Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w52 15/12 blz. 376-383
  • Een sterke toevlucht in deze tijd

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Een sterke toevlucht in deze tijd
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • JEHOVAH’S VIJANDEN HATEN
  • ZINGEN EN VERTROUWEN
  • DE POORT, DE NATIE EN HET DOEL
  • Zegeningen door dienst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • De naam van Jehovah een sterke toren
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Door Jehovah onderwezen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
  • Het visioen van de „Tijd van het einde”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehova’s koninkrijk 1951
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
w52 15/12 blz. 376-383

Een sterke toevlucht in deze tijd

1, 2. Waarom moeten wij in deze tijd hetzelfde vertrouwen in Jehovah’s naam hebben als zijn dienaren in het verleden? En aan welke toestanden zullen wij waarschijnlijk het hoofd moeten bieden?

DE KRACHTIGE en treffende ervaringen die in het voorgaande artikel onder onze aandacht werden gebracht, tonen duidelijk aan op welke wijze de getrouwe dienaren van God in het verleden in de naam van Jehovah als in een „sterke toren”, toevlucht namen. In deze tijd doen wij precies hetzelfde. Dezelfde Jehovah in wie zij vertrouwden, is Degene in wie wij in deze tijd geloven en ons vertrouwen stellen. Wij moeten zowel persoonlijk als gezamenlijk een sterk vertrouwen in Jehovah hebben, en of het nu afzonderlijke personen of plaatselijke groepen of internationale organisaties zijn die ons trachten te benadelen, de gedragslijn die wij dienen te volgen, is duidelijk voor ons afgebakend.

2 In deze laatste dagen dreigen schreeuwerige bullebakken en snoevers Jehovah’s volk lichamelijk letsel toe te brengen, en wij weten dat wij zelf niet de kracht bezitten hun aanvallen te weerstaan. Het kan zijn dat in getrouwheid aan de waarheid en in gehoorzaamheid aan de geboden van de Heer, een bepaalde gedragslijn moet worden gevolgd, maar wanneer dit wordt gedaan, wordt er met kwaad gedreigd. Of het kan zijn dat de positie welke iemand in de handelswereld inneemt, wordt bedreigd omdat hij met het volk des Heren is verbonden. Of misschien zijn de toestanden thuis erg hachelijk geworden als gevolg van getrouwheid aan de waarheid en wordt er gedreigd met wreedheid en andere vormen van tegenstand tenzij van de juiste handelwijze wordt afgezien. Of het kan zijn dat het gepeupel te hoop is gelopen om getrouwe getuigen een afranseling te geven of hen uit de stad te verdrijven en er is geen mogelijkheid om te ontsnappen. Wat zouden wij in deze omstandigheden doen?

3. Wat moeten wij in tijd van nood doen opdat wij in zijn naam toevlucht kunnen nemen?

3 Bedenk in de eerste plaats eens wie gij zijt, dat gij een kind van God zijt, een getrouwe volgeling van Christus, en dat deze dingen niet zouden komen wanneer gij niet uw best had gedaan Jehovah te dienen. Zij zijn u niet overkomen ten gevolge van uw eigen dwaasheid of ten gevolge van een overtreding die gij hebt begaan. Bedenk tevens dat uw God de Almachtige Schepper van het universum is, hij is de Allerhoogste en zijn Zoon is de Koning van de nieuwe wereld en is thans op de troon geplaatst; dat Jehovah vele malen heeft beloofd voor zijn getrouwen te zorgen en dat wij, wanneer wij in nood verkeren, op hem een beroep dienen te doen om ons te hulp te komen. Hij zal even betrouwbaar zijn als zijn woord. In bepaalde omstandigheden zult gij het moeilijk vinden hiervan onmiddellijk overtuigd te zijn, maar hebt vertrouwen in Hem en bemerkt dat het waar is. Wanneer gij u op hem verlaat, moet gij volledig vertrouwen hebben en niet slechts hopen dat God iets zal doen om u te helpen, maar gij dient er absoluut zeker van te zijn dat hij het zal doen. En hoe kunnen wij daar zo zeker van zijn? Eenvoudig omdat hij het heeft beloofd. Zijn naam houdt zo veel in. Zijn naam houdt alles in en is toereikend genoeg om in al onze noden te voorzien. Kunnen wij ons dit in herinnering brengen? Zijn wij er zeker van? Kunnen wij er vertrouwen in stellen?

4. Hoe vatten wij moed in Jehovah, en waarom is dit noodzakelijk?

4 Vat moed in zijn naam door u in herinnering te brengen wat deze betekent en wat er bij is betrokken. Het is zeer noodzakelijk moed te vatten en ons te versterken. Er staat over koning David geschreven: „En David was zeer beangst, daar het volk hem wilde steenigen; . . . Maar David sterkte zich in den Heer [Jehovah] zijnen God” (1 Sam. 30:6, Lu). Hij zal zich in herinnering hebben gebracht dat hij aan Jehovah had gevraagd of hij zou optrekken en de Filistijnen zou verslaan, en dat hem was gezegd dit te doen, en nu hadden de Amalekieten een inval gedaan en veel schade aangericht; daarom versterkte hij zich. (Zie Psalm 42:7-9.) Wij moeten hetzelfde doen. Het is zo noodzakelijk dat wij er bij stilstaan welke handelwijze wij hebben gevolgd en ons herinneren hoe ze werd beproefd tot het uiterste van ons vermogen ten einde er zeker van te zijn dat ze in overeenstemming was met Gods wil, en wanneer wij deze zekerheid hebben verkregen, zullen wij onwrikbaar staan. Heb vervolgens vertrouwen, wees overtuigd, twijfel niet, besef ten volle dat wij ons op de naam Jehovah kunnen verlaten als op een sterke toren, en daarin zijn wij veilig.

