Een zorgvuldige levenswijze helpt u de gevaren van het leven te vermijden
„Ban weerspannige woorden uit; . . . baken uw pad goed af, . . . veracht het onderwijs van de Eeuwige niet, wordt zijn strenge onderricht niet moede.” — Spr. 4:24, 26; 3:11, Mo.
1. Welke vragen rijzen er hoe wij kinderen goede gewoonten kunnen leren aankweken?
VELE ouders beweren dat zij bij het opleiden van hun kinderen alles hebben gedaan om Jehovah’s raad toe te passen, ten einde hen te doen beseffen welke plaats zij in de Nieuwe-Wereldmaatschappij bekleden maar dat het resultaat nihil was. Heeft u dit werkelijk gedaan? Heeft u bijvoorbeeld al eens getracht hen gewoonten bij te brengen? Hoe staat het met de goede gewoonte iedere ochtend de uit de bijbel genomen dagtekst te bespreken? Kunt u zich voorstellen welk een stevig gewortelde baan u in de geest van het kind maakt en hoe het kind hierdoor geholpen zal worden Gods voornemens voor ogen te houden? Wat denkt u verder over het houden van een geregelde bijbelstudie thuis ten behoeve van het gehele gezin? Bestudeert u op een avond voor de vergadering gezamenlijk met uw gezin De Wachttoren? Ook dit is een goede gewoonte welke kinderen en ouders kunnen aannemen, waaruit allen veel vreugde zullen putten. Hoe staat het met de gevestigde gewoonte de vergaderingen te bezoeken? De gewoonte, op iedere Wachttoren-studie aanwezig te zijn, kan zich zo diep inwortelen dat men er door zwakke verontschuldigingen niet licht toe gebracht zal worden van deze belangrijke vergadering weg te blijven. Ook de andere gemeentevergaderingen zijn belangrijk en dienen opgenomen te worden in de wekelijkse tijdsbegroting en wij dienen het ons tot een goede gewoonte te maken ze te bezoeken. De mens neemt allerlei gewoonten aan; waarom dus niet reeds in de prille jeugd goede gewoonten aangekweekt?
2. (a) Wat wordt er van op de vergadering aanwezige kinderen verlangd? (b) Uit welk voorbeeld blijkt hoe ouders op de vergaderingen het juiste strenge onderricht kunnen toedienen, en hoe reageert het kind wanneer het wordt gekastijd?
2 Wij kunnen er echter niet mee volstaan onze kinderen alleen maar mee te nemen naar de vergaderingen. Er wordt daar van hen verwacht dat zij opletten en niet spelen, tekenen of door iets anders worden afgeleid. Men dient hen te leren dat er een tijd is dat men niet speelt. Zo nodig moet de roede der terechtwijzing worden gebruikt om hen er van te doordringen dat zij rustig moeten zijn en moeten opletten, maar wanneer dit op juiste wijze wordt gedaan, behoeven zulke maatregelen niet vaak herhaald te worden. Soms zal een vijf- of zesjarig knaapje op de vergadering rusteloos beginnen te worden en lawaai gaan maken, waardoor velen worden gestoord. Zijn vader, die naast hem zit, zal proberen hem tot rust te manen. Hij blijft echter doorgaan, waarop de vader opstaat en de jongen mee naar buiten neemt. Hij wil niet, want hij is al eens eerder met zijn pappie naar buiten geweest en heeft toen het onderspit moeten delven. Daarom blijft junior gedurende het overige gedeelte van de vergadering rustig. Wanneer men dus zijn kinderen krachtig en vriendelijk terechtwijst, zodat het hun bijblijft, zal dit zegenrijke vruchten afwerpen. Een vriendelijke terechtwijzing houdt niet altijd een zachte terechtwijzing in. Een dergelijke tuchtiging is geen teken dat de ouders het kind haten, want een gehoorzaam kind is meestal gek op een vader of moeder die op juiste wijze streng onderricht toedient. De meesten van ons hebben wel eens opgemerkt dat kinderen ouders respecteren die hun woorden kracht bijzetten — zo nodig met straf — en die hun woorden geen loze dreigementen laten zijn. Het merendeel der mensen heeft respect voor iemand die zijn woorden waar maakt, en met kinderen is het net zo gesteld. Kinderen, neemt daarom de volgende vermaning ter harte: „Weest gehoorzaam aan uw ouders in eendracht met de Heer, want dit is rechtvaardig: ’Eert uw vader en moeder’; wat het eerste gebod is met een belofte.” En ook gij liefhebbende ouders, wijst uw kinderen om hun bestwil terecht, want „die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht, ja, hij kastijdt een ieder die hij als zoon aanneemt.” Streng onderricht is weliswaar op het ogenblik zelf niet aangenaam, maar men wordt er door gecorrigeerd, hetgeen tot rechtvaardigheid leidt. — Ef. 6:1, 2; Hebr. 12:6, 11, NW.
