Ware vrienden door christelijke slavernij
ALS IEMAND het idee zou opperen dat u een slaaf zou moeten worden, hoe zou u dan reageren? Wat zou u ervan zeggen als iemand toegaf dat hij een slaaf was en als hij zei dat hij dit bijzonder prettig vond. Zou het u verbazen als u zou vernemen dat een bepaalde vorm van slavernij in Gods Woord de bijbel wordt aanbevolen en dat deze een ware, hechte vriendschap tot gevolg heeft?
U zou kunnen overwegen dat de gedachte aan een blijvende vriendschap goed is. Maar wellicht trekt u de conclusie dat de gedachte een slaaf te moeten zijn, een bittere pil is om te slikken. Het is waar dat slavernij over het algemeen aan onderdrukking doet denken. De slavernij die in Gods Woord wordt aanbevolen, is echter heel iets anders. Hoewel er inderdaad dienstbaarheid en werk bij is betrokken, geschiedt dit onder een liefdevolle meester en worden er definitieve voordelen door afgeworpen.
Kijk eens naar de houding van Gods Zoon Jezus Christus, zoals deze profetisch in de bijbelse psalm wordt beschreven: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen” (Ps. 40:8; Hebr. 10:5-7). Jezus schepte er behagen in Gods wil te doen. „Hij heeft zichzelf ontledigd”, zegt de bijbel, „en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden.” — Fil. 2:7.
Wat een voorbeeld van nederigheid! Hoewel hij in de hemel heerlijkheid en eer genoot, heeft hij toch bereidwillig „de gedaante van een slaaf” aangenomen, omdat dit de wil van zijn Vader was. „Juist daarom”, zegt de bijbel, „heeft God hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is” (Fil. 2:9). Wat een zegeningen voor getrouwheid aan God!
CHRISTELIJKE SLAVEN
Allen die nauwkeurig in de voetstappen van Jezus Christus willen treden, moeten slaven worden. De bijbel herinnert christenen eraan dat zij „met een prijs [het loskoopoffer van Jezus] gekocht” zijn (1 Kor. 7:23). De eerste discipelen maakten vreugdevol kenbaar dat zij slaven waren. Jakobus begon zijn brief met te zeggen: „Jakobus, een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus” (Jak. 1:1). Paulus begon zijn brieven op overeenkomstige wijze: „Paulus, een slaaf van God en een apostel van Jezus Christus” (Tit. 1:1; Rom. 1:1; Fil. 1:1). Deze mannen waren er blij om slaven van de hemelse Vader en van Jezus Christus te zijn.
Het gaat er in deze tijd niet om of u al dan niet een slaaf wilt zijn. Neen, want u bent reeds een slaaf, ongeacht wat u doet, zoals de bijbel uitlegt: „Weet gij niet dat wanneer gij u als slaven aan iemand blijft aanbieden om hem te gehoorzamen, gij slaven van hem zijt omdat gij hem gehoorzaamt, hetzij van de zonde met de dood in het vooruitzicht of van de gehoorzaamheid met rechtvaardigheid in het vooruitzicht?” (Rom. 6:16) Het gaat in werkelijkheid dus om de vraag: Welke meester verkiest u te dienen?
Beschouw eens welke voordelen het heeft een slaaf van God te zijn, in tegenstelling tot wat er gebeurt als men een slaaf is van wat hij tegenstaat. In een in de bijbel opgetekende brief aan christenen staat: „Nu hebt gij echter, omdat gij vrijgemaakt werdt van de zonde, maar slaven van God zijt geworden, heiligheid tot vrucht, en als eindresultaat eeuwig leven. Want het loon dat de zonde betaalt, is de dood, maar de gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer” (Rom. 6:22, 23). Ja, door een getrouwe „slaaf van God” te worden, hebt u de verzekerde belofte van eeuwig leven.
U kunt niet aan dit feit ontkomen: Geen enkel mens is werkelijk totaal vrij. Mensen die denken dat zij vrij zijn om in overeenstemming met hun geweten te leven, verkeren in werkelijkheid in slavernij aan hun eigen vleselijke begeerten. Zij zijn slaven van de zonde, hoewel zij dit niet zullen toegeven.
Bij een zekere gelegenheid zei een man beschuldigend tot een christelijke bedienaar toen deze van huis tot huis bezoeken aflegde: „De bijbel die u daar gebruikt, is uw kruk. U hebt helemaal geen eigen gedachten; ze komen uit dat boek!” De bedienaar vestigde de aandacht van de man op de verzameling boeken die enkele wanden van zijn huis besloegen. De bedienaar wees er tactvol op dat de ideeën van deze man de denkwijze weerspiegelden van de filosofen die hij voortdurend aanhaalde.
Het is een feit. Wij hebben allemaal gedachten die uit een bron van buitenaf komen. Deze modelleren onze denk- en handelwijze. Hoe gelukkig kunnen christelijke slaven zijn dat zij worden aangezet door de gedachten en daden van God en Christus!
WARE VRIENDEN VERKREGEN
Jezus Christus toonde aan welk een grootse vriendschap christelijke dienstbaarheid tot gevolg heeft. Hij zei tot zijn discipelen: „Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied” (Joh. 15:14). Schenk nauwkeurig aandacht aan de voorwaarde waarop deze vriendschap is gebaseerd. Ze is afhankelijk van gehoorzaamheid aan datgene wat Christus en zijn Vader zeggen. Wij moeten dit feit nooit uit het oog verliezen. Dit punt kan goed worden geïllustreerd.
Het is net als een vader die met zijn zoon aan het strand is. Zij spelen en hebben samen veel plezier. De vader holt en klimt met zijn zoon de duinen op en zij kunnen het heel goed met elkaar vinden. De zoon kijkt naar zijn vader op en vraagt: „Pappa, ben ik jouw vriend?” De vader antwoordt: „Ja, mijn jongen, natuurlijk ben je mijn vriend.”
Later roept de vader zijn zoon en zegt dat het tijd is om naar huis te gaan. De zoon aarzelt en zegt: „Maar ik wil nog niet naar huis. Ik wil hier blijven en spelen.” De vader waarschuwt: „Kom jongen, je zou er beter aan doen mij te gehoorzamen als je weet wat goed voor je is.”
„Maar, pappa, ik dacht dat u zei dat wij vrienden waren.”
„Ja”, geeft de vader toe. „Wij zijn vrienden zolang jij doet wat ik zeg.”
Zo is het ook met onze vriendschap met God en Christus gesteld. De wonderbare verhouding waarin wij tot hen staan, hangt af van onze gehoorzaamheid aan hun geboden. Deze vriendschap zullen wij nooit willen verliezen. Houd echter in gedachten dat deze ware vrienden slechts door christelijke slavernij worden verkregen.