houden, wat zijn dan enige van de dingen die haar onrein zouden kunnen maken? Welke dingen, die wij wellicht in de gemeente zien gebeuren, dienen wij uit de gemeente te verwijderen? Aangezien er geestelijke gronden en zedelijke gronden zijn om personen uit de gemeenschap te sluiten, zijn enkele van deze dingen: overspel, hoererij, stelen en dronkenschap. Laten wij eens een ogenblik bij het punt van hoererij stilstaan. Toen Paulus aan de Korinthiërs schreef, had hij in zijn brief met zulk een aangelegenheid te maken. Er was daar een jongeman die in hoererij de vrouw van zijn vader had genomen. Paulus zeide in zijn brief: „Zowaar wordt er hoererij onder u bericht, en zulk een hoererij als zelfs onder de natiën niet is, dat een zekere man een vrouw van zijn vader heeft.” Het is vreemd, maar de gemeente schonk er niet ernstig aandacht aan. Zij beschouwden het als een oorzaak voor vermaardheid ten gevolge van algemene bekendheid. Paulus zeide: ’Gij zijt opgeblazen over de aangelegenheid; gij zijt trots omdat dit in uw midden is geschied. Gij dient te treuren, gij dient bezorgd te zijn over de toestand die bestaat in de gemeente van de Heer, dit verderf dat is ingebracht.’ Maar Paulus, een apostel van de Heer, bezat de autoriteit handelend op te treden, en hij trad handelend op. Hij sloot die persoon uit de gemeenschap. Hij vroeg de gemeente niet: „Geef mij autoriteit of stem over hetgeen ik doe.” Paulus, een dienaar van God, zag er op toe dat die persoon werd verwijderd. Hij bezat de autoriteit hiertoe. Daarom zeide hij dat hij de man reeds had geoordeeld en beval hun ’zulk een man over te geven aan Satan voor de vernietiging van het vlees’ (1 Kor. 5:1-12, NW). Zulk een persoon heeft geen plaats in de reine organisatie of gemeente van God. Hij dient terug te gaan naar de goddeloze groep waaruit hij eens kwam, en tezamen met die goddeloze groep met Satans organisatie te sterven.
9. Wat moet er door het uit de gemeenschap sluiten, onder de gemeente worden behouden?
9 Laat de goddeloze zijn goddeloze weg gaan, want hij kan niet in de gemeente van God blijven, omdat die gemeente rein moet blijven. Ze moet rein blijven, waarom? „Opdat de geest behouden moge worden in de dag van de Heer.” Gods heilige geest is werkzaam op zijn volk. Deze geest is zijn werkzame kracht; hij is zijn leiding op zijn gemeente. Wij, de gemeente, moeten dezelfde geest van God bezitten. Wij moeten getuigenis afleggen jegens elkander. Die geest, welke wij door het begrijpen van Gods Woord ontvangen, moet werkzaam blijven, hij moet worden bewaard, hij moet worden behouden. En indien deze vroege gemeente te Korinthe deze man die hoererij had bedreven, in haar midden had gelaten, of indien Paulus niet handelend was opgetreden, dan zou dat beetje zuurdeeg de gehele gemeente, of het gehele deeg, doen gisten en bederven. „Een weinig zuurdeeg doet het gehele deeg gisten,” zeide Paulus. Daarom moest Paulus handelend optreden en dit zuurdeeg verwijderen, opdat de geest van God, deze zuivere, heilige geest of werkzame kracht van God, en de geest van de gemeente, die is gebaseerd op Gods woord, zouden blijven en behouden zouden worden, alles tot eer van Jehovah’s naam.
10. Welk zedelijk verderf sluit iemand van het Koninkrijk uit, zoals Paulus zegt, en wat moet een Christen in verband hiermede doen?
