Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w70 15/4 blz. 254-255
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Vergelijkbare artikelen
  • Zou u kennis willen maken met een cobra?
    Ontwaakt! 1996
  • Wanneer de gehele natuur in harmonie zal zijn
    Ontwaakt! 1983
  • Cobra
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Is vlees eten verkeerd?
    Ontwaakt! 1997
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
w70 15/4 blz. 254-255

Vragen van lezers

● Sommige dieren hebben kenmerken die hen speciaal geschikt schijnen te maken om te doden, zoals leeuwen en vergiftige slangen. Hoe is dit mogelijk als ze eens allemaal planteneters zijn geweest? — L. K., Nederland.

Het is heel begrijpelijk dat deze vraag rijst, want zoals het er nu voorstaat, doden vele dieren elkaar om voedsel te verkrijgen. U gelieve echter op te merken dat dit de situatie is zoals het er nu voorstaat. Is er iemand op aarde die op grond van persoonlijke waarnemingen kan zeggen hoe deze dieren zesduizend jaar geleden handelden?

Overal op aarde doden mensen dieren en eten zij hun vlees. Maar bewijst het vermogen van de mens om vlees te kauwen en te eten, dat alle mensen vlees eten of dat mensen altijd vlees hebben gegeten? Neen, want in Gods Woord, de oudste en betrouwbaarste geschiedenis van de mensheid, wordt aangetoond dat Jehovah de mens oorspronkelijk „alle zaaddragende plantengroei” en „elke boom waar zaaddragende boomvrucht aan zit” als voedsel heeft gegeven. Pas ruim zestienhonderd jaar later stond God de mens toe op ander voedsel over te gaan door het hem te vergunnen voor het verkrijgen van voedsel op dieren te jagen. — Gen. 1:29; 9:2, 3.

Degenen die geloven dat de mens en de dieren gedurende een periode van miljoenen jaren zijn geëvolueerd, zullen dit vermoedelijk niet accepteren, maar dit is wat Gods Woord zegt, en Jezus Christus zei: „Uw woord is waarheid” (Joh. 17:17). Indien uit het tegenwoordige voedsel en de tegenwoordige levenswijze van mensen niet duidelijk blijkt hoe het oorspronkelijk is geweest, is het dan niet mogelijk dat dit ook voor de dieren geldt?

Wij moeten in gedachten houden dat geleerden beperkt zijn in hun kennis. Zelfs al is iemand een autoriteit op een bepaald terrein van kennis omtrent het dierenleven wil dit nog niet zeggen dat hij alles weet over een dier zoals het nu leeft, om nog maar niet te spreken over de wijze waarop het duizenden jaren geleden leefde. Nederige en oprechte mensen geven dit toe. Het wordt zelfs al bewezen door het feit dat geleerden er verschillende zienswijzen op na houden.

Zo deed bijvoorbeeld de vraag zich voor of cobra’s geluiden kunnen horen. Op 27 november 1968 schreef een bioloog die is verbonden aan de afdeling Reptielen van een van de grote dierentuinen in de Verenigde Staten: „Geen enkele slang is in staat geluiden te horen; dit omvat tevens de cobra.” Dit klinkt nogal definitief. Op dezelfde dag verklaarde het hoofd van de afdeling herpetologie van het Amerikaanse museum van natuurlijke historie: „Men heeft algemeen aangenomen . . . dat slangen doof zijn met betrekking tot door de lucht voortgeplante geluiden. Recente aanwijzingen duiden er evenwel op dat sommige slangen geluiden die laag van toon zijn kunnen horen. Hoe dit met het cobraprobleem verband houdt, is onzeker. Het getuigenis in zijn geheel genomen is nog steeds ten gunste van de theorie dat cobra’s veeleer door beweging dan door geluid worden beïnvloedt, maar de kwestie is hiermee beslist nog niet afgedaan.”

De bijbel gaf lang geleden te kennen dat de cobra de „stem der bezweerders” hoort, maar dat ze kon weigeren te luisteren, net zoals een mens dit kan weigeren (Ps. 58:4, 5). Zou het verstandig zijn dat wat de bijbel zegt te verwerpen omdat sommige geleerden nu eenmaal denken dat de feiten anders liggen? Bovenstaande aanhalingen tonen dat het antwoord Neen luidt. Evenzo dient de omstandigheid dat bepaalde huidige bewijzen geen ondersteuning schijnen te vormen van wat de bijbel over het dierenleven in het verleden zegt, iemand er niet toe te brengen Gods geïnspireerde Woord te verwerpen.

Is men bovendien gerechtigd de conclusie te trekken dat de manier waarop een dier zijn lichaam thans gebruikt, de enige mogelijke manier is? Een tijger gebruikt zijn hoektanden en klauwen bijvoorbeeld om andere dieren te grijpen, te doden en te verscheuren. Zouden deze zelfde hoektanden en klauwen echter niet gebruikt kunnen worden om dicht plantengroei uiteen te trekken en doppen en bolsters te openen?

