Het verzoek om een goed geweten
Wat is het geweten? Hoe werkt het? Is het een zekere gids?
BIJNA iedereen kent wel voorwerpen of verschijnselen waardoor de veiligheid wordt bevorderd. Zo heeft men in sommige Amerikaanse auto’s bijvoorbeeld een zoemer die waarschuwt wanneer de maximum snelheid wordt overschreden; een gaslucht vormt een waarschuwing voor gevaar wanneer er gas in de keuken ontsnapt; koorts betekent een waarschuwing voor infectie in het menselijk lichaam; en dan is er het geweten.
Ook het geweten is iets waardoor de veiligheid wordt bevorderd. Het is het vermogen van ons verstand ons te vertellen of wij goed of kwaad doen. Óf het beschuldigt óf het verontschuldigt ons. Het oordeelt. Het bepaalt hoe goed de morele kwaliteit van onze gedachten en handelingen is. Het laat ons de verborgen beweegredenen zien. Naast het vellen van een oordeel, doet ons geweten nog iets: het verschaft ons genoegen of spijt over ons eigen goede of slechte gedrag. Het geweten is dus een morele veiligheidsmaatregel.
De uitdrukking geweten wordt niet in de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften of in de woorden van Jezus Christus aangetroffen. Het werd voor het eerst door de apostel Paulus in de christelijke geschriften gebruikt. Het woord komt ook in het boek Handelingen en in de eerste brief van Petrus voor. Paulus geeft de werking van het geweten in de volgende woorden weer: „Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkaar onderling aanklagen of ook verontschuldigen.” — Rom. 2:14, 15.
Andere gezichtspunten betreffende het geweten worden door de volgende wereldse autoriteiten tot uitdrukking gebracht. Dr. Mackenzie zegt in zijn Manual of Ethics: „Ik zou het liefst eenvoudig zeggen dat het geweten een gevoel van pijn is dat samengaat met en het gevolg is van een handelwijze in strijd met beginselen.” Shaftesbury ziet het geweten, volgens The Catholic Encyclopedie, als het zich bewust zijn van verkeerd doen, niet van goed doen. Carlyle beweert in zijn Essay on Characteristics dat men niet zou weten dat men een geweten bezat indien men nooit zou zondigen of iemand zou beledigen. Hij leert dat het doel ervan negatief is, namelijk een bescherming tegen een verkeerde handelwijze te verschaffen. Daarentegen verklaart Theophilus Parsons in zijn Deus Homo: God-Man: „Met het geweten wordt niet alleen de kennis dat er verschil tussen goed en kwaad bestaat, bedoeld, maar de voorkeur van goed boven kwaad, alsook iets van geluk wanneer men iets wat juist is, kiest, doet en is en iets van pijn wanneer men iets wat verkeerd is, kiest, doet of is.”
WAT HET GEWETEN NIET KAN DOEN
Wat het geweten niet kan doen en ook niet doet, is ons een maatstaf voor wat goed of kwaad is verschaffen. Het licht ons niet onfeilbaar in over wat goed is of wat we in ieder geval zouden behoren te doen. Het voorkomt niet dat we iets verkeerds doen. Daar het beoordelen van goed en kwaad in verschillende plaatsen varieert en aan veranderingen en meningsverschillen onderhevig is, kan dat geweten niet als een onfeilbare gids bij iedere gelegenheid worden beschouwd. Tenzij het dus volgens een veilige maatstaf van rechtvaardigheid wordt verlicht en geoefend, vormt dat geweten slechts iemands eigen beoordeling van zijn handelwijze. Een niet verlicht of een misleid geweten kan noodlottig zijn. Daarom is het niet altijd verstandig „je geweten je gids te laten zijn”. Gods Woord verklaart: „Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar den dood.” — Spr. 14:12.