3. In welk opzicht behoort bij het aankweken van goede gewoonten ook het leren van goede manieren?
3 Tot de goede gewoonten behoren de goede manieren. Christenen dienen de beste manieren te hebben. Ouders die in hun dagelijkse omgang met hun kinderen en medemensen laten blijken dat zij goede manieren bezitten, zullen kinderen hebben die dezelfde goede manieren bezitten. Vandaar de vermaning: „Bewaar een juist gedrag onder de natiën, opdat zij in hetgeen waarin zij u tegenspreken als kwaaddoeners, ten gevolge van uw goede werken waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op zijn inspectiedag. Onderwerpt u om des Heren wil aan iedere menselijke schepping.” Dit goede gedrag komt neer op goede manieren, een beleefdheid voortspruitend uit liefde voor God en de naaste. — 1 Petr. 2:12, 13, NW.
4, 5. (a) In welk opzicht stelde Christus Jezus het juiste voorbeeld met betrekking tot goede manieren? (b) Hoe dienen goede manieren in de praktijk te worden gebracht?
4 Zowel ouders als kinderen kunnen leer trekken uit het volgen van het volmaakte voorbeeld van de volmaakte heer, Christus Jezus. De regel voor goede manieren, ’Wat gij wilt dat u den mensen doen, moet ook gij hun doen,’ bracht hij in de praktijk. Zijn goede manieren had hij niet geleerd uit het een of andere door mensen geschreven boek over etiquette, maar zij sproten voort uit een oprecht hart en doordat hij goede gewoonten aankweekte en van jongs af de rechtvaardige beginselen van de Almachtige God, en vooral Zijn wet der liefde, in de praktijk bracht. — Matth. 7:12; Luk. 6:31, NW.
5 Welgemanierde ouders stellen het goede voorbeeld door jegens allen onder allerlei omstandigheden hoffelijk te zijn. Zij tonen zowel respect voor hun minderen (kinderen, geesteszieken, minder gefortuneerden, enz.), als voor hun gelijken (hun broeders en zusters) en hun meerderen (dienaren die een speciaal ambt bekleden, ambtenaren, koningen en regeerders). Er zijn enkelen die denken dat men goede manieren net zo als een jas kan aantrekken wanneer men mensen gaat bezoeken, maar een waarlijk welgemanierd mens gedraagt zich te allen tijde juist. Het christelijke huis is de plaats waar men kan onderwijzen en leren wat de beste manieren zijn.
6, 7. (a) Welke gevaren belagen de niet in toom gehouden jeugd? (b) Welke schriftuurlijke raad wordt er gegeven met betrekking tot een juist gedrag?
6 Het gebeurt maar al te vaak dat jonge mensen al gauw hun ouders of andere volwassen mannen en vrouwen kleineren of bespotten en hun wijze raad in de wind slaan. Dit is het geval wanneer zij dat wat de wereld doet, als maatstaf aannemen. Vaak neemt men daarbij zijn toevlucht tot geroddel om de positie van oudere en rijpere dienstknechten van Jehovah te ondermijnen en hen te kleineren. Bedien jij je van dat boosaardige roddelinstrument? Wanneer jij je vroeg in je leven van deze gewoonte verre houdt, zul je er naar alle waarschijnlijkheid later in je leven niet toe overgaan. Niet het nodige respect tonen is daarom niets meer of minder dan een onbeschaamd vertoon van opstand, en iedereen die in Jehovah’s dienst staat, zowel de jongeren als de ouderen en rijpen, zullen dit nalaten. De schriftuurlijke, door de apostel Paulus gegeven vermaning is daarom toepasselijk voor de jeugd en dient natuurlijk ook door de ouders niet over het hoofd te worden gezien: „Alleen gedraagt u op een wijze die het goede nieuws omtrent de Christus waardig is, . . . zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws.” „In overeenstemming daarmede weet gij zeer goed hoe wij een ieder van u, gelijk een vader zijn kinderen, bleven vermanen, u bleven troosten en tot u getuigenis bleven afleggen, opdat gij zoudt voortgaan te wandelen op een wijze waardiglijk Gode, die u roept tot zijn koninkrijk en heerlijkheid.” — Fil. 1:27; 1 Thess. 2:11, 12, NW.
