Verstandig wandelen in een goddeloze wereld
Alom verbreide misdaad legt er de nadruk op hoe belangrijk het is verstandig te wandelen. Welke hulpmiddelen hebben wij in verband hiermee, en hoe kunnen wij er het meeste profijt van trekken?
VOOR verstandig wandelen is veel te zeggen. Waarom is dit het geval? Omdat verstandig wandelen, zoals terecht is opgemerkt, „het vermogen en de neiging” van een persoon inhoudt „om zijn kennis zodanig te gebruiken dat hij zijn voornemen met de beste resultaten ten uitvoer brengt”. Hierbij dient men natuurlijk niet God uit het oog te verliezen, want „de vreze des HEREN is het begin der wijsheid” en „het kennen van den Hoogheilige is verstand”. — Ps. 111:10; Spr. 9:10.
Verstandig wandelen, wil zeggen dat men wijsheid gebruikt. Een wijze koning uit de oudheid schreef hier lang geleden onder inspiratie over: „Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid verkrijgt; want wat zij opbrengt, is beter dan de opbrengst van zilver, wat zij doet gewinnen, is beter dan goud. Zij is kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren. Lengte van dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. Haar wegen zijn liefelijke wegen, al haar paden zijn vrede. Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen.” — Spr. 3:13-18.
Ter bekrachtiging van de voorgaande waarheden dienen de volgende geïnspireerde woorden: „Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen, daar een zondaar honderd maal kwaad doet en toch lang leeft. Nochtans weet ik, dat het den godvrezenden wel zal gaan, omdat zij voor Hem vrezen; den goddeloze daarentegen zal het niet wel gaan en hij zal zijn levensduur niet verlengen als de schaduw, omdat hij voor God niet vreest.” — Pred. 8:11-13.
WAAROM ZO MOEILIJK
Wat zijn er thans weinigen die verstandig wandelen! Hoe weinigen verheugen zich in de beloning der wijsheid: vrede, vreugde en geluk! Dit is niet zo vreemd wanneer men bedenkt dat het lang niet gemakkelijk is verstandig te wandelen, want de vervulling der bijbelprofetieën toont aan dat het nu de tijd is waarin Satan de Duivel „in grote grimmigheid” is, „wetende, dat hij weinig tijd heeft”. Waarvoor heeft hij weinig tijd? Om zijn snoevende bewering waar te maken dat hij, zoals door zijn aanval op Jobs rechtschapenheid wordt geïllustreerd, de gehele mensheid tegen God kan opzetten. Zou hij er ooit in slagen de gehele mensheid te verderven, dan zou hij zich als superieur aan Jehovah God kunnen beschouwen. Er bestaat echter geen gevaar dat dit ooit zal gebeuren, zelfs al waren er ten tijde van de vloed in Noachs dagen slechts acht mensen die hem door verstandig te wandelen, met succes weerstonden. Jezus vertelde dat er in onze tijd een daarmee te vergelijken toestand zou bestaan. — Openb. 12:12; Matth. 24:37-39.
De activiteit van Satan en zijn demonen is er voornamelijk voor verantwoordelijk dat er in deze „laatste dagen kritieke tijden . . . zijn, die moeilijk zijn door te komen”. Het is vooral aan hen toe te schrijven dat de mensen thans „zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, . . . aanmatigend zijn, hooghartig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, zonder erkentelijkheid, zonder goedertierenheid, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, eigenzinnig, opgeblazen van eigenwaarde, met meer liefde voor genoegens dan voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben maar de kracht ervan niet blijken te bezitten”. — 2 Tim. 3:1-5, NW.
Hoe nauwkeurig beschrijft deze profetie de huidige toestanden en hoe duidelijk tonen de feiten aan dat wij thans in de tijd leven waarin ze haar vervulling vindt! Het is al jarenlang iets heel normaals dat grote bedrijven het seksuele element aanwenden om van alles, van auto’s tot sigaretten, aan de man te brengen, maar in het begin van 1959 verwekte een vooraanstaande Amerikaanse radio- en televisieproducer grote opschudding door bekend te maken dat het de gedragslijn van sommige grote firma’s is prostituées te huren om de verkoop te bevorderen. Naar werd beweerd, worden afnemers op weekeindtochten uitgenodigd waarbij hun intieme betrekkingen met charmante prostituées worden aangeboden. Hierdoor wordt het veel gemakkelijker gemaakt de afnemer te overreden zijn order te plaatsen, en wanneer hij onwillig blijkt te zijn, is een kleine toespeling over het aan het licht komen van zijn handelwijze voldoende om hem met de transactie te laten instemmen, zelfs al zou dit tegengesteld zijn aan de belangen van zijn bedrijf of aan die van de firma welke hij vertegenwoordigt. Zou iets meedogenlozer en onterender kunnen zijn? Wat een commentaar op de moderne beschaving!
