Vragen van lezers
● Dr. B.M. Metzger, verbonden met de faculteit van het Princeton Theological Seminary, schrijft: „In de New World Translation wordt verklaard (op bladzijde 9 van het Nieuwe Testament), ’Aan elk hoofdwoord hebben wij één betekenis toegekend en aan deze betekenis vastgehouden voor zover het verband dit toeliet’. Daar de vertalers zich in Filippenzen 2:11 — waar het woord kyrios, dat op andere plaatsen 237 maal met ’Jehovah’ is weergegeven, niet met ’Jehovah’ is vertaald — ondanks de duidelijke toespeling op Jesaja 45:23 en het daaropvolgende vers, waarin de naam Jehovah voorkomt, niet aan deze zichzelf opgelegde regel hebben gehouden, rijst er bij mij de vraag of het niet zou kunnen zijn dat de Ariaanse theologie van de vertalers hun eigen uitdrukkelijke vertaalregel ter zijde heeft gesteld”. Bent u van oordeel dat deze vragensteller recht heeft op een duidelijk en uitvoerig antwoord? — V.S.
Een aantal lezers van De Wachttoren — kennelijk onbekend met het Grieks van het Nieuwe Testament — heeft ons een soortgelijke vraag gesteld, klaarblijkelijk geïnspireerd door de publiciteit die dr. Metzger aan een bespreking van deze aangelegenheid heeft gegeven. De doctor deed een aanhaling uit de tweede paragraaf op bladzijde negen van het Voorwoord, waar wij lezen:
„Aan elk hoofdwoord hebben wij één betekenis toegekend en aan deze betekenis vastgehouden voor zover het verband dit toeliet. Wij weten dat dit onze wijze van uitdrukken beperkingen heeft opgelegd, maar het is dienstig voor goed verwijs-werk en voor een betrouwbaarder vergelijking van met elkaar in verband staande teksten of verzen. Ten einde de rijkheid en verscheidenheid van de taal der geïnspireerde schrijvers te doen uitkomen, hebben wij tegelijkertijd vermeden, twee of meer Griekse woorden met hetzelfde Engelse woord weer te geven, want dit verbergt het onderscheid in nuance van betekenis tussen de verscheidene zodanig weergegeven woorden”.
Deze doctor in de theologie haalt slechts een gedeelte van het bovenstaande aan en laat zijn lezer in de waan dat de vertalers van de New World Translation of the Christian Greek Scriptures in hun weergave van het Griekse woord kyʹrios (zonder het bepalende Griekse lidwoord) met de goddelijke naam, Jehovah, naar willekeur of eigenmachtig te werk zijn gegaan. In hetzelfde Voorwoord tonen de vertalers echter aan dat zij met het weergeven van het Griekse woord kyʹrios (zonder het bepalende lidwoord) in het Engels met Jehovah, niet naar willekeur te werk zijn gegaan. Indien dr. Metzger het Voorwoord van het hierboven genoemde deel helemaal had doorgelezen, zou hij hebben vernomen op welke basis de vertalers van de New World Translation de goddelijke naam, Jehovah, in de Engelse vertaling van de Christelijke Griekse Geschriften hebben hersteld. Op bladzijde 19 te beginnen, zou hij dan het volgende hebben gelezen:
„HET HERSTELLEN VAN DE NAAM: Wat moet de tegenwoordige vertaler doen? Is hij gerechtigd, ja gemachtigd, de goddelijke naam in een vertaling van de Christelijke Griekse Geschriften te plaatsen? Iedereen die Grieks leest, moet bekennen dat in de LXX de Griekse woorden kyʹri·os en the·osʹ zijn gebruikt om de naam waardoor de Opperste Godheid wordt onderscheiden, te verdringen. Elk uitgebreid Grieks-Engels woordenboek vermeldt dat deze twee Griekse woorden als equivalenten van de goddelijke naam zijn gebruikt. Daarom is de tegenwoordige vertaler verantwoord wanneer hij de goddelijke naam als equivalent van deze twee Griekse woorden gebruikt, dat wil zeggen, op plaatsen waar Matthéüs, enz., verzen, passages en uitdrukkingen aanhalen uit de Hebreeuwse Geschriften of uit de LXX waarin de goddelijke naam voorkomt”.