7 Wanneer christelijke kinderen een dergelijke handelwijze volgen, zullen zij de gevaren waaraan alle niet streng onderrichte jongeren blootstaan, vermijden. Iemand die wijze raad niet ter harte neemt, wordt vergeleken met iemand die verstandeloos is en licht wordt overgehaald en verleid. Salomo, de Prediker, illustreert hoe het zwichten voor de verleiding rampspoedige gevolgen heeft: „Ik keek toe . . . en ik zag onder de onnozelen, een jongeman zonder verstand.” Hij vervolgt: „Zij verleidde hem . . . Op eens liep hij haar achterna, als een rund dat ter slachtbank gaat, als een hond die ter tuchtiging wordt weggebracht, als een vogel die zich haast naar den strik, zonder te weten dat het om zijn leven gaat, voordat een pijl zijn lever doorboort.” „Nu dan, zonen, luistert naar mij, slaat acht op de redenen van mijn mond. Uw hart wijke niet af naar haar wegen, dwaal niet af op haar paden. Haar huis zijn wegen naar het dodenrijk, die afdalen naar de binnenkameren van den dood.” Laat uw pad veeleer verlichten door Gods Woord en vermijd aldus de strikken van de Duivel. Smeek Jehovah oprecht in uw gebed: „Red mij en bevrijd mij . . . Want Gij zijt mijn verwachting, Here HERE, mijn vertrouwen van mijn jeugd aan; . . . Gij hebt mij onderwezen van mijn jeugd aan, . . . Mijn lippen zullen jubelen, wanneer ik U zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij hebt verlost.” — Spr. 7:6, 7; Statenvert.; 7:21-23, LV; 7:24, 25, 27; Ps. 71:2, 5, 17, 23, NBG.
WAARSCHUWING TEGEN AFGODISCHE PRAKTIJKEN
8. Wat gebeurt er wanneer men verholen afgoderijen niet herkent en ze niet schuwt?
8 Al Jehovah’s dienstknechten moeten in deze tijd op hun hoede zijn voor des Duivels verlokkingen. Allen dienen zich er bewust van te zijn dat men door sluwe en verholen vormen van afgoderij en verborgen strikken in de klauwen van de tegenstander kan vallen en daarom moet men die kunnen herkennen. De kinderen Israëls vielen er aan ten prooi omdat zij geen acht gaven op Gods Woord. Slechte omgang verderft goede zeden, zowel van de jeugd als volwassenen. Vandaar dat de Israëlieten door Jehovah werden vermaand, en hij zeide over hen die grote schanddaden bedreven: „Zij dienen niet in uw land te wonen, opdat zij u niet tegen mij doen zondigen. Ingeval gij hun goden zoudt dienen, zou het een strik voor u zijn.” — Ex. 23:33; Deut. 7:16, NW.
9, 10. Waarom dienen kinderen op hun hoede te zijn voor de strikken van afgoderij?
9 Voor christelijke kinderen van de Koning zou het gewoon iets ondenkbaars zijn de weg der valse religie te gaan. Hoe staat het echter met de vele andere listige en verholen vormen van valse aanbidding, waarvoor wij evenzeer op onze hoede moeten zijn? Satan is de god van dit samenstel van dingen en daarom de god van elke soort van valse aanbidding, en er zijn er nogal wat. ’Gij zijt de dienstknecht van hem wie gij gehoorzaamt.’ — Matth. 6:24; Luk. 16:13; Rom. 6:16, NW.
10 Vaak bemerken wij bijvoorbeeld dat volwassen mannen en vrouwen de wetenschap en de geneeskunde verheerlijken. Wij bespeuren dat zij tot elke vorm van schepselaanbidding overgaan. Evenals de ouders hebben ook de kinderen hun idolen. Zelfs jongens en meisjes van achttien jaar geven zich urenlang achtereen over aan zinneloos vermaak en brasserijen, en laat men hen hun gang gaan, dan vervallen zij tot de aanbidding van zich zelf bevrediging schenkende genoegens, daar zij getuige zijn van het voorbeeld van genotzieke ouders. Dit werd door de apostel Paulus als volgt voorzegd: Zij zullen „veeleer liefhebbers van genoegens dan liefhebbers van God” zijn. Enkelen verheerlijken louter filmsterren en jazzkoningen. Anderen, die er toe zijn gebracht zich aan grovere zonden te buiten te gaan, verheerlijken misdaad en „sex,” en zij bedwelmen zich aan de afgodische praktijken van deze verdorven wereld. Al dergelijke schadelijke praktijken zijn een dodelijk lokaas wanneer men ze tot het hart en de geest der jongeren laat doordringen; de sterken worden er door verzwakt, de zwakken verstrikt en de beschermende muren welke door het vaste Woord van God werden opgetrokken, geslecht. De straf voor het aanbidden van welke valse goden ook, is de dood. Hieronder valt onder meer het op zulk een wijze dienen van schepselen dat het neerkomt op aanbidding; het tot in het extreme beminnen van genot en het stellen van zijn genegenheden op datgene wat ons van de ware aanbidding van de Almachtige God afkeert. Kunnen dus zelfs zij die de eenentwintig nog niet zijn gepasseerd, de wijze raad, „Kinderkens, hoedt u voor afgoden” in de wind slaan? — 2 Tim. 3:1-4; 1 Joh. 5:21, NW.