Zoals Gods Woord duidelijk te kennen geeft, hebben wij bovendien nog inwendige vijanden, de neigingen van ons gevallen vlees. „De neiging van het hart des mensen is slecht van zijn jeugd af.” Daarom is ’s mensen hart „arglistig . . . boven alles, ja, het is verderfelijk”. David heeft dit tot zijn schade bemerkt, waardoor hij ertoe werd gebracht te zeggen: „In ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.” De apostel Paulus wist dit feit ook zeer zeker naar waarde te schatten, want hij schreef: „Ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik.” Het is derhalve duidelijk dat het met deze bovenmenselijke vijanden die onze ondergang beramen, met zelfzuchtige mensen die valstrikken voor ons spannen en met onze eigen overgeërfde zwakheden, niet gemakkelijk is verstandig te wandelen. — Gen. 8:21, NW; Jer. 17:9; Ps. 51:7; Rom. 7:15.
HULPMIDDELEN OM VERSTANDIG TE WANDELEN
Hoe kunnen wij worden geholpen verstandig te wandelen? Door scholen voor hoger onderwijs te doorlopen? Met het oog op wat deze scholen beweren, zou men dit wel denken. Dit is echter toch niet het geval. Ten einde bovenmenselijke vijanden te kunnen bestrijden, hebben wij meer dan menselijke wijsheid nodig. Wij hebben „de wijsheid van boven” nodig. — Jak. 3:17.
Terwijl de mens geen wijsheid kan waarborgen, kan Jehovah God, de Bron van alle ware wijsheid, dit wel. Opdat wij verstandig zullen wandelen, heeft hij in een aantal hulpmiddelen voorzien, waarvan zijn Woord, de bijbel, wel het belangrijkst is. Door de gehele 119de psalm heen en in het bijzonder in vers 105 wordt onze aandacht erop gevestigd dat ’Gods Woord een lamp voor onze voeten en een licht op ons pad’ is. De apostel Paulus schreef aan Timótheüs: Gij kent „van kindsbeen af de heilige schriften . . ., die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust”. — 2 Tim. 3:15-17.
Door een studie van Gods Woord wordt ons geweten — ons morele gevoel — onderwezen en gesterkt. Er worden leidinggevende beginselen in uiteengezet welke ons duidelijk laten zien wat goed en wat verkeerd is en er wordt in aangetoond dat ’wat een mens zaait, hij ook zal oogsten’. Door onze Maker en Wetgever te leren kennen, zullen wij een gezonde vrees krijgen hem te mishagen, hetgeen het begin van ware wijsheid is. De positieve schriftuurlijke verzekeringen dat er een opstanding zal zijn en dat er voor allen die verstandig wandelen, leven in een rechtvaardige nieuwe wereld is weggelegd, vormen een verdere hulp voor ons. — Gal. 6:7; 1 Kor. 15:20, 21, 58; Openb. 21:4.
Een andere van God afkomstige hulp om verstandig te wandelen, is Zijn zichtbare kanaal. In overeenstemming met de in Matthéüs 24:45-47 gebezigde uitdrukking de „trouwe en verstandige slaaf” biedt het hulp door bijbelse lectuur, zoals dit tijdschrift, te publiceren, en treft het regelingen voor christelijke bijeenkomsten en vergaderingen waar bijbelse waarheden en beginselen worden geleerd. Ja, meer nog, in de vorm van huisbijbelstudiën en een opleidingsprogramma voor de bediening van het evangelie voorziet het zelfs in persoonlijke hulp. Van gemeenteopzieners en dienaars in een geestelijk ambt wordt verlangd dat zij de juiste hulpvaardige voorbeelden stellen, terwijl een ieder in de gemeente die zich niet aan Gods rechtvaardige beginselen wenst te storen, wordt geëxcommuniceerd of uitgesloten. Dit alles is een grote hulp om verstandig te wandelen. — 1 Kor. 5:1-13; 1 Tim. 3:1-13.
Gods heilige geest of werkzame kracht is een andere zeer belangrijke hulp. Men verkrijgt deze geest in antwoord op gebed en „door gehoor te geven aan het geloof”. De apostel Paulus zegt ons: „Leeft naar de geest; dan zult gij niet de begeerten inwilligen van het vlees.” Gods onpersoonlijke heilige geest of werkzame kracht kan met een elektrische stroom, die, hoewel onzichtbaar, zeer krachtig is en veel tot stand kan brengen, worden vergeleken: „Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest! zegt de HERE der heerscharen.” — Gal. 3:2; 5:16, PC; Zach. 4:6.
Evenmin mogen wij het gebed als een hulpmiddel om verstandig te wandelen, over het hoofd zien. Door gebed raken wij niet alleen in de juiste geestesgesteldheid, maar wij zullen er ook wijsheid, sterkte en al het andere wat wij nodig hebben — mits, en dit is een uiterst belangrijke voorwaarde, het in overeenstemming met Gods wil is — door ontvangen. — 1 Joh. 5:14.
VERSTANDIG WANDELEN
Door alleen maar met de voorgaande hulpmiddelen op de hoogte te zijn, zullen wij echter niet zomaar verstandig gaan wandelen. Wij moeten „daders des Woords, en niet alleen hoorders” zijn, anders zouden wij ’onszelf met valse overlegging bedriegen’. Indien wij werkelijk geloof bezitten, zullen wij in overeenstemming met wat wij geloven, willen handelen, „want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”. De eerste werken die met geloof samengaan, zijn berouw, bekering en het zich opdragen om Gods wil te doen. — Jak. 1:22, SV; 2:26.
