Waarom vieren zij 25 december?
MISSCHIEN is het meest natuurlijke antwoord op die vraag: „Omdat Jezus op die dag geboren is.” Niemand zal echter in alle ernst kunnen beweren dat Jezus op 25 december het levenslicht zag. Het is in feite heel duidelijk dat dit niet in december gebeurde. Ofschoon de werkelijke datum van Jezus’ geboorte niet bekend is, wordt doordat de herders de nacht in het open veld doorbrachten, december uitgeschakeld. Velen zeggen: „Daar wij niet weten wanneer hij geboren is, doet de dag er niet toe, als wij zijn geboorte maar vieren.” Dat is, zoals wij zullen zien, echter ook niet waar.
De viering van het kerstfeest is niet zo oud als men algemeen denkt. Ze dateert niet uit de tijd van Jezus, zijn apostelen en discipelen. De schrijvers van de Heilige Schrift hebben de datum van Jezus’ geboorte nooit genoemd, ofschoon zij die vanzelfsprekend hadden kunnen weten. Wel vermelden zij de datum van Jezus’ dood. Die datum staat vast — de 14de dag van de joodse maand Nisan. Jezus gaf zijn discipelen het gebod die datum te vieren, maar noch Jezus, noch zijn apostelen of discipelen spraken ooit over de viering van zijn geboortedatum. A. Hollard zegt waarheidsgetrouw in Les Origines des Fêtes Chrétiennes: „De eerste christenen kwamen zelfs niet op het idee Jezus’ geboorte te herdenken: zij hadden veel meer belangstelling voor de verjaardag van zijn dood en voor die van zijn opstanding, ofte wel van zijn overwinning op de dood.”
Zowel katholieke als protestantse autoriteiten zijn het hiermee eens. O. Cullman, een protestantse doctor in de theologie, verbonden aan de universiteiten van Straatsburg en Bazel en aan de Ecole des Hautes Etudes te Parijs, schreef: „Onze kerstdag, die wij op 25 december vieren, was bij de christenen van de eerste drie eeuwen niet bekend. Tot het begin van de vierde eeuw ging deze dag, die later een centrale datum in de Christelijke Kerk zou vormen, onopgemerkt aan de christenen voorbij.”a De rooms-katholieke abt L. Duchesne verklaarde tegenover zijn studenten aan het Institut Catholique te Parijs dat „er geen geautoriseerde traditie betreffende de dag van Christus’ geboorte bestaat”. Daarna besprak hij de verschillende data die in de derde eeuw door diverse kerkelijke autoriteiten waren voorgesteld, en voegde eraan toe: „Degenen die dergelijke combinaties voorstelden, wisten klaarblijkelijk niets van het bestaan van een kerstviering af.”b
GISSINGEN OMTRENT ZIJN GEBOORTE
Het is interessant op te merken dat, terwijl er geen enkele duidelijke aanwijzing in de Heilige Schrift staat, men in die oude tijd algemeen aannam dat Jezus in de lente geboren was. Abt Duchesne zegt hierover: „Wat de maand en de dag betreft, Clemens van Alexandrië [uit de derde eeuw] spreekt over berekeningen die uitkomen op 18 april, 19 april of op 29 mei; dit waren echter persoonlijke berekeningen die niet ten doel hadden enige herdenking in te stellen. Het boek ’De Pascha Computus’, dat in 243 in Afrika of Italië werd uitgegeven, zegt dat Onze Heer op 28 maart werd geboren.”c
U zult beseffen hoe weinig men in werkelijkheid weet over de juiste datum van Christus’ geboorte, wanneer u de vreemde wijze ziet waarop dit laatstgenoemde boek de datum op 28 maart vaststelde. Het voerde aan dat toen God de wereld schiep, hij eerst het licht van de duisternis scheidde. God is volmaakt, dus moet deze scheiding in precies gelijke tijdsperioden zijn geweest. De dag en de nacht zijn even lang bij de lente-equinox, volgens de Romeinse tijdrekening op 25 maart. De zon werd de vierde dag geschapen, dus op 28 maart. Als volgende stap werd Maleachi 4:2 aangehaald, en werd gezegd dat, daar Christus hier de „zon der gerechtigheid” wordt genoemd, hij op de dag dat de zon geschapen werd, is geboren — op 28 maart.
De lente genoot speciaal de voorkeur bij al deze berekeningen, omdat de meeste kerkelijke autoriteiten van die tijd geloofden dat Jezus een heel aantal jaren op aarde had geleefd. Zij vergaten echter Daniëls duidelijke profetie waarin staat dat Jezus drie en een half jaar na zijn doop op dertigjarige leeftijd zou prediken.d Op zijn minst één schrijver, Clemens van Alexandrië, beschimpte degenen die door dergelijke gissingen de datum van Christus’ geboorte trachtten te bepalen. Hij was echter niet helemaal vrij van blaam, want elders schijnt hij de datum 17 november voor te staan.