10 In 1 Korinthe 6:9-11(NW) zegt Paulus: „Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardige personen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor onnatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch inhalige personen, noch dronkaards, noch smaders, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven. En toch waren sommigen van u dergelijke personen. Maar gij zijt rein gewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt rechtvaardig verklaard in de naam van onze Here Jezus Christus en met de geest van onze God.” Paulus vestigt er de aandacht op dat personen die tot deze soorten van zondaren behoren, uit de wereld in Gods gemeente zijn gekomen, maar dat al deze soorten van zonde niet in de gemeente van God mogen blijven bestaan nadat zij die eens zulke zonden bedreven, eenmaal zijn rein gewassen. Wanneer iemand tot Gods organisatie komt en zich aan Hem wijdt, wordt hij gereinigd. Van die tijd af behoort hij rechte paden voor zijn voeten te maken en het Woord van God te volgen. Hij dient dergelijke dingen niet te bedrijven, en de Heer vergeeft hem alle dingen die in het verleden in zijn leven zijn gebeurd. Hun smet is weggewassen, en hij moet er niet naar terugkeren. Indien hij toch tot deze dingen terugkeert, begaat hij een zonde die verdient dat hij uit de gemeenschap wordt gesloten. Hij verkeert in gevaar de gemeente van God te verderven, en dat verderf moet worden weggenomen. Het is een zedelijk verderf.
11, 12. (a) Welke geestelijke gronden zijn er voor het uit de gemeenschap sluiten? (b) Wat moeten wij doen ten einde eenheid van geest in de gemeente te hebben?
11 Maar er zijn eveneens geestelijke gronden om personen uit Gods organisatie te verwijderen. Achterklappen, het voortbrengen van valse leerstellingen, het veroorzaken van verdeeldheid; zoals Paulus aan de Romeinen schreef: „Ik maan u nu aan, broeders, te zien op hen die in strijd met de leer welke gij hebt geleerd, verdeeldheid scheppen en aanleiding geven tot struikelen, en mijdt hen” (Rom. 16:17, NW). Het is zeer duidelijk. Het ware Woord van God was hun door Paulus geleerd. Indien er nu iemand in de gemeente komt, die tracht de trouw aan dat ware Woord van God te verbreken, aanleiding geeft tot struikelen of verdeeldheid in de gemeente veroorzaakt, is het noodzakelijk zulk een persoon te mijden. De beste manier om hem te mijden, is, die persoon uit de gemeenschap te sluiten, hem af te zonderen, hem buiten de gemeente te plaatsen, opdat de gehele gemeente rein blijft.
12 Tegen verdeeldheid en onenigheid van geest lezen wij in 1 Korinthe 1:10 (NW): „Ik maan u nu aan, broeders, door de naam van onze Here Jezus Christus dat gij allen in overeenstemming met elkaar zult spreken, en dat er geen verdeeldheid onder u dient te zijn, maar dat gij op passende wijze moogt worden verenigd in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang.” Gods gedachten moeten uw gedachten worden. Daarom komen wij als gemeente bijeen om het Woord van God te bestuderen, zodat zijn gedachten de onze worden. Indien wij Gods gedachten niet bezitten, indien wij niet diep nadenken over deze dingen die de geïnspireerde discipelen onder de aandacht brachten van de vroege kerk en die zijn opgetekend tot belering van ons in deze tijd, indien wij deze dingen niet leren, zullen wij niet Gods gedachten bezitten; en alleen zij die rechtvaardigheid liefhebben, zijn degenen die het koninkrijk des hemels zullen beërven. Zoals hij zeide: „Weet gij niet dat onrechtvaardige personen Gods koninkrijk niet zullen beërven?” Opdat wij dus dat koninkrijk of de zegeningen van de nieuwe wereld zullen beërven, moet onze geest zich op Gods onderwijzingen richten, en niet terugkeren tot die andere organisatie, de organisatie van de Duivel, welke zal worden vernietigd.
