Is de westerse maatschappij christelijk?
DE PRESIDENT van Colby College te Maine in de Verenigde Staten, R. E. L. Strider, behandelde deze netelige vraag in een lezing die hij vorig jaar juni voor de graduerende klas van dit college hield. Zijn conclusie, dat „onze maatschappij niet christelijk is”, kan naar juiste waarde worden geschat indien men het onchristelijke gedrag van degenen die de westerse wereld uitmaken, aan een onderzoek onderwerpt. Een onwrikbaar geloof in God is iets zeldzaams, en maar weinig mensen treden in Jezus’ voetstappen.
De Deense predikant P. Dolmer erkende dat de grote meerderheid van de bevolking van zijn land tot de staatskerk behoort, maar dat dit niet betekent dat zij allemaal christenen zijn. Hij zei: „Omwille van de waarheid moet er nog aan worden toegevoegd, dat indien 97% tot de Staatskerk behoort, verreweg de meesten een leven leiden dat ver van geloof in God verwijderd is, dat zij volkomen en absoluut onverschillig tegenover Hem staan, nooit aan Hem denken en in strijd met de geopenbaarde wil van God leven, terwijl een groot aantal van hen ook in deze toestand van onverschilligheid en ongeloof sterft.”
In dit verband is eveneens een gesprek tussen de speciale krantenrubriekschrijver S. J. Harris en een hindoe van belang. In zijn rubriek in de Detroitse Free Press van 21 september 1961 geeft Harris een beschrijving van dit gesprek, dat als volgt verliep: „’Sinds ik in de christelijke wereld van het Westen reis’, zei hij aan het diner, ’hebben de woorden die ik in het Nieuwe Testament heb gelezen, mij voor grote problemen geplaatst. Hoe legt ú nu eigenlijk Jezus’ woorden uit?’
’Wat bedoelt u?’ vroeg ik, bang voor wat komen ging.
’Ik bedoel’, zo zei hij beleefd, ’hoe u Zijn duidelijke leer van passieve gehoorzaamheid, met uw kanonnen, vliegtuigen en oorlogen om de paar decennia, verenigt. Welke christelijke natie heeft een vijand ooit de andere wang toegekeerd? Wie onder u is bereid kwaad met goed te vergelden? Hoe kunnen mensen die gezamenlijk het goede nieuws van Zijn boodschap bezitten, elkaar voortdurend doden, terwijl men aan beide zijden tot Hem bidt?’
’Wel’, stamelde ik, ’ten slotte is dat een leerstelling van volmaaktheid die door Jezus werd gepredikt. Het is voor gewone sterfelijke mensen onmogelijk zich daar altijd aan te houden.’
’Dat begrijp ik’, knikte hij, ’maar het dient wel uw doel te zijn — en ik zie alleen maar dat u de tegenovergestelde richting bent ingeslagen. . . .’
’De grote massa van het volk van India is op moreel en geestelijk gebied echter beslist niet beter dan westerlingen.’
’Misschien niet’, zei hij. ’In ieder geval maken wíj er geen aanspraak op een speciale openbaring van de Zoon van God te hebben ontvangen. Wij beweren niet nadrukkelijk dat wij de Vredevorst volgen, waarna wij dan de Oorlogsvorst nalopen.’
’Niet iedereen is het er over eens dat Jezus een pacifist was’, bracht ik hier nog tegen in. ’Sommige mensen wijzen erop dat hij de geldwisselaars met geweld uit de tempel verdreef.’
’O ja, maar er bestaat een verschil tussen hetgeen Jezus deed — wat te vergelijken is met het uit liefde tuchtigen van een ongehoorzaam kind — en het moedwillig doden van miljoenen onschuldige mannen, vrouwen en kinderen, alles in de naam van God. U hebt het gebod ontvangen uw naasten lief te hebben — en op het ogenblik is in deze gekrompen wereld iedereen uw naaste.’
Ik had nog één punt om mij te verdedigen: mijn zondagse troef, vergeeft u mij de uitdrukking. ’Hebben wij niet het recht, ja, de plicht, om tegen onrechtvaardigheid, goddeloosheid en tirannie te strijden?’ vroeg ik.
’Ja’, zei hij, ’u moet hier inderdaad tegen strijden — maar dan in uw eigen geest en ziel, want daar begint het, en niet in een ander land. Indien u zichzelf hebt gereinigd, zal het voorbeeld van uw goedheid het doeltreffendste wapen ter wereld zijn — zo niet nu, dan toch in de toekomst.’”
Harris besloot met de bekentenis: „Misschien kunt u deze hindoe een antwoord geven. Eerlijk gezegd, ik kon het niet.” Ongeacht hoe men de verschillende argumenten van de hindoe beziet, het is wel duidelijk dat de westerse natiën zich niet kunnen verdedigen tegen de beschuldiging dat zij verzuimd hebben Christus’ voorbeeld te volgen. In de ware zin van het woord zijn zij niet christelijk!