DE BEGEERTE EN HET VERLANGEN NAAR RIJKDOM EEN STRIK
11. Van welke bijzonder sluwe vormen van afgoderij wordt de jeugd vaak het slachtoffer, en waartoe leidt dit?
11 Ook het geld is in deze tijd een afgod geworden. De mensen van dit huidige samenstel van dingen zijn zelfs in zulk een mate geldziek geworden dat zij zich tot elke gewetenloze manier zullen verlagen om geld te bemachtigen. Deze onlesbare gelddorst heeft tot veel dieverij en andere misdaden van deze twintigste eeuw geleid. Door tot dergelijke misdaden zijn toevlucht te nemen, overtreedt men de rechtvaardige, in Jehovah’s Woord opgetekende beginselen, wat niet te harmoniëren is met een christelijke leefwijze. Elkeen die zich aan zulke misdaden schuldig maakt, hoort in de Nieuwe-Wereldmaatschappij niet thuis. Ja, zou men aan dit wangedrag een aandeel blijven hebben, dan zou dit er toe kunnen leiden dat men uit de christelijke gemeente wordt gesloten, ongeacht de leeftijd.
12. (a) Hoe en waarom is de „liefde voor geld” voor de mensen zulk een strik geworden? (b) Hoe dienen christenen de juiste waarde te bepalen van geld en het gebruik er van in hun leven, en in dat van hun kinderen?
12 Evenals vele volwassenen van dit samenstel van dingen zich het rijk worden tot hoofddoel hebben gesteld, zullen de kinderen ongetwijfeld dezelfde hartstocht aan de dag leggen voor het opstapelen van geld of iets wat daarmede overeenkomt. Wij bemerken dus nogmaals hoe belangrijk het is de geest van de jonge mensen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij op juiste wijze te modelleren. Alhoewel het niet te logenstraffen valt dat geld bescherming verleent en het gemakkelijk is wanneer men er over beschikt, dienen christelijke ouders hun kinderen echter een juiste waardebepaling in te prenten, waarop als volgt in de Schrift de nadruk wordt gelegd: ’De wijsheid beschermt evenals het geld, maar de wijsheid doet haar bezitters leven.’ Aangezien kinderen ten deze dezelfde opvatting zullen zijn toegedaan als de ouders, zullen theocratische ouders de juiste kijk bezitten op het verwerven van rijkdom, doordat zij er voor zullen zorgen dat het altijd ondergeschikt is aan het belangrijkste in het leven, de bediening. Geld dient een middel te zijn waardoor men tot een doel geraakt en het dient niet het doel van het leven te zijn. Wij kunnen hieruit duidelijk leren dat ouders hun kinderen veel kwaad kunnen berokkenen wanneer zij hun te veel zakgeld geven, zodat zij niet weten hoe zij het zullen uitgeven. Om hun eigen bestwil moet kinderen hierin een beperking worden opgelegd. Het zou voor een schooljongen nuttig zijn in zijn vrije tijd zelf wat geld te verdienen, waardoor hij het naar waarde leert schatten en leert hoe hij er oordeelkundig mee moet omgaan.
13. Welke waarde hebben ware rijkdommen? Welke nuchtere kijk dienen allen te hebben op geldelijke rijkdommen?
13 Hoeveel belangrijker zijn de rijkdommen welke men voor zich zelf in de hemel opgaart! De Schrift legt hierop in het boek Spreuken de nadruk: „Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen.” In tegenstelling hiermee schreef Paulus aan Timotheüs: „De liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en doordat sommigen hun zinnen hebben gezet op deze liefde, zijn ze van het geloof afgebracht en hebben zich overal met vele pijnen doorstoken.” Niet het bezitten van geld is noodzakelijk kwaad, maar het gaat om de betrekkelijke belangrijkheid en waarde welke men er aan hecht om het in zijn bezit te verkrijgen. — Spr. 3:18, NBG; 1 Tim. 6:10, NW.
EEN HOGERE OPLEIDING
14. Waarom dient men met grote zorg en overleg te beslissen of men na de middelbare school al dan niet verder zal studeren?