5. Noem enkele van de beloften die Jehovah heeft gedaan waarin wij vertrouwen moeten hebben. Waarom moet ons vertrouwen volledig zijn?

5 Bedenk hoe de naam alles te kennen geeft omtrent de Eeuwige. Hij die doet wat hem ook behaagt, de alvermogende, alwijze, eeuwig liefhebbende Opperste Souverein. Deze God is onze God, onze beschermer te allen tijde. Zijn oog slaapt nimmer, zijn oor is altijd open en nooit zal blijken dat hij niet waakzaam is. Herinner u enkele van zijn beloften, zoals: „Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen. Ik zeg tot den HERE [Jehovah]: Mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wien ik vertrouw. Want Gij, o, HERE [Jehovah], zijt mijn toevlucht. Den Allerhoogste hebt gij tot uw schutse gesteld; geen onheil zal u treffen, . . . Roept hij Mij aan, Ik zal hem antwoorden; Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal hem uitredden en tot ere brengen” (Ps. 91:1, 2, 9, 10, 15, NBG). Deze ware, door Jehovah geschonken beloften, staan opgetekend om zijn volk in alle wanhopige toestanden, verdrukkingen, moeilijkheden, aanvallen en gevaren moed te geven. Aldus kunnen zij zekerheid hebben om vertrouwen in hem te stellen. De naam is een onzichtbare vesting en door ons volledig te verlaten op datgene waarvoor de naam instaat, stellen wij ons in de sterke toren. Maar ons vertrouwen moet volledig zijn. Wanneer wij een beroep doen op zijn barmhartigheid en getrouwheid, zullen ze ons deel zijn.

6. Wat zijn enkele van de schriftuurplaatsen die over tegenstand van de natiën tegen Gods volk spreken? en hoe is dit tot op zekere hoogte in vervulling gegaan?

6 De tegenstand die wij ondervinden, is nationaal en internationaal, want deze wereld haat Jehovah en zijn volk. Dit wordt in de Psalmen beschreven: „Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid? De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den HERE [Jehovah], en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.” „Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen, die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op.” „Want zie; Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken het hoofd op. Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen. Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israëls niet meer gedacht worde” (Ps. 2:1-3; 74:23; 83:3-5). De vijanden van Jehovah hebben meer dan eens getracht aan Gods volk een einde te maken, zoals bijvoorbeeld in een recente poging van 1917–1918. Deze poging faalde, want Jehovah hoorde het geroep van hen die op hem vertrouwden en bevrijdde hen uit de kuil des doods. In 1933, toen de sadistische gedemoniseerde snoevers, met de beruchte, gruwelijke Nazi-organisatie, de rijen van Jehovah’s volk binnendrongen, deden zij wederom hun uiterste best hen te vernietigen. Zij faalden erbarmelijk, want zij die zich in Jehovah’s organisatie bevonden, stelden vertrouwen in de naam, en deze vijanden werden afgesneden. Daarna, in 1939 en gedurende de 2de Wereldoorlog, trachtten de vijanden van Gods koninkrijk een einde aan hen te maken door hun onmenselijke vervolgingen, gevangenissen, verbodsbepalingen, martelingen en terechtstellingen. Wederom slaagden zij er niet in aan de heilige natie, die strikt aan de waarheid vasthield, een einde te maken. Deze natie had de naam leren kennen en had geleerd wat deze inhield, en ze vertrouwde er op.

7. Wat brengt het met zich wanneer wij Jehovah’s voornemens tot onze voornemens maken?

7 Enkelen van Jehovah’s volk hebben verschrikkelijk geleden, en sommigen werden door hun vijanden ter dood gebracht, maar het voornemen van Jehovah is niet belemmerd en de bestemming van de getrouwen is zeker — even zeker als de bestemming van Abraham, David, Daniël en van vele anderen. Zij allen stierven in geloof, kennende zijn naam. Wij moeten allen, evenals dezen begrijpen dat onze belangen volledig moeten worden ondergedompeld in Jehovah’s voornemens. Zolang deze voorspoedig zijn, zijn wij gelukkig, of wij nu leven of sterven, want het is zeker dat wij eeuwig leven zullen verkrijgen wanneer wij getrouw zijn. Er is geen belofte gedaan dat wij nooit onder welke omstandigheid ook, zullen worden vervolgd of geestelijk of lichamelijk zullen worden benadeeld. In feite hebben alle getrouwen vóór deze tijd geleden, en Paulus’ waarschuwing luidt: „Trouwens, allen die met godvruchtige toewijding in gemeenschap met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook worden vervolgd” (2 Tim. 3:12, NW). Doch ons is met zekerheid bescherming beloofd indien wij ons met ons gehele hart op Jehovah verlaten.

