De moderne geschiedenis van Jehovah’s getuigen
Deel 3: De organisatie uitbreiden
WEGENS voortdurende uitbreiding van het werk van het Genootschap, dat in 1881 was opgericht, werd een wettelijke erkenning als rechtspersoon noodzakelijk. Na het op juiste wijze indienen van een aanvraag, verleende Rechter F.H. Collier van het Gerechtshof voor civiele zaken voor de County Allegheny, Pennsylvanië, op 13 december 1884 eindelijk een wettelijk charter dat op 15 december 1884 formeel werd geregistreerd, aldus aan het Genootschap een wettelijk leven gevend.a De oorspronkelijke corporatie-naam er van, „Zion’s Watch Tower Tract Society,” werd in 1896, door middel van een door het gerechtshof bekrachtigd amendement, veranderd in haar huidige naam, „Watch Tower Bible and Tract Society” (Wachttoren Bijbel en Traktaatgenootschap). Het algemene doel van het Genootschap wordt in artikel II van het charter er van vermeld:
„Het doel waarvoor de corporatie is gevormd is de verbreiding van bijbelse waarheden in verscheidene talen door middel van het uitgeven van traktaten, vlugschriften, bladen en andere religieuze stukken, en door gebruik te maken van alle andere wettige middelen welke door haar Raad van Directeuren, op passende wijze benoemd, geschikt geacht zullen worden ter bevordering van het vermelde doel.”
Het charter voorzag in een raad van zeven directeuren, waarvan er drie als bestuurders zouden dienen. De oorspronkelijke bestuurders waren de president, C.T. Russell; de vice-president, William I. Mann; de secretaris en penningmeester, (Mevr. C.T.) Maria F. Russell.b
Hoewel het Genootschap reeds een gebonden boek getiteld „Day Dawn,” geschreven door een van de vroege medewerkers, J.H. Paton, in omloop had gebracht, werd er besloten dat Russell de schrijver zou worden van een nieuw boek dat „De dageraad van het Duizendjarige Rijk” zou worden genoemd hetwelk, na veel moeilijkheden, in 1886 als Deel 1 van een beloofde serie verscheen. Later kwam dit echter bekend te staan als Deel 1 van „Schriftstudiën,” en als „Het goddelijk Plan der Eeuwen.” Over een periode van veertig jaren werden er meer dan zes miljoen exemplaren van verspreid. Het behandelde op een duidelijker wijze onderwerpen welke reeds tevoren waren uitgelegd in Food for Thinking Christians en Tabernacle Teachings (later „Tabernacle Shadows” [Tabernakel-schaduwen] genoemd).c Enkele van de zestien hoofdstukken (352 bladzijden) waren „De Wederkomst onzes Heeren,” „Rantsoen en Wederherstelling,” „Het Plan der Eeuwen,” en „Het Koninkrijk Gods.” Hoofdstuk 15, „De Dag van Jehovah,” voorspelde, verbazingwekkend genoeg, het grote predikingswerk dat thans wordt gedaan.