VOORBEELDEN
13. Waarom beschouwen wij in deze tijd oude Bijbelse voorbeelden van het uit de gemeenschap sluiten?
13 Laten wij nu enige voorbeelden uit de Bijbel beschouwen waarbij Jehovah God mensen uitwierp, buiten zijn gemeente, zich van hen ontdeed wegens hun verkeerde handelwijze; want, op dezelfde wijze als hij dit in vroegere tijden deed, zal hij het tegenwoordig ook doen, omdat hij wil dat het volk dat hem vertegenwoordigt, een rein volk is waarvan de leden dienaren van hem zullen zijn en dat zal staan voor zijn naam en voor zijn ware aanbidding. Er zijn vele voorbeelden in de Bijbel, doch laten wij er slechts enkele van beschouwen.
14. Welke les kunnen wij trekken uit het voorbeeld van Korach en degenen die met hem waren verbonden?
14 Neem Korach. Er waren sommigen in de tijd van Mozes die trots werden; in feite waren het er drie van hen die dachten: ’Wel, wij staan, aangezien wij van de stammen Israëls zijn, net zo goed in een verhouding tot God als Mozes. Waarom dient hij alle eer te ontvangen voor het middelaarschap?’ Maar zij spraken tegen Gods vertegenwoordiger. Mozes trad naar voren en maakte op zeer duidelijke wijze zijn mededelingen bekend. Hij zeide: ’Morgenochtend zullen wij zien wie Gods dienstknecht is en wie hij gebruikt om thans zijn werk voort te zetten. Wat er morgen zal gebeuren, zal niet slechts de natuurlijke dood van deze mensen zijn, maar God zal een wonder verrichten en Korach, Dathan, Abiram en al degenen die met hen zijn verbonden, uit de gemeente verwijderen.’ Wat gebeurde er de volgende morgen? De aarde opende zich, en al hun bezittingen, hun kinderen en hun vrouwen gingen levend in dat gat naar beneden. En Korach en de 250 oversten die wierook offerden, werden verteerd door vuur dat van Jehovah afkomstig was. Numeri 16:32, 35 (LV) zegt: „De aarde opende haar mond en verslond hen met hun gezinnen, alle menschen die bij Korach behoorden en al hun have. Toen ging een vuur uit van Jahwe en verteerde de tweehonderd en vijftig mannen die den wierook brachten.” God toonde zijn misnoegen over mensen die hem lasterden, die de regeling welke door God was getroffen, niet wilden aanvaarden. God zal dus hen die tegen hem opstaan, uit de gemeenschap sluiten. Hij zal zich van hen ontdoen. Hij zal hen uit de gemeente verwijderen.
15. Hoe licht Mirjams ondervinding de aangelegenheid toe?
15 Nu kunnen wij ons tot een ander voorbeeld in de Bijbel wenden. Numeri 12 vertelt ons over Mirjam en Aäron. Zij werden een beetje hoogmoedig. Mirjam was de zuster van Aäron en Mozes, maar zij werd trots en dwaas. Omdat zij de positie van een man in de gemeente wilde innemen en iets te zeggen wilde hebben over de regelingen des Heren onder de Israëlieten, werd zij met melaatsheid geslagen. Zij moest gedurende zeven dagen uit de gemeenschap worden gesloten of uit de gemeente worden gezet, en dan, alleen nadat haar broer Mozes Jehovah had gesmeekt haar leven te redden, en haar niet door melaatsheid te doden, werd zij gereinigd en kwam terug. Zij had trots en dwaas gehandeld. De Here God was niet van plan dat slag van mensen in zijn gemeente te hebben. Zij werd hersteld. Zij kwam terug, maar zij werd eerst gestraft, en Aäron leerde door deze ondervinding, die zijn zuster opdeed, waar hij diende te staan.