8. Toont Jehovah in deze tijd zijn macht ten behoeve van zijn volk? Welke gevolgtrekking zijn onze vijanden hierdoor geneigd te maken?

8 Thans, aan het einde van dit huidige samenstel van dingen, gaat Jehovah een wonderbaarlijk werk verrichten, want hij zal zijn wonderbaarlijke kracht ten behoeve van zijn getrouwen ten toon spreiden. Zij zullen overvloeien van dankbaarheid wanneer zij zijn macht in werking zullen zien om hen te verdedigen en de tegenstanders te vernietigen. Zij die buiten staan, zullen door vrees worden bevangen wanneer zij Jehovah’s verschrikkelijke daden zien. Thans worden wij gesmaad en wordt ons allerlei schade berokkend, en daarom moeten wij gehoorzaamheid en getrouwheid oefenen. Wij zijn in werkelijkheid een gemakkelijk doelwit voor de vijanden. Onze vijanden zeggen: „Zij kunnen zich niet verdedigen. Hun God kan hen niet helpen. Indien hij het zou kunnen, waarom heeft hij het dan niet reeds gedaan?” Het is waar, Jehovah strijdt onze gevechten in deze tijd niet op agressieve wijze, en soms lijkt het dat wij aan de vijandelijke aanvallen zijn prijs gegeven zonder veel bescherming te genieten — net genoeg om het werk tot een goed einde te brengen, en van tijd tot tijd wordt ons een bewijs geschonken van zijn kracht ten behoeve van ons.

9. Zal Jehovah opstaan en voor zijn volk strijden? Wanneer, en wat zal dan gebeuren?

9 Jehovah heeft beloofd dat het niet altijd zo zal zijn, want de rollen zullen worden omgedraaid. Dan zullen de vele vijanden die wij hebben, het doelwit van Jehovah’s misnoegen zijn. In deze tijd laat Jehovah toe dat zij ons erg veel kwaad berokkenen, maar wanneer hij opstaat om te strijden, zal hun afschuwelijke vervolging plotseling tot een einde worden gebracht, en de grond zal met hun dode lichamen bezaaid liggen. Hoe waardeloos zal de machtige organisatie van Satan dan zijn, want Jehovah zal er op blazen en ze zal verdwijnen! Het enige wat wij te doen hebben, is te wachten tot Jehovah metterdaad voor ons strijdt en dan zal er in ieder opzicht volledige en absolute veiligheid zijn. Jehovah zal zijn volk voor elk lichamelijk letsel vrijwaren ten einde te demonstreren dat zijn woord waarachtig is. De vele ervaringen waarin Jehovah’s macht ten aanzien van zijn volk, tijdens de vernietiging van hun vijanden, wordt beschreven, zullen dan op veel grotere schaal dan ooit tevoren in vervulling gaan. Dan zal er geen twijfel over bestaan wie onze God is, want zij zullen het weten door wat zij zien en ervaren. Hij is Jehovah en zal doen wat hem behaagt. „Daarom, wacht op mij, zegt Jehovah, tot de dag waarin ik opsta tot de buit; want ik ben besloten de natiën te verzamelen, opdat ik de koninkrijken kan vergaderen om op hen mijn verontwaardiging uit te storten, ja, al mijn vurige toorn; want de gehele aarde zal door het vuur van mijn naijver worden verteerd.” „Dan zal Jehovah uittrekken en tegen die natiën strijden zoals toen hij streed in de dag van de strijd. En het zal in die dag geschieden dat er een groot tumult afkomstig van Jehovah onder hen zal zijn.” — Zef. 3:8; Zach. 14:3, 13, AS.

JEHOVAH’S VIJANDEN HATEN

10. Verklaar het verschil tussen het liefhebben van onze vijanden en het haten van Gods vijanden.

10 De Here Jezus zeide: „Blijft uw vijanden liefhebben” (Matth. 5:44, NW). En hij zeide ook: „Iedere soort van zonde en lastering zal de mensen worden vergeven, maar de lastering tegen de geest zal niet worden vergeven. Al wie bijvoorbeeld een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven, maar al wie spreekt tegen de heilige geest, het zal hem niet worden vergeven, neen, niet in het tegenwoordige samenstel van dingen noch in het toekomende” (Matth. 12:31, 32, NW). Mensen kunnen ons veroordelen en toch bestaat de mogelijkheid dat het hun wordt vergeven. Wij hebben hen niet lief om hun daden waardoor zij ons schade berokkenen maar toch mag er op grond hiervan geen haat tegen hen bestaan. Het gebod luidt veeleer, voor zulke mensen te bidden. Maar de situatie verandert geheel en al wanneer tegenstanders vijandig gezind worden tegen God en de geest, zodat zij zelfs ondanks de feiten die een bewijs vormen van Jehovah’s bekwaamheid en macht, deze feiten verdraaien en God van boosheid beschuldigen. Door zulk een algehele ontaarding kunnen zij alleen worden geïdentificeerd met Satan, de grote tegenstander, wiens einde de vernietiging is. Satan is onze vijand, en hij is ook Gods vijand. De Here Jezus deed geen beroep op ons, hen lief te hebben die God haatten. Zijn eigen gedragslijn is voor ons een gids. Toen hij door de Duivel werd verleid, zeide hij: ’Ga weg Satan, want er staat geschreven: Jehovah uw God moet gij aanbidden.’ Wederom zeide hij: „Die was een mensenmoordenaar toen hij begon, en hij is in de waarheid niet staande gebleven, want er is geen waarheid in hem. . . . hij is een leugenaar en de vader der leugen.” God heeft vijandschap gezet tussen het zaad van de vrouw en het zaad van de slang, en vijandschap betekent vijandigheid of haat. Wij kunnen daarom deze wereld, Satan of zijn zaad niet liefhebben. — Luk. 4:8; Joh. 8:44, NW; Gen. 3:15; Jak. 4:4; 1 Joh. 2:15-17.

