Mijn doel in het leven nastreven
Zoals Helen Wilson dit heeft verteld
HOE zou ik mijn leven het beste kunnen besteden? Voor deze beslissing stond ik toen ik de middelbare school had doorlopen. Zou ik op een baan uitgaan om geld te verdienen en mij louter en alleen van stoffelijke dingen voorzien, of moest er iets worden gedaan wat meer de moeite waard was? Van kinds af aan was ik in de bijbelse waarheden opgevoed en ik had gedurende mijn schooljaren enige tijd aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk besteed. Hierdoor werd ik geholpen om ten aanzien van de handelwijze die ik in het leven zou volgen, een beslissing te nemen.
In 1939 ging ik gedurende de vakantie de pioniersdienst in en sindsdien ben ik altijd in deze dienst gebleven. Er zijn nu 22 jaren voorbijgegaan, en ik heb al die jaren als pionierster veel vreugde ervaren en vele zegeningen ontvangen. De eerste jaren waren lang niet gemakkelijk, maar ik ben dankbaar dat ik er nooit één keer mee heb hoeven ophouden. Het duurde niet lang of mijn moeder, zuster en ik kregen een toewijzing om zwakke gemeenten in Noord-Carolina in de Verenigde Staten als speciale pioniersters bij te staan en sterker te maken. Wij woonden in een kleine woonwagen, en aangezien benzine gedurende de oorlog duur en op de bon was, zijn wij voor het geven van getuigenis heel vaak op onze fiets op pad gegaan.
Een van de grootste verrassingen van mijn leven kwam op een morgen toen ik onze post van het postkantoor ophaalde. Een brief uit Brooklyn van het bureau van de president! „Wat zou dat kunnen zijn?” vroeg ik mijzelf af. Nu, het was een brief waarin over de opening van de Wachttoren Bijbelschool Gilead werd geschreven, met een aanvraagformulier dat ik moest invullen. Ik had zoiets nooit kunnen dromen. Het was niet gemakkelijk om mijn moeder en zuster te verlaten, maar na Markus 10:29 te hebben beschouwd — dat er „niemand [is], die huis of broeders of zusters of moeder of vader of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om Mij en om het evangelie, of hij ontvangt honderdvoudig terug: nu, in dezen tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven” — was ik bereid de stap te doen.
Hoe waar bleken deze woorden te zijn! Na aankomst op Gilead leerde ik al gauw mijn nieuwe en talrijke familie, met wie ik gedurende de volgende vijf maanden zou studeren en werken, kennen. Het waren vreugdevolle maanden. De door allen aan de dag gelegde hechte kameraadschap, liefde en eenheid vormden een voorproefje van de nieuwe wereld.
TOEWIJZINGEN NA GILEAD
De dag van de diploma-uitreiking kwam dichterbij, en wij verlangden er allen naar te weten waar wij naartoe zouden worden gezonden. Wat was het een opwindend moment toen wij de toewijzingen ontvingen! Wij werden bijna allemaal naar landen in Midden-Amerika gezonden, waar wij het Spaans dat wij hadden geleerd, konden gebruiken. Mijn partner, Helen Nichols, en ik kregen Mexico als toewijzing. Voorlopig werden wij echter naar het stadje Weslaco in Texas, aan de Mexicaanse grens gezonden, om daar te werken totdat onze pas en ons visum voor Mexico klaar waren. Aangezien meer dan de helft van de bevolking van Weslaco Mexicaans was en Spaans sprak, leek het ons toen wij daar waren net toe alsof wij ons reeds in onze buitenlandse gebiedstoewijzing bevonden.
Wij begonnen onmiddellijk onder de Mexicanen te werken. Ik zal nooit vergeten hoe ik de eerste keer in het Spaans getuigenis probeerde te geven. Met behulp van de grammofoon en een opname van een toespraak in het Spaans, slaagde ik erin het boek Kinderen te verspreiden. Wat gaf dat een voldoening! Het volgende probleem was mijn woordenschat voldoende uit te breiden om nabezoeken te brengen en met de geïnteresseerden te studeren.
Wij werden hierbij geholpen door vergaderingen in een naburige stad bij te wonen, waar een Mexicaanse gemeente was. In het begin leek het dat de broeders en zusters verschrikkelijk snel spraken en al hun woorden in elkaar lieten overlopen. Ik kon slechts hier en daar een woord herkennen, maar het duurde niet lang of ik begon enkele van de vragen te beantwoorden en huis-bijbelstudiën te leiden. Door de hulp en het geduld van die nederige mensen maakten wij goede vorderingen.
Nadat er twee jaren waren verlopen, waren wij er nog steeds niet in geslaagd een visum voor Mexico te verkrijgen. Toch konden wij gedurende enkele maanden per jaar aan mensen uit Mexico getuigenis geven. Het waren personen die illegaal de rivier de Rio Grande overstaken om gedurende de fruitoogst een paar dollars te verdienen, daar de Rio Grande-vallei bekend is om haar citrusvruchten. Sommige van hen waren van plan om bij de terugkeer in hun woonplaats de Getuigen op te zoeken. Hoewel wij Mexico niet konden binnenkomen, hadden wij er dus toch een klein aandeel aan de boodschap het land binnen te krijgen.
Begin 1946 werd onze toewijzing veranderd in Cuba, en wij werden naar een huis gezonden waar enkele van onze vroegere klasgenoten woonden. Het was alsof wij, na bijna drie jaar van elkaar gescheiden te zijn, enkele leden van onze familie terugzagen. Wij waren met zijn zessen in dat huis en deden gezamenlijk het huishouden maar deelden ook onze ervaringen. Wij moesten aan vele nieuwe dingen wennen, zoals het koken op houtskool en het eten van nieuwe voedselsoorten, maar wij genoten van het voorrecht in een buitenlandse toewijzing dienst te mogen verrichten. Over het geheel genomen, zijn de Cubanen erg nederig, hetgeen het voor ons gemakkelijk maakte hun getuigenis te geven. Als gevolg van de prettige wijze waarop zij op de boodschap reageerden, werden er toen vele levendige gemeenten gevormd.