„De ’Dag van Jehovah’ is de naam van het tijdperk waarin het Koninkrijk Gods . . . onder Christus geleidelijk ’opgericht,’ de koninkrijken dezer wereld voorbijgaan en de macht en invloed van Satan gebonden zullen worden. Overal wordt het als een tijdperk van groote beroering, nood en verwarring [dat over de mensheid zal komen] aangeduid. . . . Dat sommigen [van de heiligen] gedurende ten minste een deel van dit benauwde tijdperk nog in het vleesch zullen zijn, schijnt mogelijk, maar hun toestand zal toch verschillen van dien der anderen, niet zoozeer omdat zij op wondervolle wijze behouden zijn ([ofschoon] het duidelijk beloofd is dat hun water en hun brood gewis zullen zijn), maar omdat zij, onderwezen door Gods Woord, niet dezelfde ongerustheid en hopelooze angst zullen kennen die de gansche wereld vervullen zal. . . . De benauwdheid van dezen ’Dag des Heeren’ zal een zeldzame gelegenheid bieden om de blijde boodschap van komend heil te verkondigen, en zalig zijn zij, die dan de voetstappen van den Meester zullen volgen en de goede Samaritanen willen zijn, die de wonden verbinden, daarin olie en wijn gieten en allen vertroosten en blijdschap brengen willen.”d
Tegen het einde van de ’80-er jaren waren de vertrekken op nr. 151 van de Robinson Street (vroeger nr. 44, en vervolgens nr. 40, van de Federal Street), Allegheny, Pennsylvanië, te klein voor hen geworden.e Zij besloten te gaan bouwen, en in 1889 verhuisden zij naar hun eigen, grote en fraaie, vier verdiepingen hoge bakstenen gebouw, hetwelk hun $34.000 kostte en gelegen was aan de Arch Street 58 en 60 (later hernummerd als 610-614), Allegheny (North Side, Pittsburgh); het bevatte vertrekken voor een kleine „Bijbel-huis-familie,” drukkerij-uitrusting, verzendafdeling, een vergaderplaats voor ongeveer 200 personen, een bureau, een afdeling voor de redactie en een winkelruimte aan de straatkant. Zij gaven het de naam van „Bijbelhuis.”f Jaren later aanvaardde de raad van directeuren van het Genootschap de schenking van het eigendomsrecht op deze drukkerij en de raad schatte de netto-waarde van het gebouw plus al de uitrusting er van op $164.033,65.g
Omstreeks 1890 waren er ongeveer 400 actieve medewerkers met het Genootschap verbonden. Het enige bericht dat voorhanden is tussen de jaren 1886 en 1891, laat een verspreiding zien van 841.095 traktaten, 395.000 extra exemplaren van het tijdschrift de Watch Tower, en 85.000 gebonden boeken De dageraad van het Duizendjarige Rijk (Eng.).h
Terloops zij opgemerkt dat het genootschap in 1954 te Pittsburgh met een gebouw aan de Bigelow Boulevard 4100 gereedkwam, dat thans dienst doet als het wettelijk geregistreerde kantoor van de Pennsylvanië-corporatie („Watch Tower Bible and Tract Society”) en als Koninkrijkszaal.i
PAL STAAND TER VERDEDIGING VAN DE WAARHEID (1890-1908)
Nadat het Wachttorengenootschap van Jehovah’s getuigen op verrassende wijze de kinderziekten van haar vroege begin had overleefd, begonnen de ouderwetse afvallige religieuze organisaties te knipperen met hun ogen, ’want ziet eens! deze „stem van het chiliasme” stierf niet in haar barensweeën gelijk alle andere. Waar halen zij de stoutmoedigheid vandaan — deze „Russellisten,” „Bijbelonderzoekers” of hoe je hen ook noemen wilt — zij staan daar als een aankomende jongeling van een organisatie ons vol onbeschaamdheid uit te dagen en stellen ons, de „bejaarden,” aan de kaak, wij, de geordineerde, erkende geestelijken der christenheid! Hun stem is meer dan slechts een gefluister geworden; want thans spreken zij op vele plaatsen stoutmoedige woorden, die hierop neerkomen, dat de onderwijzingen welke wij de mensen geven, niet in harmonie met de bijbel zijn en dat onze beweringen dat wij de plaats van woordvoerders voor Christus bekleden, aanmatigend zijn. De maat is nu vol; het Wachttorengenootschap moet nu worden verpletterd, voordat het te groot wordt om aan te pakken.’
Met dergelijke gevoelens namen de protestantse elementen van de christenheid zich voor, gelijk een ’brullende leeuw met manen,’ het jonge op Simson gelijkende Wachttorengenootschap aan te vallen en te vernietigen. Maar, pal staand ter verdediging van de waarheid, werd de geest van Jehovah werkzaam in deze tegenwoordige „Simson”-getuigen om in plaats daarvan deze aanvallende „leeuw” te doen verstommen. — Richt. 14:5, 6, NW, RS.