11. Wat betekent het haten van Gods vijanden wel en wat betekent het niet?

11 Haters van God en zijn volk moeten worden gehaat, maar dit betekent niet dat wij elke gelegenheid te baat zullen nemen om hen in een geest van kwaadaardigheid of wrok lichamelijk pijn te doen, want zowel kwaadaardigheid als wrok behoren tot de Duivel, terwijl zuivere haat geen eigenschap van hem is. Wij moeten in de meest zuivere zin van het woord datgene haten wat met diepe en hevige afkeer beschouwd moet worden, wat als walgelijk, verfoeilijk, en vuil geacht moet worden en wat is te verafschuwen. Stellig is niemand die God haat, geschikt om op zijn schitterende aarde te leven. De aarde zal van de goddelozen worden bevrijd en wij zullen geen vinger behoeven uit te steken ten einde te veroorzaken dat hun lichamelijk kwaad zal overkomen, want daar zal God voor zorgen, maar wij moeten een juist beeld van deze vijanden bezitten. Zijn naam betekent vergelding aan de vijanden.

12. Wat dient volgens Gods Woord onze handelwijze te zijn ten opzichte van hen die Jehovah haten? Wat zal ons besluit en onze houding zijn?

12 Wat doet u met iets wat walgelijk en weerzinwekkend is, wat u verfoeit en verafschuwt? Het antwoord is eenvoudig. Gij gaat er vandaan of gij verwijdert het uit uw onmiddellijke omgeving. Gij wenst er in het geheel niets mee te maken te hebben. Zo moet precies onze houding zijn tegenover de haters van Jehovah. Er staat profetisch geschreven: „Gij zult de goddelozen stellig doden, O God: wijkt daarom van mij, gij bloeddorstige mannen. Want zij spreken goddeloos tegen u, en uw vijanden gebruiken uw naam ijdel. Haat ik niet hen, O Jehovah, die u haten? En heb ik geen verdriet over hen die tegen u opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat” (Ps. 139:19-22, AS). Bloeddorstige mensen zijn bloedvergieters, en daarom zijn het misdadigers. Wij verafschuwen hun gedrag door en door. Denk aan de afschuwelijke behandeling welke onze broeders gedurende de 2de Wereldoorlog en na die tijd in Duitsland, Griekenland en Polen hebben ondergaan ten gevolge van de wreedheid en beestachtigheid van de totalitaire organisatie, waarbij duizenden door die bloeddorstige schepselen werden gedood! Wij hebben een volkomen afschuw van hun beweegredenen, oppositie tegen Jehovah en zijn volk, hun valsheid en hun goddeloze afgodische doeleinden. Met hen laten wij ons niet in, wij stellen geen belang in hen noch voelen wij genegenheid voor hen.

13. Toon aan hoe de schriftuurplaats in Psalm 74:10, 11 thans in vervulling gaat. Kunnen wij verwachten dat God dit gebed zal verhoren?

13 Jehovah’s vijanden zijn te herkennen aan hun houding waaruit blijkt dat zij een intense hekel hebben aan zijn volk en het werk dat zij doen. Want indien zij konden, zouden zij het werk te gronde richten en alle getuigen van Jehovah tot opsluiting in gevangenissen of concentratiekampen laten veroordelen. Niet omdat zij persoonlijk iets tegen de getuigen hebben, maar wegens het werk dat zij verrichten. Zij verkondigen lasterlijke leugens en smaden de heilige naam van Jehovah. Haten wij niet degenen die God haten? Wij kunnen deze boosaardige vijanden niet liefhebben, want zij zijn alleen voor de vernietiging geschikt. Wij bidden het gebed van van de psalmist: „Hoe lang nog zal de tegenstander honen, o God; zal de vijand uw naam voor altijd versmaden? Waarom houdt Gij uw hand, ja uw rechterhand, terug? Trek ze uit uw boezem, verdelg!” (Ps. 74:10, 11, NBG) Wij bidden met intensiteit en zenden dit gebed luide tot Jehovah op niet langer te talmen, en wij smeken dat zijn toorn openbaar moge worden. Breng uw arm te voorschijn en laten de vijanden hem zien, en gebruik hem tot hun nadeel en vernietiging. De tijd is thans stellig rijp, de ongerechtigheid van Jehovah’s vijanden heeft haar hoogtepunt bereikt. Wij zeggen beslist allen: „O Jehovah, onthoudt u er niet van de goddelozen te straffen. Breng uw hand te voorschijn en gebruik hem om uw vijanden uw naam te doen kennen? Wend uw macht opnieuw aan, want met één slag van uw arm zouden de vijanden verdwijnen!”