INTERNATIONALE VERGADERINGEN
Nadat wij enkele maanden in onze Cubaanse toewijzing hadden gewerkt, gingen wij terug naar de Verenigde Staten om het congres dat in 1946 te Cleveland, Ohio, werd gehouden, bij te wonen. Mijn partner en ik reisden van Miami af met de auto. Wij hadden vier Cubaanse pioniers meegenomen, met inbegrip van een tachtigjarige zuster. Daar wij krap in ons geld zaten, aten en sliepen wij alleen maar in gelegenheden langs de weg, maar er werden geen klachten gehoord. Wij hebben geweldig van dit congres genoten, vooral van het Spaanse programma, waar wij de ervaringen van andere zendelingen en van inwoners van andere Latijns-Amerikaanse landen hoorden. Met hernieuwde ijver keerden wij naar onze toewijzing terug, waar wij — naarmate wij de mensen beter leerden kennen — steeds meer van begonnen te houden.
In de zomer van 1948 kregen wij bericht dat enkele van de zendelingen uit Cuba zouden moeten vertrekken omdat zij naar andere landen gezonden zouden worden. Er waren toen namelijk voldoende sterke verkondigers van het eiland zelf die de verantwoordelijkheden van het werk daar over konden nemen. Er werd aan onze groep gevraagd of wij bereid waren te gaan. Wij waren genegen elke toewijzing te aanvaarden, daar wij ze als van Jehovah beschouwden. Wij werden enige tijd in onzekerheid gelaten en maakten gissingen over elk land op aarde waarheen wij maar gestuurd konden worden — behalve Argentinië — maar daar werden wij juist naartoe gezonden. Wij zessen zouden de tocht per boot maken, die vanuit New York zou vertrekken. In september 1948 namen wij derhalve afscheid van al onze goede vrienden in Cuba en begonnen aan onze lange tocht. Na een kort oponthoud in Noord-Carolina, om van mijn familie afscheid te nemen, en enkele dagen in New York, vertrokken wij op een kille najaarsdag in oktober. Toen wij in Buenos Aires aankwamen, was het voorjaar; niet dat wij maanden nodig hadden gehad om er te komen, maar de jaargetijden zijn er precies het tegenovergestelde van die in de Verenigde Staten.
Wij ontdekten dat Buenos Aires een schone, moderne stad van ongeveer vier miljoen inwoners was en een ondergrondse en andere moderne middelen van vervoer had. Het feit dat het een wereldstad was, maakte het van-deur-tot-deur-werk buitengewoon interessant, daar wij nooit wisten wat voor soort van mensen wij in het volgende huis zouden aantreffen.
Kort na onze aankomst in Buenos Aires bezochten wij onze eerste grote vergadering, waar wij vele van onze Argentijnse broeders en zusters leerden kennen. Wij bemerkten dat er een grote behoefte aan zendelingen bestond, daar de oogst zeer groot was en er in verhouding slechts weinig werkers waren. Toen wij kwamen, waren er ongeveer duizend actieve verkondigers in het hele land. Op het ogenblik, ongeveer twaalf jaar later, zijn er om en nabij de 7000.
Ons volgende congres werd ten tijde van het bezoek van broeder Knorr in het begin van 1949 gehouden. Het werd door de politie verstoord, die honderden van ons in de gevangenis wierp totdat de zaak was onderzocht. Vervolgens werden al onze openbare vergaderingen verboden en alle Koninkrijkszalen gesloten. Toch bleef de Almachtige God Jehovah onze krachtsinspanningen zegenen, zodat er jaar in jaar uit een voortdurende toename van verkondigers is geweest.
Al onze vergaderingen moesten in particuliere huizen worden gehouden, waar tien of vijftien van ons bijeenkwamen om samen te studeren. Het leek veel op een gezinsbijeenkomst, en wij voelden ons allen vrij om aan de besprekingen deel te nemen. Ik werd als studieleidster van een van deze groepjes aangesteld. Dit betekende dat er een grotere verantwoordelijkheid op mijn schouders werd gelegd, maar ik was Jehovah dankbaar dat ik gebruikt kon worden.
Na ongeveer vijf jaar in mijn Argentijnse toewijzing gediend te hebben, keerde ik voor het eerst naar de Verenigde Staten terug. Dat was in 1953, om het internationale congres van Jehovah’s getuigen bij te wonen. Het was een buitengewoon vreugdevolle gebeurtenis. Ik had ook het voorrecht de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering, die in 1958 werd gehouden, te bezoeken. Toen ik naar Argentinië terugging, had ik deze keer de toewijzing gekregen om met drie andere zendelingen in de stad Salta, vlak bij de Boliviaanse grens, te werken. Wij zijn erg gelukkig in deze toewijzing en hebben in de kleine gemeente — die er bij onze aankomst reeds was — een gestadige groei, zowel in grootte als in rijpheid, mogen meemaken.
Wanneer ik terugkijk, kan ik werkelijk zeggen dat de zeventien jaren die ik in de zendingsdienst heb doorgebracht, de kosten beslist waard zijn geweest. Ondanks de moeilijkheden waarmee wij soms te kampen hebben, bezitten wij toch steeds de vrede van God die alle verstand te boven gaat (Fil. 4:7). In overeenstemming met zijn belofte, ’opent de HERE de vensters van den hemel en giet hij zegen in overvloed over ons uit’. — Mal. 3:10.