Wanneer het goed is samen te zijn
Dient er met de waarheid te worden geschipperd om de goedkeuring van mensen te behouden? Hoe kunt u uw omgang toetsen?
IEDER normaal mens houdt van gezelschap. Hoewel niet allen van het lawaai en de drukte van menigten houden, zijn zij blij, met innemende en opgewekte vrienden te mogen omgaan. Hoe goed is het in gezelschap van een groep te verkeren waarbij u zich op uw gemak voelt, een kring waarin u misschien ontspanning van de ernstiger activiteiten en problemen van het dagelijks leven kunt vinden!
Waarheen u ook gaat, vindt u de bewijzen van deze sterke drang om samen te zijn. Mensen zijn, evenals schapen, geneigd in groepen samen te komen. Denk eens aan alle verenigingen en gilden, de clubs en genootschappen waarin mensen door gemeenschappelijke belangen of op zoek naar warmte en vriendschap bijeengebracht worden!
Picknicks op het land of aan het strand, kampvuurgesprekken op frisse herfstavonden, zangfeestjes rond de piano, dit zijn allemaal bijzonder gedenkwaardige gelegenheden, voornamelijk wegens de vreugdevolle en vriendschappelijke saamhorigheid. Zelfs als men in groepjes naar sportevenementen gaat kijken of een muziekprogramma gaat beluisteren, is de geestverwantschap een positieve bron van genoegen. Bezoek een van deze feestelijkheden alleen, en u zult meteen ontdekken dat het niet dezelfde mate van genoegen geeft. Wij hebben elkaar nodig, en wegens een aangeboren verlangen zoeken wij elkaars gezelschap op.
ALS SAMENZIJN NIET GOED IS
Ondanks de vreugden van het met elkaar omgaan, is het echter goed in gedachten te houden dat niet elk samenzijn een gunstige uitwerking heeft. Er zijn gezelschappen die kunnen verlagen, en andere die kunnen verheffen. Er zijn er die het slechtste uit u halen, en ook die er het beste uit halen. Hoe enorm belangrijk is het dus, het vermogen te bezitten het ene van het andere te onderscheiden alsook de kracht te bezitten die nodig is om het slechte te verzaken en het goede aan te hangen!
Beschouw als voorbeeld eens de situatie in de vroegste menselijke geschiedenis, toen de stammen der aarde in de vlakten van Sinear bijeenkwamen. Er werd een grandioos plan geopperd, met een heel aannemelijk motief. Zij zouden een grote stad bouwen met een hoge toren om de mensen onder een centraal bestuur bijeen te houden. Maar het was Gods wil dat de mensen zich over de aarde zouden verspreiden. Jehovah’s misnoegen over hun verbintenis werd duidelijk toen hij hen, door hun taal te verwarren, dwong hun plan te laten varen. — Gen. 11:1-9.
Een andere omgang die God afkeurde, kwam jaren later aan het licht, toen de Israëlieten het land binnengingen dat aan hun voorvaders was beloofd. God waarschuwde hen ervoor iedere vorm van omgang met de bewoners van het land te mijden. Waarom? Omdat hij de Kanaänieten wegens hun vuile verdorvenheid reeds tot de vernietiging had veroordeeld, en iedere omgang met hen tot gevolg zou hebben dat Israël zich van de aanbidding van de ware God afwendde. — Ex. 34:12; Deut. 7:1-5.
Welke houding ten opzichte van omgang en samenzijn, zelfs als hierbij het voorwendsel van eenheid en vreedzame coëxistentie wordt aangevoerd, legden Jezus Christus en zijn apostelen aan de dag? De apostel Paulus zei: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft de gelovige met een ongelovige?” (2 Kor. 6:14, 15) De apostel wist heel goed dat Jezus het gezelschap van huichelaars altijd had geschuwd en liever omging met nederige mensen die vurig naar rechtvaardigheid verlangden.
HUIDIGE GEVAREN VAN SAMENZIJN
Evenals in het verleden wordt ook thans maar al te vaak om eenheid geroepen, ongeacht het motief of doel — vrede tegen iedere prijs. ’Kom en sluit u bij ons aan, wat u ook gelooft, als u uw overtuiging maar voor u zelf houdt’, luidt dikwijls de aanlokkelijke uitnodiging. Maar of het nu een religieus genootschap of alleen maar een kleine sociale groep betreft, u doet er goed aan eerst hun denkwijze en bedoelingen te onderzoeken.
Er blijkt zo dikwijls dat een groep door een paar mensen die het aan eerbied voor God en zijn geschreven Woord ontbreekt, wordt overheerst. In hun kring zal het openlijk uitspreken van uw op de bijbel gebaseerde geloofsovertuiging ongaarne gezien worden. Zij zullen u vertellen dat religieuze discussies mensen verdelen in plaats van verenigen. Toch kan men dezelfde groep verhit horen discussiëren over een of ander politiek geschilpunt. Kan het zijn dat hun werkelijke vrees is, dat een discussie van Gods Woord hun gewoonten en praktijken in het geding brengt?
Een positief gevaar bij zulke omgang is dat u zich misschien schuldig maakt door te zwijgen. Als de tijd voor openlijke gedachtenwisseling aanbreekt en enkelen van de leden liegen over God en zijn Woord en godslasterlijke taal spreken, dan moet men wel iemand met een sterk geloof zijn om vrijuit te spreken ter ondersteuning van de waarheid. Iemand die timide is, houdt zich gewoonlijk maar stil om een botsing van denkbeelden te vermijden en niet het risico te lopen, de achting van de andere leden te verliezen. Natuurlijk, er is „een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken”, doch als wij willen vermijden tot de leugenaars en godslasteraars gerekend te worden, kunnen wij niet altijd blijven zwijgen. — Pred. 3:7.