Bij die betreffende paragraaf stond een voetnoot van drie paragrafen waarin uit drie verschillende Grieks-Engelse woordenboeken aanhalingen werden gedaan, waardoor werd aangetoond dat in de Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften ter vervanging van de goddelijke naam, Jehovah, de Griekse woorden kyʹrios en theosʹ werden gebruikt.
Op bladzijde 20 van het Voorwoord wordt vervolgens in de eerste paragraaf gezegd: „Hoe kan een tegenwoordige vertaler weten of vaststellen wanneer hij in zijn vertaling de Griekse woorden Κύριος en Θεός met de goddelijke naam moet vertalen? Door vast te stellen waar de geïnspireerde christelijke schrijvers een aanhaling uit de Hebreeuwse Geschriften hebben gedaan. Dan moet hij er het origineel op nazien om vast te stellen of de goddelijke naam daar op die plaats voorkomt. Op deze manier kan hij de identiteit vaststellen die kyʹri·os en the·osʹ moet worden toegekend en dan kan hij ze met persoonlijkheid bekleden”.
In dit Voorwoord wordt aangetoond dat er in de loop der tijd van de Christelijke Griekse Geschriften of gedeelten ervan negentien vertalingen van het Grieks in het oude, bijbelse Hebreeuws zijn gemaakt, en dat de vertalers ervan — waaronder professor F. Delitzsch, dr. I. Salkinson en dr. C.D. Ginsburg — bij het vertalen van de geschriften van Christus’ apostelen en discipelen, welke geschriften over het algemeen als het Nieuwe Testament bekendstaan, de naam Jehovah of het Hebreeuwse tetragrammaton (met klinkerpunten) hebben gebruikt. Voordat de New World Translation of the Christian Greek Scriptures tot bestaan was gekomen, hadden deze Hebreeuwse vertalers de goddelijke naam dus in de christelijke geschriften, officieel het Nieuwe Testament genaamd, ingevoerd.
Het „New World Bible”-vertaalcomité zegt daarom in de tweede paragraaf van bladzijde 20 van het Voorwoord: „Om te vermijden dat wij de grenzen van een vertaler overschrijden en ons op het terrein van exegese zouden begeven, hebben wij getracht uiterst voorzichtig te zijn wat het weergeven van de goddelijke naam betreft, en wij hebben steeds de Hebreeuwse Geschriften zorgvuldig beschouwd. Wij hebben in de Hebreeuwse vertalingen die wij ter bevestiging van onze eigen vertolking hebben geraadpleegd, naar enige overeenkomst met ons inzicht gezocht. Zo zijn er van de 237 malen dat wij de goddelijke naam in de vertaling zelf hebben weergegeven, slechts twee gevallen waarin wij geen ondersteuning of bevestiging van een der Hebreeuwse vertalingen hebben. In deze twee gevallen, namelijk, Efeze 6:8 en Kolossenzen 3:13, voelen wij ons bij het weergeven van de goddelijke naam echter krachtig ondersteund door het verband waarin de tekst staat en door aanverwante teksten. De aantekeningen in onze voetnoot tonen de ondersteuning die ons door de Hebreeuwse vertalingen en andere autoriteiten voor onze vertolking worden verleend”.
Met het oog op het bovenstaande vragen wij ons af waarom de met de faculteit van het Princeton Theological Seminary verbonden theoloog slechts een gedeelte van bladzijde 9 van het bovengenoemde Voorwoord aanhaalde en al de hierboven verstrekte inlichtingen uit het Voorwoord betreffende de wijze waarop de vertalers hebben vastgesteld of het juist was de goddelijke naam in de Christelijke Geschriften terug te brengen, onaangehaald liet. In deze gedeelten, welke de theoloog heeft nagelaten onder uw aandacht te brengen, wordt aangetoond waarom kyʹrios (zonder het bepalende lidwoord) in de New World Translation niet altijd met Jehovah is weergegeven.