Niemand dient te veronderstellen dat hij het goede doet louter en alleen omdat zijn geweten hem niet van verkeerde daden beschuldigt. Het is heel goed mogelijk dat hij door zijn geweten, indien dat niet geoefend is, wordt bedrogen. Misschien verontschuldigt het hem wel wanneer hij verdorven handelt. De apostel Paulus verklaarde: „Alles is rein voor de reinen, maar voor hen, die besmet en onbetrouwbaar zijn, is niets rein. Maar bij hen zijn zowel het denken als het geweten besmet” (Tit. 1:15). Er zijn bijvoorbeeld wereldse personen die er nooit aan zouden denken iets van een vriend of uit de winkel op de hoek te stelen, omdat zij menen dat dat verkeerd is en hun geweten hen zou kwellen indien zij zouden stelen. Voor deze zelfde personen telt het echter helemaal niet zwaar wanneer zij hun werkgever of de verzekeringsmaatschappij bestelen of bedrog plegen bij het invullen van de formulieren voor de inkomstenbelasting. Men kan niet op een dergelijk geweten dat niet geoefend is in rechtvaardige beginselen bouwen als op een betrouwbare gids, want dat is het niet.
Een ander voorbeeld vormt Adolf Eichmann, de man die ervan wordt beschuldigd zes miljoen joden gedood te hebben. Zijn geweten was niet verontrust door zijn laffe en gemene daden. Hij verontschuldigde zich voor deze misdaden door te zeggen dat hij slechts de bevelen van zijn superieuren opvolgde. Iedereen moet echter een geweten bezitten, zelfs soldaten.
Toen officieren en manschappen van de Israëlische grenspolitie bij het krachtig doorvoeren van een avondklok drieënveertig Arabische dorpelingen hadden neergeschoten, voerden de beschuldigden aan dat de bevelen om overtreders van de avondklok neer te schieten van hogerhand waren gekomen en dat zij niet in overeenstemming met hun eigen wensen hadden gehandeld. Rechter M. Landau, die de schuldigverklaring van acht officieren en manschappen ondersteunde, zei echter: „Ook een soldaat dient een geweten te bezitten.” Rechter Landau verklaarde dat dit overduidelijk onbarmhartige bevel het geweten van elk van hen, tot dat van de laagste soldaat toe, wakker had moeten roepen, zelfs onder de zeer bijzondere omstandigheden die in die tijd bestonden. Hun geweten had hen ervan moeten weerhouden onschuldige mensen te doden. Zij slaagden er niet in de schuld op anderen te schuiven.
Een mens zonder geweten is als een beest. Hij maakt zijn eigen wetten. Over het algemeen erkent hij openlijk dat het doel de middelen heiligt. Hij heeft geen spijt of verdriet van zijn daden. Een mens zonder geweten is daarom een gevaarlijk mens.
HOE HET GEWETEN FUNCTIONEERT
Hoe functioneert het geweten? Het is wel vergeleken met koorts. Wanneer de temperatuur omhoogvliegt, is dit een teken dat er fysiek iets met de persoon niet in orde is. Wanneer het geweten protesteert, vormt dit een goede aanwijzing dat er wel eens iets fout kan zijn met iemands morele gedrag. Het geweten kan ook vergeleken worden met de waarschuwende zoemer in een auto of de reactie van ons reukorgaan op de lucht van gas. De zoemer waarschuwt de chauffeur dat hij de maximum snelheid heeft overschreden, maar het weerhoudt hem er niet van de snelheid op te voeren. Dat is iets wat de bestuurder zelf in de hand heeft. Hij kan de snelheid blijven opvoeren, niet naar de zoemer luisteren of zelfs dat hinderlijke geluid uitschakelen. De eerste keer dat ons reukorgaan gas ruikt, waarschuwt het ons lichaam voor gevaar. Indien er echter niet onmiddellijk iets wordt gedaan, wordt het orgaan traag en laat het de waarschuwing niet meer horen. Voor een groot deel functioneert het geweten op dezelfde wijze. Iemand kan naar de waarschuwingssignalen van zijn geweten luisteren of ze negeren en ze zelfs uitschakelen. Indien hij weigert te luisteren, beschadigt hij zijn geweten. Het wordt traag en afgestompt.