14. Hoe worden wij door andere uitdrukkingen in de Psalmen betreffende Jehovah’s vijanden geholpen in deze tijd de juiste zienswijze te verkrijgen?

14 Zij die tot Jehovah’s volk behoren, brengen nog meer profetische woorden tot uitdrukking, als waren ze van hen zelf: „Waak op, mij ter hulpe, en zie. Gij HERE [Jehovah], God der heerscharen, God van Israël, ontwaak om al de heidenen te straffen, heb geen genade voor alle ongerechtige verraders [overtreders]. Des avonds komen zij terug, zij huilen als honden.” Hier worden de vijanden van Jehovah gelijk door vlooien gekwelde, schurftige straathonden beschouwd, „Doe hen door uw macht omdolen, stort hen neder, . . . laten zij daarom in hun hoogmoed gevangen worden, en om de verwensing en de leugen die zij vertellen. Vernietig hen in grimmigheid, vernietig hen, zodat zij niet meer zijn; opdat zij gewaar worden, dat God heerst in Jakob, tot aan de einden der aarde” (Ps. 59:5-7, 12-14, NBG, AS). Dit zijn de juiste gevoelens, verlangens en gebeden van de rechtvaardigen in deze tijd. Zijn ze ook de uwe? Gij kunt er van verzekerd zijn dat gij naar de mate dat gij de naam Jehovah kent en liefhebt, deze gevoelens zult bezitten. Wanneer gij Jehovah niet kent, is het begrijpelijk dat gij u er niet om bekommert wat er gebeurt. Maar wanneer gij hem liefhebt, zult gij u er ten zeerste om bekommeren wat er met zijn heilige naam gebeurt, en zij die deze naam door de modder, het slijk en de vuiligheid van dit gedegenereerde, walgelijke oude samenstel van dingen sleuren, laten u in genen dele onverschillig.

15, 16. Om welke reden bidden wij zoals in Psalm 83 wordt aangegeven? En welke woorden van troost en verzekering heeft Paulus gegeven?

15 Zij die Jehovah werkelijk liefhebben, verhogen de glorierijke naam en trachten alle vuile smetten die de mensen er op hebben geworpen, te verwijderen, en Jehovah heeft hen om deze kostbare dienst lief. Hij kan ook zelf zijn eigen naam verhogen en zal dit zeer binnenkort ook doen, maar in deze tegenwoordige tijd schept hij behagen in degenen die hun liefde voor hem op deze wijze demonstreren. Zijn naam liefhebben, betekent deze als een schat te bewaren, hem te beschermen, te verdedigen en er voor te strijden. Zij die dit doen, worden door Jehovah geëerd. Hoe gevoelig zijn wij er voor wanneer zijn heilige naam smaad wordt aangedaan. Hoe verachten wij de werkers der ongerechtigheid en hen die Gods organisatie zouden willen afbreken! Daarom bidden wij: „Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison, die bij Endor vernietigd werden, tot mest werden voor het land. . . . maak hen als een werveldistel, als kaf voor den wind. Gelijk een vuur dat het woud verbrandt, gelijk een vlam die de bergen in laaienden gloed zet, vervolg hen zó met uw storm, verschrik hen met uw wervelwind; overdek hun aangezicht met schande, opdat zij uw naam zoeken, o HERE [Jehovah]. Laten zij voor immer beschaamd en verschrikt worden, schaamrood worden en te gronde gaan, opdat zij weten, dat alleen uw naam is: HERE [Jehovah], de Allerhoogste over de ganse aarde.” — Ps. 83:10-19, NBG.

16 Er bestaat geen twijfel over dat deze goddeloze schepselen die Jehovah smaden en onteren, die de zuivere en ware religie lasteren, die de getrouwe aanbidders trachten te vernietigen, Gods heilige stad Zion binnendringen en trachten de kinderen van de Heer vrees aan te jagen en hen beestachtig mishandelen en doden, die in elk opzicht de werkelijke vijanden van Jehovah zijn, alleen geschikt zijn om gevangen en gedood te worden. Maar het voltrekken van het oordeel zal door Jehovah worden gedaan, want hij zal vaststellen wie de onverbeterlijken zijn. Dezen bepalen stellig thans hun eigen bestemming, en dan komt de tijd waarin de zonde en de zondaar niet gescheiden kunnen en ook nimmer gescheiden zullen worden. De apostel Paulus zeide: „Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het rechtvaardig is van Gods zijde verdrukking terug te betalen aan hen die verdrukking voor u veroorzaken, maar, voor u die verdrukking lijdt, verademing tezamen met ons bij de openbaring van de Here Jezus uit de hemel met zijn machtige engelen in een vlammend vuur wanneer hij verdiende bestraffing brengt over hen die God niet kennen en hen die het goede nieuws over onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen de straf betalen van eeuwige vernietiging, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte.” — 2 Thess. 1:6-9, NW.