Omdat koning David van de stam Juda zelfzuchtige en goddeloze metgezellen meed, kon hij zijn God vol vertrouwen in gebed naderen, zeggende: „Bij de valsaards zit ik niet neder, met de huichelaars ga ik niet om; ik haat het gezelschap der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet neer” (Ps. 26:4, 5). Bij de „huichelaars” zijn stellig degenen inbegrepen die elk gesprek over de bijbel ontlopen, uit vrees dat als zij een duidelijk standpunt voor een of ander beginsel innemen, het hun „vrienden” zou kunnen kosten of dat dit hun de verantwoordelijkheid zou opleggen in overeenstemming met hun woorden te handelen.
Zelfs als u in gezelschap verkeert van personen die ordelievend zijn, doch weinig geloof in God en zijn Woord hebben, kan hun invloed schadelijk blijken te zijn. U bemerkt misschien dat u geleidelijk slechter wordt, totdat u op het punt komt dat u zich meer bekommert om de goedkeuring van mensen dan om die van God. U kunt ook niet verwachten de hervorming van een dergelijke groep te bewerkstelligen. Is het niet waarschijnlijker dat hun goddeloze zienswijzen op u zullen overgaan? De apostel Paulus bespeurde dit gevaar en liet de waarschuwing weerklinken: „Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten.” — 1 Kor. 15:33.
GELUK ZOEKEN IN JUISTE OMGANG
De goddelijke wijsheid deelt ons mee: „Een vriend heeft te allen tijde lief, maar een broeder wordt voor den nood geboren” (Spr. 17:17). Het is altijd heerlijk om met metgezellen van dit soort samen te zijn, want zij zullen eerbied hebben voor uw op de bijbel gebaseerde geloofsovertuiging en, zou u om uw geloof vervolgd worden, dan staan zij altijd klaar u te steunen en kracht te geven. Zij schamen zich niet in de dag van benauwdheid u tot broeder te hebben.
Er is slechts één plaats waar men zo’n hechte en onverbreekbare vriendschap verwerft, en dat is in de gemeente van Gods ware getuigen. Onder hen bestaat geen tegenzin om de waarheid te spreken en gesprekken over Gods Woord en zijn beginselen te voeren. Wanneer u tegenspoed overkomt doordat u zich houdt aan wat juist is, verenigen zij zich om u te steunen en aan te moedigen. Regelmatige omgang met hen op een of meer van hun wekelijkse vergaderingen in de Koninkrijkszaal verschaft u de gelegenheid sterke vriendschapsbanden op te bouwen met mensen die de Schepper liefhebben en eren.
Er rusten natuurlijk verantwoordelijkheden op mensen die uit liefde voor God en zijn rechtvaardigheid samenkomen. Zij kunnen niet als zorgeloze, goddeloze mensen zijn die voortdurend naar een nieuwe sensatie of manier moeten zoeken om de tijd door te brengen. Neen, in plaats daarvan leidt omgang die de moeite waard is, tot activiteiten die de moeite waard zijn. En in een christelijke gemeenschap waarin mensen werkelijk elkaars lasten dragen, gaat u spoedig beseffen dat het op verantwoorde wijze dienen van God niet iets drukkends is. Het is in feite een genoegen.
MET WIE ZULT U OMGAAN?
Iedereen moet natuurlijk zijn eigen beslissing nemen in verband met het gezelschap dat hij zoekt. Doch de verstandige mens zal Gods liefdevolle raad, wanneer Hij waarschuwt tegen goddeloze en eigenzinnige personen, ter harte nemen: „Weerhoud uw voet van hun pad.” Vervolgens vermaant hij ons: „Wie met wijzen omgaat, wordt wijs; maar wie met dwazen verkeert, wordt slecht” (Spr. 1:15; 13:20). Ook door bemiddeling van Mozes bracht God zijn gedachten hierover tot uitdrukking toen hij besliste: „Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen, noch in een rechtsgeding getuigenis afleggen met de meerderheid mee, om het recht te buigen” (Ex. 23:2). Jehovah verafschuwt degenen die zonder te protesteren met een meerderheid wier gedachten en daden van zijn beginselen afwijken, meegaan.
Wanneer Paulus juist over deze dagen waarin wij leven, over deze kritieke tijden waarin zelfzuchtige, wetteloze elementen de gehele menselijke gemeenschap nadelig zouden beïnvloeden, profeteert, neemt hij in zijn lijst van boosdoeners en overtreders hen op die „lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar” zijn, hen die „zonder liefde voor het goede” zijn en degenen die „onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God” zijn en dan vermaant hij ernstig: „Keer u af van dezen” (2 Tim. 3:1-5). In deze „laatste dagen” van dit goddeloze samenstel van dingen is het voor iedere christen dringend noodzakelijk die raad ter harte te nemen en zijn gezellige omgang te beperken tot hen die God liefhebben en die liefhebben wat juist is. Zij die deze gedragslijn volgen, zullen nimmer in hun vriendschappen teleurgesteld worden. Zij zullen van harte kunnen zeggen: „Het is goed om samen te zijn.”