Rustig en met zekerheid vorderde met rasse schreden het bijeenvergaderen van Jehovah’s ware gezalfden uit de afvallige religieuze organisaties door middel van het tijdschrift de Watch Tower, en doordat de vele nieuwe, door het Genootschap uitgegeven bijbelse traktaten en gebonden boeken voor bijbelstudie over steeds uitgestrektere gebieden werden verspreid. Wanneer dezen werden tezamen gebracht in nieuwe, groeiende gemeenten, werd hun geleidelijk aan de verantwoordelijkheid opgelegd enig predikingswerk te verrichten door het verspreiden van de gedrukte boodschap, eerst op beperkte wijze onder vrienden en later met toegenomen vrijmoedigheid in het openbaar. Hun geloof en predikingswerkzaamheden bleven toenemen in de mate dat zij hun Babylonische religieuze denkwijze lieten varen en betrouwbare bijbelse waarheid met beide handen aanpakten. Omstreeks deze tijd kwamen zij tot het inzicht dat er geen „drieëenheid” bestaat; dat de mens geen „onsterfelijke ziel” bezit maar dat hij een ziel is en sterfelijk is; dat het loon der zonde de dood is, niet „eeuwige pijniging in een hellevuur”; dat het dopen door onderdompeling juist is; dat allen die zich aan de levende God hebben opgedragen en door hem door middel van zijn heilige geest zijn verwekt, ten einde het koninkrijk der hemelen binnen te treden, „getrouw tot den dood” moeten zijn als navolgers van zijn Zoon, Christus Jezus, en dat gedurende Jezus Christus’ duizendjarige of millennium-heerschappij de aarde tot een op het Edense paradijs gelijkende toestand zal worden gebracht en geschikt zal worden gemaakt als de eeuwige woonplaats van de volmaakte mens. Dat was de boodschap welke men in miljoenen gedrukte stukken in omloop begon te brengen en welke de geestelijken der christenheid in een toestand van kwellende ongerustheid bracht.
In de loop der jaren werden vijf andere krachtig geschreven gebonden boekdelen van de serie, genaamd „Schriftstudiën,” voortgebracht door C.T. Russell, waarvan elk zijn aandeel had in het bijeenvergaderen van nog meer gezalfde christenen tot een samengaan met het Wachttorengenootschap. Deel 2, The Time is at Hand (De tijd is nabij), werd vrijgegeven in 1889; deel 3, Thy Kingdom Come (Uw Koninkrijk Kome), in 1891; deel 4, The Battle of Armageddon, (De Krijg van Armageddon, oorspronkelijk genaamd „The Day of Vengeance,” „De dag der wraak”), in 1897; deel 5, At-one-ment Between God and Man (De Verzoening tussen God en Mens), in 1899; en ten slotte deel 6, The New Creation (De Nieuwe Schepping), in 1904. De auteur had nog een zevende deel beloofd, doch hij is gestorven voordat hij het heeft kunnen schrijven.
In het bijzonder sinds de vroege ’80-er jaren waren de publicaties van het Genootschap in omloop in Europa, waar groepjes bijbelonderzoekers werden bijeenvergaderd. Daarom maakte Russell in 1891 als de president van het Genootschap zijn eerste reis naar het buitenland ten einde de belangstelling in landen buiten de Verenigde Staten en Canada te stimuleren en te doen toenemen. Voor deze zendingsreis werden twee maanden gereserveerd. Van de stad New York voer Russells groep af met bestemming Belfast, Ierland. Na een vergadering met vrienden, gingen zij vandaar verder om andere groepen en historische plaatsen in Schotland, Glasgow en Edinburgh te bezoeken; vervolgens naar Kopenhagen, Denemarken; in Duitsland, Berlijn en Leipzig; Wenen, Oostenrijk; Kisjinew in Rusland; Constantinopel in Turkije; Athene, Griekenland; Jeruzalem in Palestina; Egyptes Caïro en de pyramiden; Rome, Italië; Bern, Zwitserland; Parijs, Frankrijk; Brussel, België; Amsterdam, Nederland; en dan naar Londen en Liverpool, in welke beide plaatsen Russell tot een gehoor van 150 sprak, voordat hij terugkeerde naar New York. Over deze reis bericht hij:
„Wij zagen geen open deur voor de waarheid in Rusland . . . niets om ons aan te moedigen te hopen op enige oogst in Italië of Turkije of Oostenrijk of Duitsland. . . . De Italianen zijn zo lang onder de verderfelijke invloed van het pausdom geweest dat zij, evenals de Fransen, bezig zijn zich snel te wenden tot een openlijk ongeloof . . . Maar Noorwegen, Zweden, Denemarken, Zwitserland en bijzonderlijk Engeland, Ierland en Schotland zijn velden die gereed en in afwachting zijn om te worden geoogst.”j
Volgend op Russells bezoek werd er in Londen een lectuurdepot opgericht; en vervolgens werd daar in 1900 in de Gipsy Lane 31, Forest Gate, East London, het eerste bijkantoor van het Genootschap gevestigd.k
Ook werden er na deze buitenlandse reis regelingen getroffen om te beginnen met het publiceren van verschillende boeken en vlugschriften in het Duits, Frans, Zweeds, Deens-Noors, Pools, Grieks, en later in het Italiaans. Het is eveneens van belang te vermelden dat de Watch Tower er met haar uitgave van 1 januari 1892 mee begon (en gedurende vele jaren tot aan 1927l is ze hiermede geregeld blijven voortgaan) in iedere uitgave de „International Sunday School Lessons” (Internationale Zondagschoollessen) te publiceren, waarbij een korte verklarende studie werd gemaakt van de door protestantse denominaties verkozen „gulden schriftuurplaats” die voor elke vastgestelde Zondagse bijbelles was bepaald.
„Gedachten welke nieuwe gezichtspunten openen, en bedoeld zijn om degenen te helpen die bijbelklassen bezoeken waar deze lessen worden gebruikt, opdat zij in staat gesteld mogen worden anderen in de volheid van het Evangelie binnen te leiden.”a
Het werd nu duidelijk dat er behoefte bestond aan het houden van congressen in verschillende delen van het land buiten die welke in Pittsburgh met de jaarlijkse viering van het Gedachtenisfeest werden gehouden, zoals verscheidene jaren de gewoonte was geweest. Aldus werden er in 1893 regelingen getroffen voor een congres in Chicago, van 20-24 augustus, alwaar die zomer de Columbiaanse Tentoonstelling (wereldtentoonstelling) werd gehouden. Degenen die voor die vergadering naar Chicago reisden, werden aldus in staat gesteld spoorwegkaartjes te verkrijgen tegen speciale prijzen.
„Het aantal aanwezigen was ongeveer 360 . . . Volgend op [de vergadering voor het morgengebed van iedere dag] kwam een lezing van ongeveer anderhalf uur, vervolgens een onderbreking ten behoeve van het middagmaal, waarna de middag, van 2 tot 5, werd gewijd aan het in het openbaar beantwoorden van vragen. De laatste dag werd gewijd aan de belangen van het colporteurswerk; en op de dag volgend op het einde van het congres bleven enkele van de ervaren colporteurs [nu pioniers genoemd] tezamen met enkele minder succesvollen en beginnelingen na en hielden een school in het colporteurswerk — waarbij instructies werden gegeven, goede en slechte methoden, manieren en uitdrukkingen onder de aandacht werden gebracht . . . [ongeveer 50 colporteurs waren aanwezig]. De Calvary Baptist Church van Chicago was zo vriendelijk het gebruik van hun doopbekken toe te staan; en in totaal symboliseerden zeventig hun doop in Christus’ dood door onderdompeling in water. Het aantal broeders en zusters was ongeveer gelijk en hun leeftijden liepen van 17 tot 70 jaar.b
