Waarom zijn de geestelijken ontmoedigd?
VELE eerlijke geestelijken beginnen zich ontmoedigd te gevoelen, en een verrassend groot aantal leggen zelfs hun werk er bij neer. Waarom dan toch wel? Genieten de geestelijken geen groot aanzien? Bezitten de meesten van hen geen financiële zekerheid? Ervaren zij in vele delen der wereld niet dat er juist een in de geschiedenis ongekende opbloei op religieus gebied aan de gang is?
Dat is nu wel allemaal zo, maar het is niet alles koek en ei. Dit blijkt uit een onlangs onder protestantse geestelijken gehouden enquête. De enquête ging uit van de „Russell Sage Foundation” en de „Union Theological Seminary” en deze zonden uitgebreide vragenlijsten naar 1600 predikanten, ten einde aldus te „weten te komen hoe de predikanten hun herderlijke werk in de kerken der Verenigde Staten verrichten.” Van 1150 predikanten, tweeëntwintig protestantse denominaties vertegenwoordigend in zevenenveertig staten, werden antwoorden ontvangen. Er werd bevonden dat 1. De kerken krijgen steeds meer het aanzien van gezelligheidscentrums dan van plaatsen van aanbidding. 2. De prediker van thans is niet zozeer prediker als wel organisator, raadgever, promotor, financier, psycholoog, administrateur, een in het mondaine leven opgaande persoon en conferencier. Het ambt van prediker, zo zeide een woordvoerder voor de enquête, ’neemt in belangrijkheid af.’ — New York Times van 4 april 1955.
Wat betekent dit? Dat de geestelijken nagenoeg alles doen behalve de reine waarheden uit de bijbel prediken. Heeft deze neiging, om zich steeds verder van een bijbelse prediking af te bewegen, voor de geestelijken gunstige gevolgen gehad? Financieel natuurlijk wel, maar enkele predikanten bedriegen zich niet. Zo gaf een hunner die de vragen inzond, het volgende commentaar: „Buiten het in de vragenlijst behandelde, zou ik graag willen vermelden dat ik de gedachte ben toegedaan dat heel wat predikanten zich niet in hun element voelen. Ik ben een van hen. Met de beste wil van de wereld kunnen wij niet inzien welke kant het met de kerk uitgaat. Onze kerken zijn trekpleisters. Wij winnen leden, het kerkbezoek ligt hoger, wij hebben een groter budget, meer activiteit, betere zondagsschoolmaterialen, enzovoorts. Wij kunnen echter geen al te groot verschil in onze gemeenschap of in het leven van de afzonderlijke leden van onze gemeenschap bespeuren. Dat verontrust me.” — New York Times van 5 april 1955.
Wanneer „heel wat” protestantse geestelijken zich niet in hun element voelen omdat zij geen al te groot verschil bespeuren in het leven van hun parochianen, hoe staat het dan met eerlijke katholieke priesters? Zien wij, wanneer wij naar Noord- en Zuid-Amerika en Europa kijken, veel verschil in het leven van hun parochianen? Zijn er ook heel wat katholieke geestelijken ontmoedigd?
In 1948 verliet een priester die vijftien jaar in de Franciscaner-monnikenorde was geweest, de Katholieke Kerk. Volgens een op 22 januari 1954 gedateerd bericht van „Associated Press,” dat onder meer in de Bergen Evening Record, New Jersey, V.S., van die datum is verschenen, heeft ex-priester Emmett McLoughlin gezegd: „Men tracht het zo veel mogelijk geheim te houden hoeveel priesters het priesterambt neerleggen.” Waarom? Het nieuwsbericht vervolgde: „McLoughlin, die het priesterschap in 1948 heeft neergelegd en die nu hoofddirecteur van het ’Memorial Hospital,’ te Phoenix, Arizona, is, zeide dat 30 percent van alle rooms-katholieke priesters Rome verlaten en dat wel 75 percent hun ambt er bij zou neerleggen wanneer zij niet zo bevreesd waren voor de hel, voor hun familie, voor het publiek, voor gebrek, verlies van hun bezittingen en onzekerheid.”