WANNEER VERANDERD IN 25 DECEMBER
25 December was niet de eerste datum waarop Christus’ geboorte werd gevierd. Hoewel de hierboven genoemde gissingen niet ten doel hadden een herdenking of feest ter ere van Jezus’ geboorte in te stellen werd er nog een andere datum gekozen. Weer is het Clemens van Alexandrië die bericht dat de discipelen van Basilides op 6 of 10 januari Jezus’ doop herdachten. Zij dachten dat Christus’ „manifestatie” (Grieks: epipháneia) ten tijde van zijn doop plaatsvond, en zij noemden deze viering Epiphanie. De kerk beschouwde deze leerstelling als ketterij en bestreed haar door de viering van Christus’ geboorte toe te voegen aan de reeds bestaande viering van zijn doop op dezelfde dag. Daarom zegt Cullmann: „Wij zien dus dat de Kerk vanaf de eerste helft van de vierde eeuw op 6 januari Epiphanie vierde en dat ze in deze viering de doop en de geboorte van Christus verenigde. Er werd niets van de oorspronkelijke viering van de doop weggelaten; de viering van de geboorte werd er eenvoudig aan toegevoegd.”e
Ofschoon Epiphanie in vele Latijns-Amerikaanse landen nog steeds wordt gevierd met geschenken, wordt het niet langer gevierd als de dag van Jezus’ geboorte. Wanneer werd de datum in 25 december veranderd? Abt Duchesne zegt dat de oudste aanduiding hiervan een kalender is die „in 336 in Rome is opgesteld.”f Cullmann voegt eraan toe: „Van 25 december als de verjaardag van Christus’ geboorte, wordt in Rome vanaf 336 getuigd en deze dag moet als zodanig al eerder gevierd zijn onder Constantijn de Grote.”g
HEIDENSE ZONAANBIDDING
Waarom sinds de tijd van Constantijn? Cullmann vermeldt als een belangrijke reden hiervoor „dat in de heidense wereld 25 december als een bijzonder belangrijke feestdag ter ere van de Zon werd gevierd, en dat keizer Constantijn de Grote het uitdrukkelijke voornemen bezat de zonaanbidding met de christelijke aanbidding te verenigen.”h Terwijl de kerk zegt dat ze de data van dergelijke heidense feestdagen heeft gekozen „om met de heidense aanbidding te wedijveren”, wilde Constantijn, de politiek ingestelde Romeinse keizer, eenheid binnen zijn rijk en geen verdeeldheid. Daarom wilde hij gewoonten met christelijke benamingen, niet om te wedijveren met heidense gewoonten maar om ze te doen samensmelten.
Deze keizer, die zoveel invloed had dat hij persoonlijk de eerste van de 20 oecumenische concilies van de Katholieke Kerk kon bijeenroepen — een macht welke in deze 20ste eeuw alleen Joannes XXIII bezit! — was niet tegen de heidense feestdagen, maar er vóór. „Zijn hele leven”, zegt Cullmann, „bleef hij een voorstander van zonaanbidding.”i
U zult zich herinneren dat het de nog ongedoopte Constantijn was wiens zonaanbidding ervoor verantwoordelijk was dat de kerken der christenheid van het westen naar het oosten wijzen, zoals is besproken in Ontwaakt! van 8 april 1960. Het was ook Constantijn die in 321 de samensmelting van de wekelijkse rustdag der „christenen” en de dag die aan de zonaanbidding was gewijd — deze dag wordt in de Germaanse talen nog „zondag” genoemd — wettelijk bekrachtigde.
Cullmann zegt: „De analogie van zondag, die onder Constantijn een officiële rustdag werd, verklaart naar onze mening dat de viering van Christus’ geboorte reeds tijdens zijn [Constantijns] leven, en ongetwijfeld ook onder zijn invloed, op 25 december werd gesteld, de grote feestdag ter ere van de zon.”j
Dat deze viering in het Rome van Constantijn begon, en niet in één van de andere zetels van de vroege kerk, zoals Antiochië, Jeruzalem of Alexandrië, wordt aangetoond door een schrijver uit de 4de eeuw: „De viering van Kerstmis was eerst kenmerkend voor de Latijnse Kerk. De heilige Johannes Chrysostomus getuigt in een in 386 gehouden leerrede dat de viering slechts tien jaar voordien, of omstreeks 375, in Antiochië was ingevoerd. Toen hij deze rede hield, werd de viering nog niet gehouden in Jeruzalem, noch in Alexandrië. In deze laatste grote stad werd er omstreeks 430 mee begonnen.”k
In de dagen van paus Leo de Grote (440-461) waren er katholieken die op deze heidense datum nog de geboorte van de zon in plaats van Christus’ geboorte vierden, en zelfs nu nog leeft deze heidense viering van de Natalis Invicti, of „geboortedag van de onoverwonnen [zon]” voort in vele gewoonten, zoals het ontsteken van vuren, enz., die degenen die Kerstmis vieren nog aanhouden.