Een afgestompt geweten heeft reeds zoveel waarschuwingen geuit waarop geen acht is geslagen dat het genoeg heeft van het goed doen. Het laat zijn waarschuwing niet langer horen en als het dat al doet, is het maar heel vaag of zwakjes. Het is het eenvoudig moe geworden dat er niet naar hem werd geluisterd. De waarschuwingssignalen negeren betekent het hart verharden voor wat goed is, zoals Farao deed. Het is het licht in de plaats van duisternis en duisternis in de plaats van licht stellen, zoals de oude Israëlieten deden — een handelwijze die thans veel te gemakkelijk gevolgd wordt.
OEFENEN NODIG VOOR BETROUWBAARHEID
Het geweten is geen automaat en niet onfeilbaar. Het moet geoefend worden. De waarde van ons geweten wordt grotendeels bepaald door het soort van inlichtingen dat wij in onze geest opnemen. Om een voorbeeld te noemen, een geweten dat wordt geoefend in een omgeving waar misdaad, polygamie en polyandrie de boventoon voeren, zal deze praktijken zonder wroeging accepteren. Wordt een geweten gevormd in een omgeving waar morele laksheid heerst en waar huwelijken op grond van wederzijdse toestemming, hoererij en overspel algemeen de gewoonte zijn, dan zal het deze verkeerde daden als normaal aanvaarden. Een ander geweten zou ontwikkeld kunnen worden in een atmosfeer van sluwe methoden van zakendoen, van liegen, bedriegen en zwendel; dit geweten zal dergelijke verkeerde praktijken vergoelijken op grond van het feit dat iedereen het doet en dat het de algemeen aanvaarde maatstaven zijn. Een misleid geweten zou dus in feite de persoon die overtredingen begaat kunnen verontschuldigen; toch vormt dit feit bij God geen verontschuldiging voor de dader. Paulus zei: „Ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de Here.” — 1 Kor. 4:4.
Een geweten is alleen dan betrouwbaar wanneer het is geoefend in Gods wil. Het is het volgens Gods beginselen gevormde geweten met zijn wroeging en bezwaren dat de christen veilig op de weg ten leven leidt, doordat het hem helpt rechtvaardige beginselen in zijn dagelijks leven toe te passen waardoor uitgebreide en geschreven gedragsregels overbodig worden.
Om het geweten in Gods rechtvaardigheid te oefenen, is nauwkeurige kennis van Gods Woord nodig. Want het Woord Gods is levend en in staat ’overleggingen en gedachten des harten te schiften’. Gods Woord is bij machte het geweten in rechtvaardigheid te tuchtigen. Een zwak geweten is te wijten aan een gebrek aan nauwkeurige kennis en door een studie van Gods Woord en geloof erin zal het geweten worden opgebouwd. Gehoorzaamheid aan Gods geboden zal christenen helpen het uitdrukkelijke bevel te volvoeren: „Behoudt een goed geweten.” — Hebr. 4:12; 1 Petr. 3:16, NW; 1 Kor. 8:7.
EEN GOED GEWETEN BEHOUDEN
Om een goed geweten te behouden, moet men voortdurend kennis van God tot zich nemen. Daarna moet men beslissingen nemen en zich in harmonie met de beginselen van Gods Woord gedragen. Men moet net als Paulus kunnen zeggen: „Hierin oefen ik mijzelf, altijd een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen.” — Hand. 24:16.