14 Aangezien de liefde voor geld en het steeds toenemende materialisme jong en oud beide stevig in hun greep houden, hebben ze grote invloed op de beslissingen welke jeugdige personen ten aanzien van hun toekomstige levensloop nemen. Vele christelijke kinderen zien hoe hun klasgenoten die tegelijk met hen de school doorlopen, plannen maken om aan een hogeschool te gaan studeren, gewoonlijk met het doel voor ogen, een succesvolle carrière te maken door het verkrijgen van een goede positie in het leven of door het behalen van een voorname graad, aan welke beide dingen men heden ten dage iemands succes afmeet. Maar kunnen wij dit van theocratisch standpunt uit bekeken een verstandige handelwijze noemen? Herhaaldelijk rijst er in de geest der jeugd de vraag: „Zou ik er goed aan doen aan de universiteit te gaan studeren? Zal ik door mijn hogere opleiding later een bekwamere theocratische bedienaar van het evangelie zijn?” Of iemand zulk een hogere opleiding al dan niet zal volgen, hangt van hem zelf af en van wat hij in het tegenwoordige en toekomstige leven wil verwerven. Tot op dit ogenblik is hij door zijn theocratische ouders op succesrijke wijze geleid in overeenstemming met de goddelijke beginselen — hij is een succesvolle jonge bedienaar van het evangelie. Evenals vele malen voordien, is hij ook nu weer in zijn leven op een punt aangeland dat hij een beslissing moet nemen, en wederom kunnen zijn ouders als raadgevers optreden. Daar hij een oprechte jonge christelijke bedienaar van het evangelie is, wil hij een juiste beslissing nemen. Hij moet beslissen of hij evenals de vele anderen materiële goederen wil trachten te verwerven of niet — of hij in de wereld wil vooruitkomen, doordat hij ten gevolge van zijn universitaire opleiding een hoge positie verwerft en de eer en achting der mensen wint. Wanneer hij in deze een besluit neemt, moet hij de volgende vraag in gedachten houden: Hoe zal dit van invloed zijn op mijn plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij en mijn verhouding tot Jehovah God? Een universiteit is maar al te vaak een werktuig in de handen der oude wereld, dat wordt geschapen om later gebruikt te worden voor het verwezenlijken van haar ideologieën, en naar de maatstaven dezer oude wereld succes te behalen. Hieruit volgt dus eveneens dat een dergelijke handelwijze iemands geest kan afwenden van een theocratische opvoeding en theocratische beginselen. Men dient daarom na te gaan of men wel sterk genoeg is dat men zich minstens vier jaar lang nagenoeg geheel een theocratische omgang kan ontzeggen, terwijl men zijn geest vult met de gedachten en beginselen der oude wereld.
15. Is het verkrijgen van wetenschappelijke kennis of het volgen van andere cursussen een gevaar? Hoe komt het dat het denken in de verkeerde richting wordt gebogen?
15 Niet het verwerven van ware wetenschappelijke kennis of kennis over vele andere onderwerpen, wat in volledige overeenstemming is met het Woord Gods vormt een gevaar, maar veeleer is het water waarin men vist, maar al te vaak doortrokken van menselijke gedachten die botsen met die van God, zoals de evolutietheorie over het ontstaan van de mens en andere theorieën en hypothesen welke niet met de bijbel stroken. Kennis verwerven van zuiver mathematische wetenschappen, natuurkunde, scheikunde, mechanica, geschiedenis, enz., is zeer aanbevelenswaardig en noodzakelijk voor het verhogen en verbeteren van de standaarden, waarvan de mensen in deze twintigste eeuw profijt kunnen trekken, en het is heel goed mogelijk dat dit in de nieuwe wereld in overeenstemming met Gods juiste maatstaven voortgezet zal worden. Kennis die echter wordt opgedaan door het leren van de in deze tijd gangbare beginselloze, en daarom twijfelachtige, politieke ideologieën, van de gewetenloze commerciële methoden en van de gezamenlijke leerstellingen der huidige christenheid, kan op de geest van de student een averechtse uitwerking hebben.
16. Wat dienen studenten in het bijzonder te vermijden?
16 Een der grootste gevaren zou de verleiding zijn mee te doen aan de vele en gevarieerde bezigheden in en rond de universiteit, waaronder gloeiende fuiven en dergelijke, welke er licht toe kunnen leiden dat de voor een christen gestelde morele maatstaven worden ondermijnd. Hetzelfde geldt ook voor de vele andere buiten de leergang vallende aanlokkelijkheden waardoor de rechtschapenheid van de God-vrezende jeugd in de waagschaal gesteld wordt. Niemand dient zich zelf onnodig in omstandigheden te brengen waardoor hij in de valstrikken van de altijd geslepen, satanische vijand kan lopen.
17. (a) Waarom vormt het een gevaar dat de schoolcursussen zijn besmet met menselijke filosofieën? (b) Met welke verdere vragen wordt een persoon geconfronteerd wanneer hij er over denkt een hogere opleiding te volgen?
17 Wanneer iemand beseft dat de leerstelling der evolutie en andere menselijke filosofieën die in strijd zijn met het Woord Gods, een onderdeel vormen van de hogere opleiding, moet hij vaststellen of hij voldoende kracht bezit om weerstand te bieden aan de invloed van zulke dwaalleren. Ligt het niet voor de hand dat een dergelijk onderricht de goede en gezonde kennis van Gods Woord, welke hij vroeger in zijn leven van zijn theocratische ouders heeft ontvangen, zou vervangen? Het is hoogst irreëel te denken dat men gerust een tijdlang van theocratisch gezelschap en de dienst voor de Almachtige God verstoken kan zijn en toch nog in de waarheid zou blijven. Wat zou men per slot van rekening, en dit is uitermate belangrijk, voor beroep kiezen waardoor men zijn bediening beter zou kunnen verrichten?