Waren katholieken al verbaasd over een gezegde dat 75 percent van alle priesters Rome zou verlaten wanneer zij niet zulk een vrees bezaten, en waren protestanten al verbaasd dat „heel wat predikanten” zich niet meer in hun element gevoelden, zij konden ternauwernood zo verbaasd zijn als vele joodse mensen toen verleden jaar een rabbi met een dienstperiode van zesentwintig jaar de kansel vaarwel zei van de oudste synagoge van Greater Miami. Rabbi Max Shapiro verklaarde in de Miami Herald van 26 februari 1955 waarom hij zijn ambt had neergelegd, door enkele vragen te stellen:
„Waarom ik me dan na twee derde van mijn leven actief te zijn geweest en 26 jaar ogenschijnlijk ’succesvolle’ dienst, terugtrek? Een eerlijke predikant stelt zich en zijn gemeente drie vragen: ’Bereik ik de mensen die ik probeer te bereiken?’ ’Leid ik de mensen die leiding behoeven?’ ’Beroer ik het leven van hen van wie ik het leven wil beroeren?’ Het valt een predikant vaak uiterst moeilijk hierop een bevestigend antwoord te geven.”
Verklarend hoe het komt dat de prediking zo op de achtergrond is geraakt, zegt rabbi Shapiro vervolgens: „Wordt de predikant niets meer geboden dan van de ene plaats naar de andere te rennen, verscheidene ambten te vervullen, alle organisaties en bewegingen met zijn naam te onderschrijven?” Rabbi Shapiro vroeg omtrent de bediening: „Biedt ze hem niets meer dan een geren naar banketten, het bezoeken van de ’elite,’ het vleien van de rijken en het ’spelen’ voor een publiek dat vermaakt, niet verheven, wenst te worden — waardoor hij voor zich zelf een ’goede’ naam verwerft en de attente gunstbewijzen ontvangt welke gemeenlijk worden gereserveerd voor de ’sterren’ in de theaterwereld, de politiek of de sport?
Een predikant vraagt zich vele malen in zijn leven af of hij er nog mee moet doorgaan. Veel van mijn collega’s hebben de wens geuit: ’Ik wou dat ik evenals jij er mee dorst op te houden.’”
Slechts vrees voorkomt dat de geestelijken en masse er mee ophouden. Oprechte geestelijken zijn ontmoedigd. Waarom? Omdat zij eigenlijk niets doen om het leven van hun parochianen te veranderen, niets om hun leven in overeenstemming te brengen met de bijbelse beginselen. Waarom is hun bediening dan zulk een fiasco? Omdat de religie welke zij vertegenwoordigen, niet de ware religie van de bijbel is! De auteur Will Herberg komt in het boek Protestant-Catholic-Jew, dat het afgelopen jaar is gepubliceerd, tot de bevinding dat de huidige religiën, zij het de protestantse, katholieke of joodse, niet trouw zijn aan wat hij het ware bijbelse geloof noemt.
Wij hebben het boek van de heer Herberg echter niet nodig om dit te ontdekken. Het voornaamste middel om te bepalen of een religie waar of vals is, is de kwaliteit mensen die ze voortbrengt. Zie de christenheid eens aan. Lees dan de bijbel eens. Gods Woord zegt: „Zij maken in het openbaar bekend dat zij God kennen, maar loochenen hem door hun werken.” — Titus 1:16, NW.
De ware religie verandert het leven van de mensen. Goede werken, een goed gedrag, juiste bezigheden zijn het resultaat er van. De mensen worden er door bezield en aangemoedigd. De ware religie vestigt de aandacht van de mensen op Gods nieuwe wereld van rechtvaardigheid als de enige hoop. Het tijdschrift De Wachttoren stelt zich ten doel u te helpen deze ware religie te beoefenen.