Vragen van lezers
● Wordt door datgene wat op bladzijde 445 van De Wachttoren van 15 juli 1964 wordt gezegd, te kennen gegeven dat er binnen de christelijke gemeente niet gedanst dient te worden en dat het voor ongetrouwde personen volkomen verkeerd is?
Op bladzijde 445 van De Wachttoren van 15 juli 1964 werd niet gezegd dat er binnen de christelijke gemeente niet gedanst dient te worden of dat het voor ongetrouwde personen volkomen verkeerd is. Wanneer het echter minderjarige ongetrouwde personen betreft, kunnen hun ouders bepalen of zij als minderjarigen al dan niet mogen dansen. Deze jongeren dienen de aangelegenheid met hun ouders te bespreken en dan hun raad op te volgen. Door zo te handelen, tonen zij hoeveel respect zij voor Gods regeling hebben, daar gehoorzaamheid aan iemands ouders een christelijk vereiste is. — Ef. 6:1-3, NW.
Bij het dansen met personen van de andere kunne zullen wij het volgende in gedachte houden: Het is niet gepast dat een christen dicht tegen iemand van het andere geslacht met wie hij niet getrouwd is, danst. Wanneer ongetrouwde personen met iemand van de andere sekse dansen, zullen zij stellig niet zo dicht tegen elkaar aan gedrukt dansen dat zij er een zeker zinnelijk genot uit putten. Dit zou ten zeerste onjuist zijn. Het is eveneens goed de mogelijkheid te overwegen dat iemands partner door het nauwe contact gestimuleerd wordt, ook al vindt u dat het contact lang niet innig genoeg is om er een zinnelijk genot uit te putten.
Natuurlijk zou het verkeerd zijn wanneer iemand dusdanig met de huwelijkspartner van iemand anders zou dansen dat hij er seksueel door geprikkeld werd of deze reactie bij degene met wie hij danst, teweegbracht. Er is echter nog iets wat hierbij in beschouwing genomen dient te worden, namelijk de houding of wens van de echtgenoot. Indien u met iemands vrouw zou dansen, zou het kunnen gebeuren dat haar echtgenoot dit niet goedkeurt. Daarom moet u met zijn gevoelens en wensen in deze kwestie rekening houden en niet denken dat u het recht hebt een getrouwde zuster ten dans te vragen zonder haar echtgenoot hierin te kennen. Als hoofd van zijn vrouw heeft de echtgenoot het recht te bepalen of zij met iemand anders mag dansen, evenals hij het recht heeft dit voor zijn minderjarige kinderen te bepalen.
Alhoewel wij dus niet zonder onderscheid kunnen zeggen dat het onder alle omstandigheden verkeerd is dat ongetrouwde personen met elkaar dansen, is dit heel waarschijnlijk in de meeste gevallen wel zo. Het dicht tegen elkaar aan gedrukt of anderszins seksueel prikkelend dansen door ongetrouwde personen of met de huwelijkspartner van iemand anders, is voor een christen onbetamelijk. Een christen moet in gedachte houden dat hij in alles zodanig dient te handelen dat hij God eert. — 1 Kor. 10:31, NW.
Natuurlijk is het mogelijk in groepsverband te dansen, waarbij ongetrouwde jongens en meisjes niet paarsgewijs met hun armen om elkaar behoeven te dansen, en aan deze groepsdansen zou ook door getrouwde personen deelgenomen kunnen worden. Wanneer dergelijke groepsdansen goed worden geleid, kunnen ze zowel prettig als gezond zijn. Hierdoor zou men de moeilijkheid ontlopen dat men moet trachten vast te stellen wanneer men te dicht tegen iemand aan gedrukt danst en wanneer niet, vooral omdat niet iedereen deze aangelegenheid gelijk beziet.
Sommigen die zich hierover overdreven druk maken, doen er goed aan zich af te vragen of dit ook zo zou zijn als het de gewoonte was dat mannen alleen met mannen en vrouwen alleen met vrouwen dansten. Dan zou er geen erotiek bij betrokken zijn en zou wellicht het verlangen naar dansen niet zo sterk zijn, omdat er in het geheel geen gelegenheid zou zijn om in de naam van het dansen zijn armen om een lid van het andere geslacht te slaan.
● Zou u Psalm 78:24, 25 alstublieft willen uitleggen? Vormt deze tekst er een aanwijzing voor dat engelen een of andere vorm van voedsel nodig hebben om in leven te blijven? — D.H., V.S.
Volgens de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap zegt Psalm 78:24, 25 dat de Israëlieten in de wildernis „brood der engelen” aten. Wij lezen: „Hij deed manna tot spijze op hen regenen, en schonk hun hemelkoren; brood der engelen at ieder. Hij zond hun teerkost tot verzadiging.” Interessant is wel dat The Newberry Study Bible, een uitgave van Thomas Newberry en gebaseerd op de King James Version, in een kanttekening betreffende de uitdrukking „brood der engelen” zegt: „ish of Ieder at het brood van machtigen, Hebr. ’lehhem abbirim’.” Opmerkelijk is dan ook de wijze waarop deze verzen in de New World Translation of the Holy Scriptures worden weergegeven: „En hij bleef manna op hen regenen om te eten, en hij gaf hun het hemelkoren. Mannen aten zelfs het brood van machtigen; mondvoorraad zond hij hun ter verzadiging.” Ook de Statenvertaling heeft zich letterlijk aan het Hebreeuws gehouden door te spreken over „brood der Machtigen”.
Ja, hoewel de Israëlieten slechts mensen waren, aten zij „zelfs het brood van machtigen”. Deze uitdrukking heeft betrekking op het manna dat zij in de wildernis aten. Nu dan, was het manna werkelijk het voedsel van engelen, dat door God aan de mens werd gegeven? Het manna daalde als het ware van de hemel neer, omdat het door de werkzaamheid van Gods geest vanuit de hemel op de grond verscheen. Het was echter niet een soort van brood dat engelen zouden eten, noch hebben wij enig schriftuurlijk bewijs dat de engelen in de hemel ook maar iéts eten.
Wanneer nu Psalm 78:24, 25 laat zien dat de Israëlieten door manna te eten „zelfs het brood van machtigen” aten, wat wordt er dan bedoeld? Eenvoudig dat zij van voedsel leefden dat van een machtige geestelijke bron afkomstig was en dat ten gevolge van de werkzaamheid van Jehovah’s geest of werkzame kracht werd verschaft. Met andere woorden, zij aten voedsel waarin door Gods toedoen werd voorzien.