Volgens de theoloog doelt Filippenzen 2:11 duidelijk op Jesaja 45:23 en de verdere verzen. Wel, laten wij eens kijken. Deze verzen luiden volgens de American Standard Version: „Ik heb bij mijzelf gezworen, het woord is in rechtvaardigheid uit mijn mond uitgegaan en het zal niet terugkeren, dat voor mij elke knie zal buigen, elke tong zal zweren. Alleen in Jehovah, wordt er van mij gezegd, is rechtvaardigheid en sterkte; zelfs tot hem zullen mensen komen; en allen die op hem vertoornd waren, zullen beschaamd gesteld worden. In Jehovah zal het gehele zaad van Israël worden gerechtvaardigd en zich verheerlijken”.
Filippenzen 2:9-11 luidt echter volgens de American Standard Version: „Daarom heeft God hem ook buitengewoon verhoogd en hem de naam gegeven welke boven elke naam is; opdat in de naam van Jezus elke knie zou buigen, van wat in de hemel, op aarde en onder de aarde is, en opdat elke tong zou belijden dat Jezus Christus Heer [kyʹri·os] is, tot heerlijkheid van God de Vader”.
Dit is niet hetzelfde als de aanhaling uit Jesaja. In Filippenzen 2:11 staat niet dat elke tong tot Jezus dient te zweren. Er wordt in gezegd dat elke tong in verband met Jezus iets dient te belijden tot heerlijkheid van God de Vader. Dit vormt dus geen zinspeling op Jesaja 45:23, zoals nodig zou zijn om Jezus met Jehovah te identificeren.
Houd in gedachten dat „Jehovah” een naam is, de goddelijke naam, maar dat er in Filippenzen 2:9-11 staat dat de naam van de Zoon van God Jezus, en niet Jehovah, is; en de naam Jezus betekent in werkelijkheid „Jehovah is redding” of „de redding van Jehovah”. In Filippenzen 2:11 wordt daarom gezegd dat elke tong tot eer van God de Vader zal belijden dat Jezus een zeker titulair ambt, namelijk dat van heer, zou bekleden. Deze titel „Heer” is in de Griekse tekst kyʹrios (zonder het bepalende lidwoord).
Iedereen die bekend is met het Grieks waarin het Nieuwe Testament is geschreven, weet dat dit woord kyʹrios (zonder het bepalende lidwoord) op plaatsen wordt gebruikt waar een persoon wordt aangesproken en derhalve niet Jehovah betekent. Het betekent Heer of mijnheer. In deze betekenis is het woord kyʹrios zonder lidwoord door de New World Translation en andere vertalingen op de juiste plaatsen weergegeven. Ook wanneer kyʹri·os als een titel wordt gebruikt, komt het zonder het bepalende lidwoord voor, zoals in het geval van Filippenzen 2:9-11.
Nagenoeg alle vertalingen in de christenheid, zelfs die in het Hebreeuws, laten zien dat het woord kyʹrios zonder het bepalende lidwoord in Filippenzen 2:11, als een titel en niet als een persoonsnaam wordt gebruikt. Daarom luidt dit vers in de New World Translation: „En iedere tong openlijk zou belijden dat Jezus Christus Heer is tot de heerlijkheid van God, de Vader!” Geen christen behoeft te belijden dat Jezus Christus Jehovah is, omdat dit niet overeenkomstig de waarheid is. Jezus leerde ons bidden of de naam van zijn Vader geheiligd mocht worden, en elke ingelichte bijbelgeleerde weet dat de naam van God de Vader, Jehovah is.
De apostel Paulus zegt in 1 Korinthiërs 8:5, 6: „Want al zijn er ook zogenaamde goden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde — en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte — voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wien alle dingen zijn en tot wien wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wien alle dingen zijn, en wij door Hem”. Christenen dienen derhalve te belijden dat Jezus Christus Heer, of kyʹrios (zonder het bepalende lidwoord), is.