’Maar hoe staat het dan met vergiftige slangen?’ zou iemand kunnen vragen. Dierlijke vergiften hebben ogenschijnlijk alleen maar ten doel te doden of te beschermen, maar is dit zo? In „Animal Poisoners” schreef H. Munro Fox: „Er zijn ons enkele gevallen bekend waarin vergiften een rol spelen bij het functioneren van het lichaam van het dier dat het gif produceert. In vele gevallen is dit misschien de werkelijke raison d’être [reden van bestaan] van de vergiften, geheel en al afgezien van enige beschermende waarde. Het giftige speeksel van slangen heeft bijvoorbeeld een taak bij de vertering van het voedsel van de slang.” Nog een voorbeeld is een bepaalde groene zeeworm die gedeeltelijk bedekt is met een slijmerige giftige substantie. Is dit gif er om te voorkomen dat hij wordt opgegeten? Men zou denken van wel. Als de jongen van deze worm zich echter op dit slijm nestelen, verandert het gif hen in microscopische mannetjes, in plaats van in de grote vrouwtjes waarin ze zich zouden hebben ontwikkeld als ze zich op de zeebodem hadden genesteld.

Het is waar dat er honderden of zelfs duizenden probleemgevallen te berde gebracht zouden kunnen worden, gevallen waardoor ogenschijnlijk te kennen wordt gegeven dat dieren elkaar altijd hebben gedood en dat dit noodzakelijk is voor het „evenwicht in de natuur”. Dient ons gebrek aan volledige kennis van Gods schepping ons er echter toe te brengen ons geloof in hem en zijn Woord te verliezen? Dienen wij toe te laten dat vragen over roofdieren ons beroven?

De bijbel verklaart dat God in het paradijs van Eden aan „al het wild gedierte der aarde en aan elk vliegend schepsel van de hemel . . . alle plantengroei tot voedsel” heeft gegeven (Gen. 1:30). Later hebben alle basissoorten van landdieren een heel jaar in Noachs ark geleefd zonder elkaar te verslinden. En Gods Woord zegt, hierbij klaarblijkelijk de toestanden in gedachten houdend die in Eden bestonden en die in de toekomst hersteld zullen worden: „De koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; . . . Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg.” — Jes. 11:7-9.

De verheven Schepper, die de hemelen heeft geschapen en alles wat daarin is, die het volmaakte evenwicht en de volmaakte orde van de sterren heeft ingesteld en die weet hoe er in Eden harmonie en vrede bestonden, kan stellig zorgen voor herstel van de paradijstoestanden. Het gaat Zijn vermogen stellig niet te boven een „evenwicht in de natuur” tot stand te brengen waarin dieren elkaar niet doden, zou het wel? Laten wij dus vol vertrouwen naar die tijd uitzien.

● Waarom wilde Rachel in ruil voor enkele alruinen een gelegenheid om zwanger te worden voorbij laten gaan, zoals vermeld staat in Genesis 30:14, 15? — R. A., V.S.

De in de bijbel genoemde alruin is een laaggroeiende plant waarvan de wortel overeenkomst vertoont met een knol. In Israël rijpt ze in de late lente en ze heeft een gele bes, zoiets als een kleine appel. In de oudheid werd de vrucht in de geneeskunde gebruikt als een narcotisch en krampstillend middel. Ook werd ze, en in sommige delen van het Oosten nog steeds, als een middel beschouwd dat de geslachtsdrift opwekt en in staat is de menselijke vruchtbaarheid te verhogen of zwangerschap te bevorderen. — Hoogl. 7:13.

Wij vernemen uit de hoofdstukken 29 en 30 van Genesis dat de patriarch Jakob bij zijn vrouw Lea en bij twee wettige dienstmeisjes acht zoons had verwekt; deze zoons werden later stamhoofden van Israël. Toch was Jakobs geliefde vrouw Rachel na vele huwelijksjaren nog steeds niet zwanger geworden. Toen Ruben op zekere dag voor zijn moeder Lea enkele alruinen meebracht, kwam Rachel overeen een gelegenheid waarop Jakob zijn huwelijksplicht jegens haar zou vervullen, voor de planten in te ruilen (Gen. 30:14, 15). Mogelijk was zij van mening dat de alruinen haar zouden helpen zwanger te worden en de smaad wegens haar onvruchtbaarheid zouden wegnemen. Niettemin duurde het enkele jaren alvorens Jehovah „haar schoot opende” en zij zwanger werd van haar eerste zoon Jozef. — Gen. 30:22-24.

Hoewel de bijbel dus Rachels motief niet bespreekt, kan het zijn dat zij deze ruil wilde doen in de hoop aldus te worden geholpen zwanger te worden.

    Nederlandse publicaties (1950-2021)
    Afmelden
    Aanmelden
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2021 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • JW.ORG
    • Aanmelden
    Delen