17. Waar moeten wij wat ons zelf betreft voor waken?

17 In onze heilige ijver voor Jehovah’s naam moeten wij er altijd voor waken dat wij ook zelf rein zijn in onze aanbidding van Jehovah, en dezelfde gevoelens des harten hebben als de psalmist toen hij bad: „Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op den eeuwige weg.” „Maar ik zal van uw sterkte zingen; ja, ik zal des morgens luid zingen over uw goedertierenheid: want gij zijt mijn hoge toren geweest, en een toevlucht in de dag der benauwdheid. U, o mijn sterkte, zal ik loven; want God is mijn hoge toren, de God van mijn barmhartigheid” (Ps. 59:16, 17, AS; 139:23, 24, NBG). Wij snellen altijd naar onze sterke toren, want wij weten dat de naam Jehovah betekent dat hij barmhartig, genadig, langzaam tot toorn en overvloedig in goedertierenheid is.

ZINGEN EN VERTROUWEN

18. Waarom moeten wij zingen? Waarin bestaat het lied? En hoe verschijnt Moab in het beeld?

18 Wij moeten zingen omdat wij vertrouwen. Waarover zullen wij zingen? In het profetische woord worden de inlichtingen en onderwijzingen verschaft. „Te dien dage zal dit lied in het land van Juda worden gezongen: Wij hebben een sterke stad; redding zal hij voor muren en verschansingen stellen. Opent de poorten, opdat de rechtvaardige natie die de trouw bewaart, kan ingaan. Gij zult hem in volmaakte vrede bewaren wiens geest op u is gevestigd; omdat hij op u vertrouwt. Vertrouw op Jehovah voor immer, want in Jehovah, ja, Jehovah, is een eeuwige rots” (Jes. 26:1-4, AS). Er wordt een korte beschouwing gegeven over het verband van deze schriftuurplaats. Hoofdstuk 25 heeft betrekking op Moab, de nabije buren van Juda en afstammelingen van Lots oudste dochter. Zij waren de tegenstanders van de Israëlieten geweest van de tijd af dat zij weigerden Israël van proviand te voorzien toen dezen naar het beloofde land trokken. Moab huurde Bileam om Israël te vervloeken. (Zie ook Numeri 22; 23; 24; 25:1-5 en Deuteronomium 23:3.) Zij hadden grote verachting voor Jehovah’s volk en beroemden zich op hun „verheven stad”, wier tegenbeeld in deze tijd die rijke, verheven stad is, de machtige religieuze organisatie die Satans hele organisatie vertegenwoordigt. De huidige Moabieten zijn de belijdende Christenen wier woorden en daden even ver van het Christendom en van de ware aanbidding van Jehovah zijn verwijderd als Moab van de ware aanbidding en het verbond van Jehovah was verwijderd. Jehovah had Moab van zijn voornemen in kennis gesteld, haar voor ongerechtigheid en tegenstand te straffen.

19. Wie zijn de huidige Moabieten, en welke houding leggen zij ten aanzien van Jehovah’s volk aan de dag?

19 De huidige Moabieten hebben Jehovah’s getuigen tegengestaan met een haat welke niet is geboren uit rechtvaardigheid maar uit de Duivel, haat die tegen alle rechtvaardigheid is. Hun haat tegen Gods ware volk neemt toe wanneer zij het duidelijke bewijs zien dat Jehovah’s gunst op ons rust en de duidelijke ongenade zien waarin zij zich bevinden. Zij stellen alle pogingen in het werk, de mensen van goede wil te verhinderen de nieuwe wereld in te gaan. Zij zijn wat materiële dingen betreft rijker dan Jehovah’s getuigen, en daardoor zijn zij zeer hoogmoedig en arrogant. Zij bevinden zich aan de ene zijde van de grote „Dode Zee”, en wij aan de andere. De kloof is bepaald en is even onveranderlijk als Jehovah’s oordeel, hetgeen ons op zeer krachtige wijze herinnert aan de grote kloof tussen de „rijke man”-klasse en de „Lazarus”-klasse in de illustratie welke staat opgetekend in Lukas 16:19-31 (NW): „En behalve dit alles is er tussen ons en ulieden een grote kloof gevestigd, zodat zij die van hier tot ulieden willen overgaan, niet kunnen, noch mensen van daar naar ons kunnen oversteken.”

20. Hoe zeer zullen zij worden vernederd wanneer Jehovah hun hoogmoed breekt?

20 De huidige Moabieten zullen worden vernederd, want Jehovah heeft volledig met hen afgedaan. Hoor slechts wat een gedeelte van de bestraffing is: „Want de hand des HEREN [van Jehovah] zal op dezen berg rusten, maar Moab zal op zijn plaats neergestampt worden, zoals stro neergestampt wordt in het water van een mestkuil. Spreidt het zijn handen daarin uit, zoals een zwemmer ze uitspreidt om te zwemmen, dan zal Hij zijn hoogmoed vernederen ondanks zijn listige handgrepen.” Het staat vast dat iemand niet veel hoogmoed overhoudt wanneer hij in een mesthoop wordt vertreden, hetgeen aantoont welk een algehele minachting Jehovah heeft voor het huidige Moab dat hij in het slijk der schande laat rondwentelen. „Want Gij hebt de stad tot een steenhoop gemaakt, de versterkte veste tot een bouwval, den burcht der vreemden tot wat geen stad meer is; in eeuwigheid zal deze niet herbouwd worden.” „Want Hij heeft de bewoners der hoogte, der ontoegankelijke veste [de verheven stad] neergeworpen, Hij vernedert haar, vernedert haar tot den grond toe, doet haar tot in het stof neerstorten. Voeten zullen haar vertreden: de voeten der ellendigen, de treden der geringen.” — Jes. 25:10, 11, 2, NBG; 26:5, 6, NBG, AS.