18. Wat voor wijsheid zult u waarschijnlijk verwerven, en waartoe kan ze leiden?
18 Wanneer men de loopbaan van een hogere opleiding volgt, zal men wijsheid verwerven, maar wat voor wijsheid? Bedenk wel dat de instellingen van dit samenstel van dingen hun ideeën verbreiden en dat men er licht toe gebracht kan worden er voor te zwichten zodat men zijn succes naar hun maatstaven gaat afmeten, want „de zonen van dit samenstel van dingen zijn op een praktischer manier verstandiger . . . dan de zonen van het licht.” Men gaat er tegenwoordig nogal prat op dat men bijzonder praktisch is. Welke les leren wij hieruit? „Ook zeg ik u: Maakt vrienden voor u zelf door middel van de onrechtvaardige rijkdommen, zodat, wanneer zulks ontbreekt, zij u mogen ontvangen in de eeuwige woonplaatsen.” — Luk. 16:8, 9, NW.
19, 20. (a) Welke gevaren brengt het mee wanneer de jonge christelijke bedienaar van het evangelie hoger onderwijs wil genieten? (b) Waarom zullen wij niet verwachten dat het Gods goedkeuring heeft?
19 Wij ontvangen de vermaning ’ons afgescheiden van de wereld te bewaren,’ doch op zo’n manier zouden wij onze geest met de beginselen van deze wereld vullen. Wij hebben de raad ontvangen de vergaderingen niet te veronachtzamen, evenwel zou het dit ongetwijfeld tot gevolg hebben. Er wordt sterk op aangedrongen dat wij ’studeren om ons Gode beproefd voor te stellen’; en wij zouden in de oude wereld studeren om ’wijsheid’ te verkrijgen en de goedkeuring der mensen te winnen. ’Weest daders des Woords en niet alleen hoorders,’ wordt ons voorgehouden; verkiezen wij echter de loopbaan van een hogere opleiding, dan zou er weinig tijd overschieten hetzij hoorders hetzij daders van het Woord Gods te zijn.
20 Op geen enkel deel dezer oude wereld rust Gods goedkeuring, en daartoe behoren ook haar wetenschappelijke instellingen welke haar filosofieën verbreiden. Door een dergelijke ’wijsheid’ wordt iemand geen betere dienstknecht van Jehovah, want dat is niet het doel er van, noch wordt die wijsheid met dat doel onderwezen.
21. Wat vormt een opbouwende christelijke opleiding, en van welke waarde is ze?
21 Wanneer Paulus het woord richt tot de Efeziërs, spreekt hij over een opbouwende kennis en opleiding, en hij vermeldt eveneens welke toewijzingen hiervoor werden gedaan: „En hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als zendelingen, sommigen als herders en leraars, met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van wasdom die behoort tot de volheid van de Christus.” Waarom dan wel? „Opdat wij niet langer kleine kinderen zouden zijn, heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen, door middel van arglistigheid in het beramen van dwaling. Maar laten wij, terwijl wij de waarheid spreken, door liefde opgroeien in alle dingen . . . dat gij er niet langer mede voortgaat te wandelen zoals ook de natiën wandelen in de vruchteloosheid van hun verstand.” „Blijft als kinderen van het licht wandelen, . . . en deelt niet langer met hen in de onvruchtbare werken die tot de duisternis behoren.” Is een tegenwoordig gegeven hogere opleiding naar de maatstaven dezer oude wereld in overeenstemming te brengen met de bovenstaande woorden van de apostel? Deze twee zijn evenmin mengbaar als olie en water. — Ef. 4:11-17; 5:8, 11, NW.
22. (a) Welk beroep heeft de jonge man of vrouw die zich heeft opgedragen? (b) Welke relatieve plaats moet men de andere levensbelangen toekennen? Wat kan zijn liefste wens zijn?
22 Wanneer iemand zijn leven aan Jehovah opdraagt, is de bediening ons levensberoep en niet alleen moet alles hiervoor wijken, maar alles wordt ook dusdanig vervormd dat een bedienaar van het evangelie er door wordt geholpen aan de door Jehovah getelde vereisten te beantwoorden. Hij zal niet gedogen dat zijn aandacht is verdeeld doordat hij andere belangen of begeerten nastreeft. Met hoeveel meer nut zou, aldus bezien, de jonge man of vrouw de overeenkomende vier jaar of meer in de volle-tijd-predikingsdienst kunnen besteden; wellicht gaat hij zelfs naar Gilead en heeft vervolgens een aandeel aan de zendingsdienst of een andere speciale toewijzing, of misschien wordt hij wel uitgenodigd op Bethel te komen werken. In dat geval zou de volgende uitstekende raad goed in acht zijn genomen: „Schenk voortdurend aandacht aan u zelf en aan uw onderwijs. Blijf hierbij, want door dit te doen, zult gij zowel u zelf redden als hen die naar u luisteren.” — 1 Tim. 4:16. NW.
