Behoud een goed geweten
Wat is het geweten? Hoe dient het te functioneren?
„LAAT u door uw geweten leiden”, zeggen velen. Hiermee bedoelen zij dat uw geweten u ertoe zal brengen het goede te doen.
Wat voor soort van geweten is echter nodig? Door wie, of door wat voor soort van omstandigheden, omgeving of onderwijs moet het zijn geoefend? In overeenstemming met wiens opvatting van wat „goed” is zal het u leiden? Het „wijze” spreekwoord geeft geen antwoord op deze beslissende vragen. Het geweten van de dief stelt hem in staat te stelen. Het geweten van de leugenaar stelt hem in staat te liegen. Het geweten van de moordenaar stelt hem in staat een ander te vermoorden. Er bestaat blijkbaar een groot verschil in het soort van geweten dat men kan bezitten.
Het geweten is de innerlijke erkenning van goed en kwaad met betrekking tot onze beweegredenen en daden. Het is het vermogen van de geest dat ons ertoe aanzet het goede wel of niet te doen of het kwade wel of niet te vermijden. Iemand die rechtvaardigheid liefheeft, zal beslist het kwade willen vermijden, want kwaaddoen betekent het verlies van Gods gunst en zelfs van onze vooruitzichten op leven. — 2 Petr. 2:2, 3, NW.
Hoe kan een goed geweten echter worden ontwikkeld? Gods Woord geeft ons de raad: „Houdt uw geest gericht op de dingen die boven zijn” (Kol. 3:2, NW). Door onze geest op Gods wegen, op de wijsheid die van Hem afkomstig is, te concentreren, kunnen wij er een begin mee maken een goed geweten te ontwikkelen. Dit betekent dat wij een nauwkeurige kennis moeten verwerven van wat goed en verkeerd is. Wij moeten echter ook in overeenstemming met deze kennis leven. Zouden wij, na geleerd te hebben wat goed is, nalaten dit goede te doen, dan stompen wij het goede geweten dat wij aan het verwerven zijn, af. Wij zullen dan bemerken dat wij in een slechte denk- en handelwijze vervallen. Zoals de discipel Jakobus opmerkte, is het van het grootste belang om niet alleen hoorders, maar ook daders te zijn: „Wordt echter daders van het woord en niet alleen hoorders, uzelf met valse overlegging bedriegend.” — Jak. 1:21, 22, NW.
Evenals het scheepsroer een schip door onstuimige wateren voert, stuurt een geweten dat in het gehoorzamen van Gods Woord is geoefend, ons op juiste wijze door de onstuimige zeeën van de mensheid en de onderling tegenstrijdige maatstaven van goed en kwaad. Het is als een prikkel die ons ertoe aanspoort Gods juiste wegen te blijven bewandelen en die ons bezeert wanneer wij kwaad hebben gedaan.
U hebt dit ongetwijfeld meegemaakt als u zich zorgen maakte over iets waarvan u wist dat het verkeerd was. U werd door grote zielsangst gekweld. Misschien heeft het u wel slapeloze nachten bezorgd en hebt u er tranen om moeten laten. Ja, uw geweten was aan het werk en liet zijn invloed op u gelden doordat het u voor de begane fouten kastijdde en u op deze wijze hielp ze in de toekomst te vermijden.
Bij het ontwikkelen en behouden van een goed geweten is het van het grootste belang ons bewust te zijn van Gods grote barmhartigheid in het vergeven van vroeger bedreven zonden. Gods wonderbaarlijke belofte luidt: „Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken” (Jer. 31:34). Door bemiddeling van Jesaja heeft Jehovah bovendien de verzekering gegeven: „Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol” (Jes. 1:18). Laten wij deze liefdevolle, barmhartige God aan zijn woord houden en er vertrouwen in hebben dat hij vroeger gemaakte fouten zal vergeven wanneer wij oprecht om vergiffenis smeken en hem blijven dienen.