Het woord kyʹrios zonder het bepalende lidwoord wordt op deze wijze ook in 1 Korinthiërs 12:3 gebruikt. Op die plaats komt in de Griekse tekst dezelfde uitdrukking voor als in Filippenzen 2:11, namelijk KYRIOS YESOUS. In beide teksten is het Griekse woord kyʹrios een titel waarmee een persoon met een bepaalde naam wordt aangesproken. Het zou daarom verkeerd, ja, zelfs belachelijk, zijn die uitdrukking KYRIOS YESOUS als „Jehovah Jezus” weer te geven. In geen van de Hebreeuwse vertalingen wordt het als „Jehovah Jezus” weergegeven; het daar voorkomende Griekse woord kyʹrios wordt daarentegen als een titel erkend, zodat de vertalers het Hebreeuwse woord Adón, hetgeen Heer betekent, in plaats van de naam Jehovah, hebben gebruikt.
De New World Translation is derhalve consequent en schendt geen in het Voorwoord uiteengezette algemene gedragslijn wanneer ze de in 1 Korinthiërs 12:3 en ook in Filippenzen 2:11 voorkomende uitdrukking als ’Jezus is Heer’ en niet als „Jezus is Jehovah” weergeeft. De vertalers kunnen er op grond van deze handelwijze daarom niet van worden beschuldigd door de theologie van de anti-trinitariër Arius te zijn beïnvloed.
Een recente vertaling getiteld „The Authentic New Testament” van de hand van een jood genaamd H.J. Schonfield, uitgegeven in 1955, geeft de uitdrukking als een aan Jezus gerichte aanspreektitel weer. Het vers luidt: „En niemand zal kunnen zeggen, ’Here Jezus!’, behalve dan door de heilige Geest” (1 Korinthiërs 12:3). Deze joodse vertaler geeft Filippenzen 2:11 als volgt weer: „En elke tong Jezus Christus als Meester zou toejuichen, tot de heerlijkheid van God de Vader”.
Het is heel gemakkelijk voor een trinitarische theoloog der christenheid om op een bijbelvertaling te vitten die niet met zijn trinitarische leer overeenstemt. Wanneer hij dit echter doet door de basis waarop de gekritiseerde vertaling iets consequent weergeeft, te verbergen, is hij dan eerlijk en wetenschappelijk? Heeft hij zijn standpunt bewezen? Dit te beantwoorden, laten wij aan u over.
● Waarom stond Jehovah toe dat de Israëlieten eerst twee maal van de stam Benjamin verloren voordat hij hen de gerechte straf aan de Benjaminieten liet toedienen wegens de door hen begane misdaad te Gibea (Richteren 20)? — P.G., Schotland.
In het 19de hoofdstuk van Richteren wordt verteld hoe enkele schurken van Gibea een gehele nacht lang een vrouw verkrachtten zodat zij tegen de ochtend dood was. Het volk van Gibea beging toen de gruwelijke misdaad om deze zonde van de inwoners van hun stad door de vingers te zien. De stam Benjamin was in dit opzicht eveneens schuldig, want de Benjaminieten gaven geen gehoor aan de eis van de overige stammen om de schurken ter dood te brengen. Deze immorele toestand vormde een uitdaging voor de getrouwheid van de overige stammen van Gods uitverkoren volk.
Dat er in het begin zo velen van hen werden gedood, vormde een grote beproeving voor de getrouwe stammen, vooral met betrekking tot de juistheid van hun zaak. Door de getrouwe stammen zulke grote verliezen te laten lijden — er vielen in twee dagen veertigduizend mannen — beproefde Jehovah hen om te zien of zij volhardend zouden zijn in hun vast besloten poging om, ook al ging het met zulke grote verliezen voor henzelf gepaard, dit grote kwaad in Israël uit te roeien.
De duizenden getrouwen die wegens de strafexpeditie het leven lieten, stierven in een rechtvaardige zaak. De overlevenden die de overwinning behaalden, rechtvaardigden zich voor Jehovah God en voor alle lezers van zijn Woord. Deze rechtvaardiging was de kosten waard, en de natie Israël werd van een zeer onterend moreel kwaad gezuiverd.