Gods wil is voor ons dat wij het door Jezus Christus gestelde voorbeeld volgen, en dat betekent om te beginnen dat wij, evenals Jezus in de Jordaan, gedoopt dienen te worden. Wat moeten wij vervolgens gaan doen? Proberen de Tien Geboden na te leven en op zondag naar de kerk gaan? Hoewel dit in de christenheid de algemene opvatting schijnt te zijn, laat de Schrift zien dat Jezus en zijn eerste discipelen zich er aan wijdden het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken (Matth. 4:17; 10:7). Jezus zei tot Pilatus: „Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen.” — Joh. 18:37.
Ja, door zich aan het doen van Gods wil op te dragen, rust op elke christen de verplichting de bediening van het evangelie tot zijn roeping te maken. Deze bediening dient, zoals Jezus zelf heeft geboden, in ons leven de eerste plaats in te nemen: „Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” Van deze ommekeer in ons leven af, worden wij rentmeesters van zowel de bediening van het evangelie als van alles wat wij bezitten, zoals onze tijd, kracht, middelen en persoonlijke invloed, en er wordt van rentmeesters verwacht dat zij getrouw worden bevonden. — Matth. 6:33; 1 Kor. 4:1, 2.
Verstandig wandelen, betekent derhalve Gods wil te doen. Het houdt in dat wij de tegenstand van de Duivel en zijn demonen moeten overwinnen, dat wij de valstrikken van deze goddeloze wereld dienen te vermijden, dat wij onze overgeërfde zwakheden naar ons beste vermogen dienen te bestrijden en dat wij van de hulpmiddelen waarin God heeft voorzien, namelijk, zijn Woord, zijn zichtbare kanaal, zijn heilige geest en het gebed, een goed gebruik dienen te maken. Betreffende onze voornaamste vijand krijgen wij de raad: „Biedt weerstand aan den duivel, en hij zal van u vlieden.” „Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels.” Deze wapenrusting omvat het Woord van God, de hoop der redding, het schild des geloofs en het pantser der gerechtigheid of een goede hartetoestand. — Jak. 4:7; Ef. 6:11-17.
Ten einde ’s werelds valstrikken te vermijden en haar invloeden met succes te kunnen weerstaan, moeten wij ons er afgescheiden van bewaren. Wij dienen in gedachten te houden dat „zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, den Vader, is: . . . zichzelf onbesmet van de wereld bewaren”. Ja, „de vriendschap met de wereld” is „vijandschap tegen God”. „Wordt [daarom] niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten.” Behalve dat wij op onze hoede moeten zijn om niet in ’s werelds valstrikken te geraken, dienen wij ook haar dreigementen onbevreesd onder de ogen te zien. Wij dienen dan hetzelfde te zeggen als wat Petrus en de andere apostelen hun tegenstanders ten antwoord gaven: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Jak. 1:27; 4:4 en 1 Kor. 15:33; Hand. 5:29, NW.
De Schrift verschaft ons ook overvloedig veel goede raad over de wijze waarop wij, ondanks onze overgeërfde zelfzuchtige neigingen, verstandig kunnen wandelen: „Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makend, want de dagen zijn kwaad.” „Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van haar schepper.” Voor zulk een verstandige wandel dienen wij in onze denkwijze, woorden en daden zelfbeheersing te oefenen. Paulus wist dit naar waarde te schatten, want hij schreef: „Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.” — Ef. 5:15; Kol. 3:9, 10, NW; 1 Kor. 9:27.
Verstandig wandelen, houdt eveneens in dat wij de juiste geestesgesteldheid dienen te bezitten. Daar Jezus „zachtmoedig en nederig van hart” was en zich volledig aan de wil van zijn Vader ondergeschikt maakte, stelde hij ook hierin voor ons het voorbeeld. Verre van eerzuchtig te zijn, legde hij erkentelijkheid, waardering en tevredenheid betreffende zijn betrekkingen met zijn Vader en de door hem ontvangen zegeningen aan de dag. Hij was een levend voorbeeld van de waarheid dat „deze godvruchtige toewijding te zamen met het genoegen nemen met wat wij hebben, . . . een middel tot groot gewin” is. — Matth. 11:29; 1 Tim. 6:6, NW.
Om verstandig te wandelen, moeten wij echter bovenal onze innerlijke gedachten en beweegredenen, onze verlangens, gevoelens en genegenheden behoeden. Gods Woord brengt ons niet voor niets zo krachtig onder de aandacht: „Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens.” Daarom kunnen Gods vereisten in de twee grote geboden worden samengevat: „Gij zult den Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht” en „gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” — Spr. 4:23; Mark. 12:30, 31.
Verstandig wandelen, houdt werkelijk vele dingen in: weten wie onze vijanden zijn, de hulpmiddelen waarin God heeft voorzien om ons verstandig te doen wandelen naar waarde schatten en er een goed gebruik van maken. „Indien gij dit weet, gelukkig zijt gij als gij het doet.” — Joh. 13:7, NW.