16. Hoe wordt door Achans ervaring aangetoond dat God geen dieven zal dulden?
16 Dan hebben wij dieven, die de Here God niet zal dulden in zijn organisatie. Wij hebben het voorbeeld van Achan. Toen de kinderen Israëls de Jordaan overstaken en onder leiding van Jehovah Jericho innamen, en hij de veldslagen voor hen won, werden aan de Israëlieten de instructies gegeven dat alle dingen in de stad voor de vernietiging waren bestemd, behalve de dingen van goud, zilver, koper en ijzer, die moesten worden weggelegd voor Jehovah. Niemand moest iets van de buit voor zichzelf nemen. Maar Achan dacht er enigszins anders over. Toen hij in Jericho kwam, vond hij een Babylonische mantel, 200 zilveren sikkelen, en een baar goud, die een gewicht had van 50 sikkelen, en hij zeide: ’Wel, ik neem het gewoon mee naar huis en begraaf het en houd het voor mij zelf. Niemand zal het ooit ontdekken.’ Maar hij bevond zich in Jehovah’s gemeente; nu was er verderf binnen deze gemeente. Dit moest worden ontdekt. Zij gingen verder met de strijd, nu tegen Ai, en de Israëlietische legers verloren. Zij konden niet winnen. Jozua kwam aan de weet dat er verderf in de gemeente was. Het moest worden verwijderd en overeenkomstig Jehovah’s regelingen wees het getuigenis op Achan als de verderver. Zij kwamen er achter dat hij zijn buit had verborgen in zijn tent. Wat gebeurde er nu? God wierp hem niet enkel uit de gemeente en sloot hem niet alleen zeven dagen buiten zoals hij met Mirjam had gedaan. Hij liet Achan doodstenigen, en zijn gezin met hem, omdat hij een dief was. — Joz. 6:17 tot 7:26.
17. Hoe wordt door de gevallen „zonen Gods” het uit de gemeenschap sluiten, toegelicht?
17 Eeuwen daarvoor, in de dagen van Noach vóór de vloed, waren er engelen in de hemel, geestelijke schepselen, die ongehoorzaam werden. Zij zagen dat de dochters der mensen schoon waren, en zij verlieten hun staat, kwamen naar beneden naar de aarde en namen voor zichzelf vrouwen. Hierin waren zij ongehoorzaam. En derhalve zegt 2 Petrus 2:4 (NW) ons over hen: „God [heeft] zich er niet van . . . weerhouden de engelen die hebben gezondigd, te straffen.” Neen, hij wierp hen in Tartarus en leverde hen over „aan afgronden van dikke duisternis om voor het oordeel te worden bewaard”. Zij waren ongehoorzaam, zij overtraden Gods wet, en hij sloot hen uit van zijn bijeenkomsten. Opdat zijn getrouwe schepselen beproefd zullen worden, bestaan zij nog steeds, ja, maar Gods oordelen zijn tegen hen opgetekend tot hun definitieve vernietiging.
18. Op welke wijze toont Judas aan dat het onvermoeid strijden voor het geloof met deze aangelegenheid verband houdt?
18 Ten slotte kunnen wij er toe overgaan de brief van Judas te beschouwen. Daarin wordt ons gezegd dat wij onvermoeid moeten strijden voor het geloof. Dit geloof werd ons overgeleverd door Christus Jezus; wij moeten er voor strijden. Het is het geloof dat werd gegeven aan de gemeente van de volgelingen van Christus Jezus, en hij wil niet dat dat geloof op enigerlei wijze wordt verdorven of veranderd. Een ieder die het tracht te veranderen, of hij nu opstandig, trots, diefachtig, ongehoorzaam of zedelijk verdorven is, zal worden uitgezuiverd. Hij zal worden verwijderd. Wij zien nu hoe boze mensen binnensluipen, goddeloze mensen, en wij moeten trachten hen te vinden en wij moeten hen uit de gemeente werpen. Zoals Judas zegt in het 8ste en 16de vers: „Ook deze mensen, die zich aan dromen overgeven, [bezoedelen] het vlees en zij minachten heerschappij en spreken schimpend over heerlijken. Deze mensen zijn murmureerders, klagers over hun levenslot, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan, en hun mond spreekt opgeblazen dingen, terwijl zij, ter wille van hun voordeel, persoonlijkheden bewonderen.” Ja, deze soorten van personen, die zo juist zijn beschreven, zijn het slag van mensen dat wij niet in de gemeente van de Heer wensen, en wanneer zij daar zijn, dan moeten zij door de gemeente worden verwijderd. Anders doet een weinig zuurdeeg het gehele deeg gisten.