Iedereen die bekend is met de Heilige Schrift weet welke vervloekte plaats zonaanbidding in Jehovah’s ogen inneemt. Ofschoon zonaanbidding bijna universeel was, en zowel Romeinen, Afrikanen, Aziaten en zelfs de Amerikaanse Indianen deze beoefenden, was ze voor Gods volk beslist verboden. Elke keer dat er in de geïnspireerde Schrift melding van wordt gemaakt, wordt het veroordeeld als één van de manieren waarop Satan de aanbidding van mensen van de Schepper aftrekt en op een geschapen voorwerp richt. In Deuteronomium 4:19 bijvoorbeeld, wordt het dienen van „de zon, de maan en de sterren” op één lijn geplaatst met afgoderij. Zo afkeurenswaardig is dit in Gods ogen, dat er in Deuteronomium 17:3-5 over de persoon die „de zon of de maan of heel het heir des hemels” aanbidt, wordt gezegd dat hij zo’n „gruwel” heeft bedreven dat hij de doodstraf verdient! Verder behoorden tot de onreinheden die door de goede koning Josia in de 7de eeuw voor Christus vernietigd werden, ook de afgodische „priesters voor vreemde goden” en zij „die voor den Baäl, de zon en de maan . . . offers ontstaken”. En toch vormde een soortgelijke zonaanbidding in Rome de achtergrond voor de huidige kerstviering! — 2 Kon. 23:5, NW.
In de beschrijving van de ontheiliging van Jehovah’s tempel in Ezechiël, hoofdstuk 8, wordt gesproken over „gruwelen” behalve de gehate afbeeldingen op de muren van de tempel waaraan de oudsten van Israël wierook offerden. Er wordt gesproken over „gruwelen”, nog erger dan die bedreven werden door de vrouwen die in de tempel die aan de ware God was opgedragen de Babylonische god Tammuz beweenden. Welke „gruwelen”? Vijf en twintig mannen „bogen zich in de richting van het Oosten neer voor de zon”. En toch is deze zonaanbidding, die reeds door de heidense Romeinen in de derde en vierde eeuw van onze jaartelling werd overgenomen, de basis voor de huidige kerstviering!
WAT EEN CHRISTEN DIENT TE DOEN
Dat de datum van Jezus’ geboorte niet in de Schrift wordt genoemd, terwijl de datum van zijn dood heel duidelijk vermeld wordt, dient voor christenen een waarschuwing te zijn. Het is niet zo dat de bijbelschrijvers deze datum niet wisten, maar veeleer dat zij deze met opzet niet hebben vermeld, ja, bijna alsof deze opzettelijk verborgen is gehouden. Er staat niets in de Heilige Schrift — zelfs niet één woord — dat er op duidt dat wij Christus’ geboortedag dienen te vieren. Trouwens, als dat de bedoeling was geweest, zou in het Goddelijk Verslag op zijn minst de datum vermeld staan. Het ontbreken van die datum kan men ook niet als een abuis bezien. Deze bijbelschrijvers bezaten namelijk de door Christus beloofde heilige geest en die geest bracht hun alle noodzakelijke dingen in herinnering. Jezus had hun gezegd: „Maar de Trooster, de Heilige Geest, dien de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.” — Joh. 14:26.
Precies het tegenovergestelde van deze dag die in zo sterke mate heidens is, is de ene herdenking die christenen is geboden te vieren. Dat is niet de herdenking van Jezus’ geboorte maar van zijn dood. De datum staat vast — die van het Pascha, volgens de joodse kalender de 14de Nisan. Deze dag valt niet in de winter maar in de lente. Over deze door Jezus ingestelde viering zei hij: „Blijft dit ter mijner gedachtenis doen” (Luk. 22:19, NW). Dit is nooit over Jezus’ geboorte gezegd. De herdenking van zijn dood, in de lente, is de enige ceremonie waarover christenen in de bijbel het gebod hebben gekregen.
Ofschoon de in dit artikel aangehaalde autoriteiten het hiermee niet eens zijn, hadden de vroege christenen uit de eerste eeuwen die de heidense herdenking, waaraan op bedrieglijke wijze Jezus’ naam verbonden werd, verwierpen, het bij het rechte eind. Ook thans zullen ware christenen hier niet aan mee doen en niet de hergeboorte van de zon, welke naam er ook aan gegeven is, doch slechts Christus’ dood herdenken. Zij zullen dit doen, omdat zij het eens zijn met de apostel Petrus die zegt dat „er . . . tijd genoeg [is] voorbijgegaan met het volbrengen van den wil der heidenen”. — 1 Petr. 4:3.
[Voetnoten]
a Noël dans l’Eglise Ancienne, door O. Cullmann. Nr. 25 in Cahiers Théologiques de l’Actualité Protestante, blz. 9.
b Origines du Culte Chrétien, door abt L. Duchesne, tweede uitgave, blz. 247.
c Id.
d Zie voor een bespreking van Daniëls profetie over de „Zeventig weken” het boek „Dit betekent eeuwig leven”, Hoofdstuk VIII.
e Noël dans l’Eglise Ancienne, blz. 18.
f Origines du Culte Chrétien, blz. 248.
g Noël dans l’Eglise Ancienne, blz. 23.
h Id., blz. 24.
i Id., blz. 26.
j Noël dans l’Eglise Ancienne, blz. 27.
k Origines du Culte Chrétien, blz. 248.