Er bleven vele brieven naar het hoofdbureau van het Genootschap komen welke de reactie lieten zien in het hart dergenen die geroepen werden zich te verenigen als Jehovah’s gezalfde predikers van het goede nieuws. Nu volgt een belangwekkende brief van het jaar 1894, kenmerkend voor de vele brieven welke het Genootschap tot op deze dag ontvangt van mensen die ten aanzien van Jehovah van goede wil zijn:
. . . Mijne Heren, Hierbij ingesloten vindt u een cheque op New York voor de somma van $6,00 waarvoor ik u beleefd verzoek mij Zion’s Watch Tower [tijdschrift] een jaar lang toe te zenden en exemplaren van Millennial Dawn. Bij wijze van toelichting op het bestellen van dit aantal boeken, wil ik zeggen dat ongeveer twee maanden geleden twee jongedames [Wachttoren-pioniersters] mijn [rechtskundig] kantoor binnenkwamen en die boeken verkochten. Ik was erg druk bezig toen zij mij hun naamkaartje presenteerden en, omdat ik zag dat het een paar boekenverkopende dames waren, kocht ik de drie delen denkend dat ik hen aldus een dienst zou bewijzen. Sindsdien ben ik echter tot de conclusie gekomen dat deze dames mij ’blijde tijdingen van grote vreugde’ hebben gebracht. Ik nam de boeken mee naar huis en had er geen hoge dunk van totdat ik, enkele weken geleden, toen ik wat tijd over had, het eerste deel begon te lezen, en het interesseerde mij zodanig, dat ik er niet mee kon ophouden. De slotsom is dat mijn lieve vrouw en ik deze boeken met de grootste belangstelling hebben gelezen, en wij beschouwen het als een van God afkomstige en grote zegen dat wij de gelegenheid hebben gehad in contact met hen te komen. Zij zijn inderdaad een ’helpende hand’ bij het bestuderen van de bijbel. De grote waarheden die in de studie van deze serie worden geopenbaard, hebben eenvoudig een algehele ommekeer in onze aardse verwachtingen gebracht; en aangezien wij ten minste tot op zekere hoogte beseffen welk een grote gelegenheid er bestaat om iets voor Christus te doen, zijn wij voornemens ons deze gelegenheid ten nutte te maken en deze boeken te verspreiden, allereerst onder onze naaste verwanten en vrienden, en vervolgens onder de armen die ze wensen te lezen en niet in staat zijn ze te kopen; om deze reden zouden wij graag deze extra exemplaren willen hebben. Hoogachtend, enz.”c
Deze brief was ondertekend door advocaat J.F. Rutherford, die zich twaalf jaar later aan God opdroeg en met de volle-tijd-dienst begon op het hoofdbureau te Pittsburgh of het „Bijbelhuis,” als de rechtskundige adviseur van het Genootschap, en later, in 1917, na de dood van Russell, de tweede president van het Genootschap werd.
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a Watch Tower, jan. 1885, blz. 1.
b Charter. Watch Tower Bible and Tract Society, blz. 1-3.
c Harvest Siftings, 1894, blz. 107, 114, 115; W juli 1886, blz. 1; aug. 1886, blz. 1.
d Het goddelijke Plan der Eeuwen, blz. 309, 339, 340, 343; W 15 aug. 1911, blz. 320, 329.
e W dec. 1884, blz. 1; mrt. 1887, blz. 1.
f W jan. 1890, blz. 1; 1 sept. 1900, blz. 260, 272 (afbeelding).
g Oorspronkelijk waren deze eigendommen wettelijk het bezit van de Tower Publishing Company, een privé-onderneming welke door C.T. Russell persoonlijk werd beheerd. In april 1898 ging het eigendomsrecht op deze drukkerij en onroerende goederen over naar de wettelijke corporatie Watch Tower Bible and Tract Society. W 15 april 1898, blz. 114; W 15 dec. 1898, blz. 369.
h W 1 jan. 1892, blz. 9, 10.
i 1954 Yearbook, blz. 275; W 15 dec. 1954, blz. 745-747 (afbeelding); 1955 Yearbook, blz. 275.
j W nov. 1891, blz. 148; W juli 1891, blz. 95.
k W 15 mei 1900, blz. 146.
l W 15 nov. 1927, blz. 338, 347; met welke u gelieve te vergelijken W 1 dec. 1927, blz. 354, §1.
a W 1 jan. 1892, blz. 13.
b W 1 en 15 sept. 1893, blz. 280.
c W 15 apr. 1894, blz. 127.