Vragen van lezers
● Is het verkeerd wanneer een blanke en een kleurling die echt van elkaar houden, trouwen? Geeft de bijbel hieromtrent enige raad? — W.M., VS.
Gods Woord verbiedt een huwelijk tussen personen van verschillende rassen niet. Integendeel, er wordt in getoond dat alle rassen aan elkaar verwant zijn doordat ze oorspronkelijk alle van één mens afkomstig waren (Hand. 17:26). God acht het ene ras niet boven het andere. De apostel Petrus bracht het aldus onder woorden: „Bij God [is] geen aanneming des persoons . . ., maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig.” — Hand. 10:34, 35.
Het bevel dat wel in Gods Woord wordt gegeven, is, dat opgedragen christenen „alleen in de Heer” dienen te trouwen. Mocht het zo zijn dat een van beide partijen voordien getrouwd is geweest, dan is het noodzakelijk dat zij schriftuurlijk vrij zijn om te trouwen doordat de partner hetzij gestorven is of er op grond van overspel een wettige echtscheiding is voltrokken. — 1 Kor. 7:39, NW.
Het is vanzelfsprekend dat zij die trouwen, geluk zoeken. De Schrift geeft bovendien te kennen dat een huwelijk of een bruiloft een zeer gelukkige gebeurtenis dient te zijn. De talloze gelukkig gehuwde paren bewijzen dat het huwelijk een bron van diepe voldoening, tevredenheid en veel vreugde kan zijn. Het betekent echter ook dat zij die een huwelijk aangaan, ten gevolge van de menselijke onvolmaaktheid een bepaalde mate van „verdrukking voor het vlees”, zoals de apostel Paulus het uitdrukt, te verduren zullen krijgen. — 1 Kor. 7:28.
Wanneer personen van een verschillend ras met elkaar trouwen, zullen zij waarschijnlijk meer van deze verdrukking hebben dan anderen. Christenen kunnen nu eenmaal geen verandering in de heersende menselijke gewoonten, vooroordelen en wetten aanbrengen, maar moeten die nemen zoals ze zijn. Daarom dienen zij de zaak zeer realistisch te beschouwen en de extra moeilijkheden waaraan zij ten gevolge van zulk een huwelijk het hoofd zullen moeten bieden, in overweging te nemen. In vele delen der aarde heerst er nog veel rassendiscriminatie, zodat het aangaan van zulk een huwelijk met zich kan meebrengen dat iemands gelegenheden om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken, worden beperkt. Kinderen die uit zulk een huwelijk worden geboren, zullen zodra zij oud genoeg zijn om zich onder andere kinderen te begeven, waarschijnlijk eveneens met grotere moeilijkheden te kampen krijgen.
Voorts is het in verschillende landen en staten bij de wet verboden om een huwelijk met iemand van een ander ras aan te gaan. Aangezien christenen het recht van Caesar om huwelijksvoorschriften uit te vaardigen, moeten eerbiedigen, zouden aldaar wonende christenen die zulk een huwelijk tussen verschillende rassen overwegen, naar een land of staat moeten verhuizen waar zulke huwelijken wel wettelijk zijn, en het zou niet raadzaam zijn om naar hun eigen land of staat terug te keren of ergens anders heen te gaan waar zulke wetten gelden.
Gezien deze factoren zullen zij die zulk een huwelijk overwegen, er goed aan doen de stap ernstig te beschouwen. Is er werkelijk sprake van liefde of is het hoofdzakelijk fysieke aantrekkingskracht? Zouden beider belangen erdoor worden gediend? Is dit huwelijk de geschiktste oplossing voor hun probleem of reden om te willen trouwen? Vóór het huwelijk schijnt de liefde tussen twee personen wellicht sterk genoeg, maar is ze sterk genoeg om de extra moeilijkheden welke met zulk een huwelijk gepaard gaan, te verdragen? Indien twee personen van verschillend ras tot zulk een stap zouden besluiten, dient niemand hen te bekritiseren. Er mag niet over het hoofd worden gezien dat de werkelijk belangrijke factoren die zijn welke duidelijk in de Schrift worden uiteengezet.
● Mijn echtgenoot en ik zijn Getuigen die zich pas aan God hebben opgedragen. Onze familieleden en kennissen zijn zeer over het feit dat wij ons standpunt hebben ingenomen, gebelgd. Tegen de tijd van het kerstfeest en het daarmee gepaard gaande geven van geschenken, zal hun verontwaardiging wegens onze weigering hieraan mee te doen, beslist nog toenemen. Zou u ons in deze aangelegenheid enkele richtlijnen kunnen geven? — R.M., VS.
Als christenen die zich aan God hebben opgedragen, gaat onze belangstelling er in de eerste plaats naar uit hoe wij Jehovah God en Jezus Christus kunnen behagen. In de tweede plaats rust er op ons de verplichting om, wanneer de gelegenheid zich voordoet, aan onze kennissen, buren en familieleden getuigenis te geven. Naar mate van de doeltreffendheid waarmee wij dit doen, zullen zij gaan inzien hoe wij over bepaalde aangelegenheden denken. Dit zal in het bijzonder het geval zijn wanneer wij vertellen welk standpunt de Nieuwe-Wereldmaatschappij ten aanzien van persoonlijke, politieke en religieuze feestdagen inneemt. Wij kunnen hun duidelijk maken dat wij Christus als Koning eren, maar dat het ons ongepast voorkomt thans nog de nadruk op zijn geboorte als baby te leggen. Daar wij ervan overtuigd zijn dat ons standpunt schriftuurlijk is, kunnen wij dit met grote vrijmoedigheid uiteenzetten.
Wanneer wij kerstgeschenken ontvangen, wat moeten wij dan doen? Het schijnt niet verstandig om op dat moment de instelling van het kerstfeest aan te vallen. In plaats van ze te weigeren of terug te sturen, zou het veel beter zijn mondeling of door middel van een kaartje of brief uw waardering tot uitdrukking te brengen; en, terwijl wij alles wat met de feestdagen in verband staat, geheel negeren, kunnen wij van de gelegenheid gebruik maken iets over onze hoop op een nieuwe wereld te zeggen. Het kan zelfs raadzaam zijn om, ten einde onze dankbetuiging nog meer van de heidense viering los te doen staan, hiermee tot ná de feestdagen te wachten.
Evenmin dienen wij ons te verontschuldigen omdat wij met kerstmis geen geschenk zenden, alhoewel wij er wel een hebben ontvangen. In de zakenwereld blijkt kerstmis voor werkgevers een geschikte gelegenheid te zijn om door middel van een gratificatie of tantièmes hun waardering voor bewezen diensten tot uitdrukking te brengen. Mensen die louter iets geven om weer wat terug te ontvangen, bezitten de in de Schrift veroordeelde verkeerde beweegreden (Luk. 6:30-36). Indien wij echter een drang gevoelen om een geschenk te geven, zouden wij op een ander passend tijdstip of een andere geschikte gelegenheid kunnen wachten. Terloops zij opgemerkt, dat ditzelfde met betrekking tot het geven van geschenken op verjaardagen kan worden gezegd. Wij dienen ons echter nimmer verplicht te voelen een geschenk te geven omdat wij zelf wat hebben ontvangen. Het is eveneens juist in gedachten te houden dat wij door overeenkomstig onze opdrachtsgelofte te leven, veel meer geven — en dat aan meer personen die het verdienen en met een betere beweegreden — dan wie dan ook van de christenen die met kerstmis geschenken uitdelen. Wij geven de boodschap die voor de mensen eeuwig leven kan betekenen. — Matth. 10:8; Joh. 17:3.