21. Waarom heeft Moab geen verdediging tegen de dag des oordeels? Hoe wordt ons zingen hierdoor aangemoedigd?

21 Wat een geweldige ommekeer zal er plaatsvinden wanneer dit gebeurt! De rollen zullen worden omgedraaid! De heerlijken zullen omlaaggehaald worden en zij zullen niet meer in de hoogte wonen als de groten, rijken en invloedrijken dezer wereld, tot de laagst denkbare plaats zullen zij worden gebracht, zo laag en onterend dat deze alleen kan worden vergeleken met het vertreden worden onder de voeten der armen, gelijk stro op een mesthoop. Het verheven uiterlijk van de Christenheid, haar snoevende woorden en pocherige tong, haar superieure houding tegenover het Woord van God, haar vertrouwen in afgoden, mensen en rijkdommen, wat tot deze wereld behoort, zal haar geen zekerheid of enige veiligheid verschaffen voor Jehovah’s storm en verwoesting. Zij hebben geen verdediging en worden te schande gemaakt. In die tijd ’zal dit lied worden gezongen’. Dit is een bevel van Jehovah en het moet worden gehoorzaamd, namelijk, dit lied te zingen. Het luidt: „Wij hebben een sterke stad; redding zal hij voor muren en verschansingen stellen. Opent de poorten, rechtvaardige natie die de trouw bewaart, kan ingaan” (Jes. 26:1, 2, AS). Dit is het thema, en het lied zal nog beter kunnen worden begrepen wanneer wij de vele andere profetische uitspraken beschouwen, zoals Jesaja 12, Jesaja 4:2-6, Psalm 145, 146, 150. Zing dit lied met hart en ziel. Zing luidkeels: „Groot is de HERE [Jehovah] en hoog te loven in de stad van onzen God zijn heilige berg. Schoon door zijn verhevenheid, een vreugde voor de ganse aarde is de berg Sion, ver in het Noorden, de stad van den groten Koning” (Ps. 48:2, 3, NBG). Gods organisatie is wonderbaarlijk en in schoonheid boven alles verheven en het koninkrijk van de Here Jezus Christus is de hoop van alle volkeren. — Ps. 48:13, 14, NBG.

22. Wat biedt Jehovah’s „sterke stad” aan de „gevangenen”-klasse, en over welk een uitgestrektheid moet dit lied worden gezongen en gehoord?

22 De verdedigingswerken van de Christenheid hebben geen waarde, maar Jehovah’s getuigen hebben een „sterke stad”, en dit is iets waarover gezongen kan worden. Er zijn millioenen die een veilige plaats verlangen en veiligheid behoeven. Laat hen weten dat wij een „sterke stad” bezitten! „Gij zult uw muren Redding heten, en uw poorten Lof” (Jes. 60:18, AS). Alleen Gods koninkrijk biedt zulk een bescherming en redding, want wanneer men zich in de stad bevindt, is men veilig. Zij die gered wensen te worden, moeten zich naar Gods organisatie begeven, er zien binnen te komen, en er voor altijd blijven. Het is een werkelijke vrijstad. De menigten moeten door de poorten binnenkomen, zing daarom luid, duidelijk en harmonieus, opdat allen mogen weten dat er een sterke stad is die redding biedt, en dat het onze stad is. Het is Jehovah’s stad. In alle landen moet het lied gezongen worden: „Verheerlijkt den HEER [Jehovah] in het lichtoord van het oosten, op de eilanden der westzee den naam des HEEREN [van Jehovah], den God van Israël! Van het einde der aarde hoorden wij lofgezang: Heerlijkheid voor de rechtvaardigen!” (Jes. 24:15, 16, OB) Dit lied zal nooit ophouden, maar het zal voortduren, totdat iedereen die leeft, het zingt. Laat alles wat leeft, Jehovah lofzingen!