23. Hoe dwaalt de jeugd van deze tijd vaak wanneer het er om gaat een oordeel te vellen?
23 Vele jonge mensen bezitten heden ten dage de geestesgesteldheid dat zij wel zullen beoordelen wat goed en kwaad is. Vaak horen wij: „Ik leef goed”; „Ik doe goed, ik berokken niemand nadeel.” Zeer terecht kan dan de vraag worden gesteld: Overeenkomstig welke maatstaven? Duidelijk is het een handelwijze die hun in eigen ogen recht toeschijnt, evenals destijds toen er in Israël geen koning was. Dit verklaart waarom er heden ten dage zoveel verwarring heerst, en wederom bemerken wij dus dat de jeugd hetzelfde voorbeeld heeft gevolgd. Zelfs wanneer zij nog in een onrijp jeugdstadium verkeren, bepalen zij wat goed of niet goed is, en de gevolgen blijven dan ook niet uit.
DE MORELE MAATSTAVEN EN HET MAKEN VAN HUWELIJKSPLANNEN
24. (a) Waarover moeten de ouders de kinderen nog meer onderrichten? Waarom? (b) Wat is zo belangrijk wanneer men de leeftijd bereikt dat men een huwelijkspartner kan kiezen?
24 De jaren waarin door de jeugd wellicht de moeilijkste beslissingen genomen moeten worden, zijn die tussen de 12 en 20, wanneer de meisjes vrouw beginnen te worden en de jongens echte manneneigenschappen beginnen aan te nemen. Zij bezien het leven dan vanuit een geheel nieuw gezichtspunt. Tot op die tijd dienen de ouders het volledige vertrouwen van de kinderen te hebben genoten en dit dient zo te blijven. De jonge mannen en vrouwen dienen bij hun vader en moeder te kunnen blijven komen met hun vragen over het leven en de betekenis der veranderingen welke zij ervaren. Zij verwachten een goed antwoord. Jeugdige personen hebben er recht op meer van het leven te weten te komen dan slechts de oppervlakkige verklaringen in de verhaaltjes over vogels, bijen en bloemen! Zij hebben er nu eveneens recht op onderricht te blijven ontvangen in de fundamentele levensvragen, en de ouders zijn de door God aangewezen personen om hun deze van levensbelang zijnde kennis te verstrekken. De jeugd verwacht dit van u en heeft daar ook recht op, vaders en moeders. Hiertoe behoort ook onderricht in het juiste gedrag tegenover het andere geslacht, en eerbied voor de niet door mensen maar door Jehovah God ingestelde zedenwetten. Wanneer de kinderen deze leeftijd hebben bereikt en daarna over een huwelijk gaan denken, dienen de ouders wederom op juiste wijze de taak van onderwijzer te vervullen, opdat de zoon of de dochter zal begrijpen waaraan men bij het uitkiezen van een geschikte levenspartner moet denken. Jehovah’s regels hierover zijn duidelijk, en vermelden als eerste met wie men in het huwelijk kan treden. Ouders dienen hierin even bezorgd te zijn als Abraham, toen deze een huwelijkspartner voor zijn zoon Izak uitkoos. Izak respecteerde de keus van zijn Godvrezende vader. Alhoewel hij te midden van de Kanaänieten en hun jonge vrouwen leefde, kwam geen dezer in aanmerking voor Izak, omdat zij niet in een verbondsverhouding met Jehovah stonden. Paulus geeft dezelfde heilzame raad aan christenen door, wanneer hij zegt: ’Huwt slechts in de Heer.’ Hoe kunnen wij ons afgescheiden van de wereld bewaren wanneer men zijn levensgezel of -gezellin uit de wereld kiest en dan zo intiem gaat samenleven als man en vrouw? — Gen. 24:3, 4, 37; 1 Kor. 7:39, NW.
25. (a) Waarom wordt in de Schrift de ongehuwde staat zo hoog aangeslagen? Onder welke omstandigheden? Welke praktijken dienen te worden gemeden?