Verder is het ook belangrijk in te zien dat alhoewel Gods Woord ons de nauwkeurige kennis schenkt die nodig is om juist te denken en te handelen, het geen gedetailleerde lijst geeft van duidelijk omschreven situaties waarin wij ons zouden kunnen bevinden, met nauwkeurige aanwijzingen wat iedereen in de gegeven omstandigheden dient te doen. Het verschaft ons echter wel beginselen die in alle situaties van toepassing zijn. Iedere christen dient zijn geweten zo te oefenen dat hij deze beginselen juist kan toepassen zonder dat iemand anders hem moet vertellen wat er elke keer dient te gebeuren wanneer hij een beslissing moet nemen waarbij het doen van goed of kwaad is betrokken. — 1 Kor. 14:20, NW.
Sommigen redeneren dat wanneer iets niet specifiek door Gods Woord of zijn zichtbare organisatie wordt verboden, men zich er rustig aan kan overgeven. Louter en alleen het feit dat iets niet is verboden, wil echter nog niet zeggen dat het voor chrístenen is. Jezus zei over zijn volgelingen: „Zij [zijn] geen deel van de wereld . . ., evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 17:14, NW). De christen zal dus niet proberen hoe dicht hij wel bij de wereld en haar slechte praktijken kan vertoeven omdat sommige dingen nu eenmaal niet specifiek zijn verboden, maar hij oefent zijn geweten om te zien hoe ver hij van het kwade vandaan kan blijven, zodat hij er niet door besmet zal worden.
Iemand weet wellicht dat het verkeerd is hoererij te bedrijven, te stelen, dronken te worden of andere ernstige zonden te begaan. Hij denkt bij zich zelf dat hij deze dingen, die duidelijk in de bijbel worden verboden, nooit zou willen beoefenen. Neemt hij echter rustig aan activiteiten deel die tot deze zonden zouden kunnen leiden, en dat alleen maar omdat deze activiteiten niet in duidelijke bewoordingen worden verboden? Dit is niet de manier om een goed geweten te behouden, want hij staat hierdoor toe dat het zwaar wordt beproefd, misschien wel zwaarder dan hij kan verdragen.
Iemand die een goed geweten wenst te behouden, zal niet alleen vermijden wat duidelijk slecht is, maar ook wat tot het begaan van slechte dingen kan leiden. Hij zal er blijk van geven dat Gods wet zich in zijn hart bevindt en dat hij het goede doet omdat hij het goede liefheeft, niet omdat hij op ceremoniële wijze een lange lijst gehoorzaamt van wat wel en niet mag (Jer. 31:33; Matth. 6:33, NW). Hij zal dezelfde geestelijke instelling hebben als Jezus Christus, over wie werd gezegd: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat” (Hebr. 1:9, NW).
Wanneer u eraan werkt een goed geweten te behouden, dient u te bedenken welke uitwerking uw eigen gedrag op anderen heeft. Sla acht op Paulus’ waarschuwing: „Wanneer gijlieden aldus tegen uw broeders zondigt en hun geweten, dat zwak is, kwetst, zondigt gij tegen Christus. Indien daarom voedsel mijn broeder doet struikelen, zal ik nooit en te nimmer meer vlees eten, om mijn broeder niet te doen struikelen.” — 1 Kor. 8:12, 13; 10:24, 25, NW.
Ook het tegenovergestelde kan waar zijn. U zou ergens door verontrust kunnen worden wat een andere rijpe christen in het geheel niet van zijn gemoedsrust berooft. Dat wil nog niet zeggen dat u uw geweten geweld moet aandoen door te proberen hetzelfde te doen wat hij doet. Verkeert u in twijfel, doe het dan niet. Het zal u niet schaden iets na te laten wat u gewetenspijn bezorgt, maar het kan wel kwaad wanneer u de waarschuwing negeert, aangezien dit de weg kan effenen voor ernstiger overtredingen tegen uw geweten.
Neen, laat u niet door zo maar elk geweten leiden. Doe er uw best voor een goed geweten te ontwikkelen en te behouden, een geweten dat door Gods Woord is geoefend. Stoot uw goede geweten niet van u af, zoals sommigen hebben gedaan, want dat zou betekenen dat uw geloof schipbreuk lijdt, waardoor u Gods gunst verliest (1 Tim. 1:18-20, NW). Als u het goede liefhebt en in de rechtvaardige, door God beloofde nieuwe ordening van dingen wenst te leven, zorg er dan beslist voor dat u ’een goed geweten behoudt’. — 1 Petr. 3:16, NW.