DE POORT, DE NATIE EN HET DOEL

23. Wanneer is Zion opgebouwd? Welke natie gaat er binnen wanneer God de poorten opent, en wie volgen?

23 „Opent de poorten opdat een rechtvaardige natie die getrouwheid bewaart, er kan binnengaan. Gij zult een geschraagd voornemen behoeden, en zeggen: Hebt voorspoed! Hebt voorspoed! omdat hij er toe werd gebracht op u te vertrouwen. Vertrouw op Yahweh tot in de toekomst, — want in Yah, Yahweh is een rots der eeuwen” (Ro). De poorten moeten worden ontsloten, opdat de natie kan ingaan. In 1919 was het getrouwe gezalfde overblijfsel in afwachting in de pas-opgerichte stad Zion te worden binnengelaten. „Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, . . . want de bepaalde tijd is gekomen.” ’De HERE [Jehovah] heeft Sion gebouwd, en is in zijn heerlijkheid verschenen’ (Ps. 102:14-17, NBG). Zij baden: „De HERE [Jehovah] heeft mij zwaar gekastijd, maar aan den dood heeft Hij mij niet overgegeven. Ontsluit mij de poorten der gerechtigheid, ik zal daardoor binnengaan, ik zal den HERE [Jehovah] loven. Dit is de poort des HEREN [van Jehovah], de rechtvaardigen gaan daardoor binnen” (Ps. 118:18-20, NBG). Het gevolg hiervan was dat Zion veel meer kinderen ontving. Het is precies zoals was voorzegd: „Voordat zij smarten kreeg, heeft zij gebaard; voordat de weeën haar overvielen, heeft zij een zoon ter wereld gebracht. Wie heeft zo iets gehoord, wie heeft iets dergelijks gezien? Wordt een land op één dag voortgebracht of een volk op eenmaal geboren? Maar Sion heeft nauwelijks barensweeën gekregen, of zij baarde haar kinderen” (Jes. 66:7, 8, NBG). De Koning is in 1914 als de nieuwe Regeerder door de moeder-organisatie Zion voortgebracht, en na vele beproevingen en verdrukkingen (1917–1918) brengt Zion de rest van haar koninklijke kinderen, het overblijfsel van de Koninkrijksklasse, voort. Sedertdien zijn er ook honderdduizenden mensen van goede wil met de leden van de klasse van het overblijfsel in contact gebracht. Hoeveel duizenden van deze mensen er nog aan de rijen zullen worden toegevoegd voordat de strijd van Armageddon begint, weten wij niet. Deze klasse zal, wanneer Jehovah opstaat en voor zijn volk zal strijden zoals hij deed in de dagen vanouds, met het getrouwe overblijfsel door Armageddon heen worden gevoerd. De poorten zijn thans wijd geopend voor de terugkeer van de gevangenen. In Zion zullen zij worden gevoed, als door een moeder worden verzorgd en zullen hun Jehovah’s geboden worden geleerd, en zij zullen hem waarlijk leren kennen.

24. Wat is het „geschraagde voornemen”?

24 Vers 3 van Jesaja 26 luidt: „Gij zult een geschraagd voornemen behoeden” (Ro). Dit is geen ijdel idee, maar een idee dat door Gods Woord is geïnspireerd en is verkregen door een duidelijk begrip van zijn voornemens. Deze zijn onze voornemens en hij zal ze alle ten uitvoer brengen. Hij zal ze schragen of ondersteunen. Wij behoeven niet te twijfelen of in ongerustheid te raken of bepaalde beloften in vervulling zullen gaan, want ze zullen in vervulling gaan. Jehovah is even betrouwbaar als zijn naam. Daarom moeten wij een volledig vertrouwen en volkomen zekerheid hebben. Dezulken zullen door Jehovah worden geschraagd en ondersteund, want zij vormen een deel van zijn voornemen. Hij heeft beloofd hen te behoeden, en daarom zal hij het ook doen.

25. Hoe verwerven de inwoners van Zion vrede en voorspoed? En hoe vergewissen wij ons er van dat Jehovah’s naam een „sterke toren” is?

25 Deze mensen die een groot vertrouwen hebben, bezitten een duidelijke voorstelling van zaken en zijn in hun geest vast besloten. Zij trachten gelijk God te zijn, onveranderlijk, niet tot compromissen bereid, resoluut en betrouwbaar, terwijl zij een onveranderlijk voornemen voor ogen hebben en vast besloten zijn het ten uitvoer te brengen. Jehovah is altijd tegen elke mogelijke onvoorziene omstandigheid opgewassen. Doordat zij Jehovah kennen en trachten hem na te streven, worden zij ten zeerste gezegend en wordt hun vrede geschonken. Zij verlaten zich op Jehovah, de sterke toren, ondanks dat moeilijkheden toenemen en alle vormen van vijandschap worden aangewend om het geloof van Gods volk te verbreken of Zijn stad aan te vallen. De loyale en gehoorzame kinderen van Zion zullen de waarheid bewaren, getrouwheid handhaven en in de organisatie blijven. Binnenkort zal de moeilijkste tijd over dit huidige samenstel van dingen komen, maar wij weten dat Jehovah met ons is. Daarom behoeven wij niet te vrezen. Hij is onze toevlucht. Evenals niets in het universum de vrede, kalmte en rust van Jehovah kan verstoren, omdat hij de Rots der Eeuwen is, zullen wij in hem ons vertrouwen stellen en veilig zijn, niet alleen thans, maar voor altijd. Vertrouw daarom op Jehovah terwijl gij altijd de naam van Jehovah in gedachten houdt. Deze is een ’sterke toren, en de rechtvaardigen snellen er in en zijn veilig’. Vertrouw volkomen op Jehovah en bezit vrede.

    Nederlandse publicaties (1950-2020)
    Afmelden
    Aanmelden
    • Nederlands
    • Instellingen
    • Copyright © 2019 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Aanmelden