Het is heel gemakkelijk het geweten te bezoedelen. Indien wij onze waakzaamheid laten verslappen en in plaats van schriftuurlijke de wereldse morele maatstaven aannemen, zal ons geweten niet langer voor ons werken. Wij moeten op onze hoede zijn voor fouten en van onze flaters leren. Maken wij fouten, dan dienen wij Jehovah en onze broeders en zusters om vergeving te vragen. Geloof in het bloed van Jezus Christus maakt het ons mogelijk God een verzoek om een goed geweten te doen (1 Petr. 3:21; Hebr. 9:14; 10:22). Pieker dus niet over uw fouten en plaag uzelf niet met voortdurende zelfveroordeling, maar aanvaard de vergeving die God schenkt en richt door middel van gebed en studie barrières tegen verdere overtredingen op.
Een goed geweten verschaft ons geen zekerheid op verzoening maar vormt de spiegel van onze morele toestand. Daarom is oprechtheid er het voornaamste kenmerk van. Huichelarij klaagt het geweten aan. Wil het geweten zo praktisch blijven als het nu is, dan dienen wij het op de juiste wijze te gebruiken en ervoor te zorgen dat wij naar zijn waarschuwingen luisteren en zijn vermogen daartoe ontwikkelen. — Rom. 9:1; 2 Kor. 1:12.
De ijverige dienstknecht zal zijn eigen geweten voortdurend onderzoeken en verbeteren. Indien het goed wordt verzorgd, is het geweten bij machte Gods dienstknecht zo te leiden dat hij met een grotere bereidwilligheid reageert op de roep der plicht en grotere deugdzaamheid, terwijl de nalatige dienstknecht, en dit geldt nog sterker voor de verdorven persoon, dood kan gaan ten aanzien van het werk van zijn geweten.
Het is vreesinboezemend de voltrekking van Gods oordeel over alle kwaaddoeners te beschouwen (Mal. 3:5). Toch dienen onze beweegredenen voor het vermijden van het kwaad en het doen van goede daden geen angst en vrees te zijn. De aandrijvende kracht dient een gewetensvolle liefde voor rechtvaardigheid te zijn. Vandaar dat Paulus zegt: „Daarom is het nodig zich te onderwerpen, niet slechts om den toorn, maar ook om des gewetens wil.” Terwille van het geweten dienen wij ons dus aan God te willen onderwerpen en het goede te doen. — Rom. 13:5.
HET GEWETEN VAN ANDEREN
Christenen dienen niet alleen rekening te houden met hun eigen geweten, maar ook met het geweten van anderen. Wanneer wij ons eigen geweten negeren, zal dit wel ongevoelig moeten worden en zich afsluiten om de wonden te laten genezen en te beschermen. Wanneer wij het geweten van anderen negeren, beledigen wij hen en doen wij hen struikelen op de weg ten leven. Paulus was zich goed van dit feit bewust. Hij zei dat hij liever geen gebruik van zijn vrijheid zou maken indien hij door deze wel te gebruiken het zwakkere geweten van zijn broeder zou verontrusten. — 1 Kor. 8:7-13; 10:27-29.
Daarentegen zou Paulus zijn geweten geen geweld aandoen alleen om het verkeerd ontwikkelde geweten van aanhangers van valse religiën te behagen. Het was aan hen hun geweten te hervormen. Hoewel men rekening moet houden met een zwakker geweten, dient in geen geval het bezoedelde en onbetrouwbare geweten van wereldlingen een gids voor christenen te zijn.
Indien de gehele wereld een zuiver christelijk geweten bezat, zou men een zekere verplichting ten opzichte van anderen voelen, zoals de ene broeder voor de andere. Men zou tot liefde worden bewogen, niet alleen tot liefde voor zichzelf, maar ook voor de naasten en voor vijanden. Bezit men een christelijk geweten, dan heeft men niet het verlangen te doden, het verlangen wat anderen gespaard en door hard werken bereikt hebben, te vernietigen, het verlangen de eenheid van miljoenen huisgezinnen over de gehele wereld te bedreigen. Dan bestaat slechts de wens in vrede te leven en te laten leven, in overeenstemming met Gods beginselen. Daarom dienen alle mensen naar een goed geweten te streven. Vraag God om een dergelijk geweten en handel in overeenstemming met uw verzoek. — Matth. 5:43-48.