25 Aangezien de bijbel er zo de nadruk op legt, is een nog betere handelwijze ongehuwd te blijven. Paulus licht dit als volgt toe: „De ongetrouwde man is bezorgd voor de zaak des Heren, hoe hij de goedkeuring des Heren kan verwerven. De gehuwde man is echter bezorgd voor de dingen der wereld, hoe hij de goedkeuring van zijn vrouw kan verwerven, en hij is verdeeld.” Verkiest iemand deze betere weg der ongehuwde staat, dan dient hij er aan te denken dat er van hem wordt verlangd dat hij toch een rein leven leidt. Kan een jonge man of vrouw niet zo’n beheerst leven leiden, dan raadt Paulus hen aan: „Maar indien zij geen zelfbeheersing [de gave der ongehuwde staat] hebben, laten zij trouwen, want het is beter te trouwen dan brandend te zijn van hartstocht” (1 Kor. 7:32-34, 9, NW). Deze jonge mensen die in hun adolescentiejaren of ouder zijn, zijn toekomstige christelijke kinderen van de Koning, Christus Jezus, en zij dienen zich rein en onberispelijk tegenover het andere geslacht te gedragen. Wanneer dienaren van Jehovah, hetzij jong of oud, zien dat wereldlingen zich aan drinkgelagen en zwaar lichamelijk gevrij te buiten gaan, is dat nog geen reden dat ook zij hun waakzaamheid laten varen en een even gedegenereerde houding aan de dag leggen. Men dient te bedenken waartoe dit alles leidt. Overmatig drinken en eten stompt de zinnen af en verzwakt de weerstand tegen verleiding. Lichamelijk vrijen wekt de geslachtsdriften op, en laat men zich te ver door deze driften leiden, dan is grove immoraliteit het gevolg. Godvrezende personen kunnen zich niet zo gedragen als de goddeloze wereld. Stellig rust op de ouders de ernstige plicht niet alleen hun kinderen zodanig groot te brengen dat zij een goed inzicht hebben in deze fundamentele dingen van het leven, maar hen ook te waarschuwen voor de gevaren die het leven met zich brengt.
26. Welk standpunt dient een jonge christen in te nemen met betrekking tot het huwelijk?
26 Tegen de tijd dat jeugdige personen meerderjarig worden, dienen zij een duidelijk begrip te hebben van het huwelijk en wat het inhoudt. Omdat thans een derde der huwelijken om allerlei redenen op een scheiding uitloopt, behoeft men het huwelijk nog niet licht op te vatten, zoals dat in de tegenwoordige tijd waargenomen kan worden. Wanneer echtelieden om een andere reden dan overspel van elkaar scheiden en hertrouwen, schenden zij nog steeds Gods verbond inzake het huwelijk en kunnen onmogelijk zijn goedkeuring verwerven. „Geen hoereerder of onrein persoon . . . [heeft] enig erfdeel . . . in het koninkrijk van de Christus en van God.” Het is belangrijk dat jonge mensen op de hoogte zijn van deze feiten uit het leven, opdat hun huwelijk in overeenstemming is met Gods wil. Zij zullen beseffen dat gehuwde christenen gehuwd blijven en een juiste eerbied hebben voor de schriftuurlijke regeling: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen, en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders en overspelers oordelen.” — Ef. 5:5; 1 Kor. 6:9, 13; Hebr. 13:4, NW.
BESLUIT
27. Welke het hart vreugde bereidende gelegenheid wordt ouders geboden?
27 Ouders bezitten thans de wonderbaarlijke gelegenheid hun kinderen zodanig op te voeden dat zij aan Gods maatstaven voldoen en zijn goedkeuring wegdragen. Er bestaat geen groter erfdeel. Niets zou een succesvolle ouder ook maar een groter geluk kunnen schenken dan gade te slaan hoe kinderen tot mannen en vrouwen opgroeien en een aandeel hebben aan de dienst van de Almachtige God.
28. Wat zal de liefste wens of het doel van een jeugdige bedienaar van het evangelie zijn, en wat kan zijn positie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn?
28 Juist onderrichte, opgevoede en gedisciplineerde jonge mensen hebben thans stellig een plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Zij strekken waarlijk hun ouders, de gemeente en vooral Jehovah en Zijn gehoorzame en getrouwe Koning-Zoon, Christus Jezus, tot eer. Jonge bedienaren van het evangelie zullen alle praktijken en al het onderwijs waardoor hun aandacht naar het materialisme, de aardse successen en de verlangens dezer oude wereld wordt getrokken, schuwen, omdat ze niets meer dan listig verborgen valkuilen van de tegenstander zijn. Jonge mensen, gehuwd of ongehuwd, dienen daarom de vurige wens te koesteren, in de Betheldienst in Brooklyn of op een der bijkantoren van het Wachttorengenootschap te dienen, of als een afgestudeerde van Gilead in de volle-tijd-zendingsdienst of in een andere toewijzing, of in de volle-tijd-pioniersdienst te staan. Een christelijke dienstknecht van Jehovah te zijn, is de verhevenste positie welke jeugdige mensen van tegenwoordig kunnen bekleden of waarvoor ze opgeleid kunnen worden. Die handelwijze voert tot eindeloos leven, anderen kunnen er eveneens door tot dit leven worden geleid en bovenal wordt zulk een handelwijze gezegend door de levende God, Jehovah. Welaan dan jullie die thans nog jonge bedienaren van het evangelie zijn, wordt de rijpe, loyale, getrouwe dienstknechten en vertegenwoordigers van Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij van morgen, en dat tot zijn eer!